Zou de Messias lijden en sterven?
ZOALS wij reeds hebben gezien, verwachtten de eerste-eeuwse joden een leider die de Romeinse overheersing zou afwerpen, een joods koninkrijk over Israël zou oprichten en een tijdperk van door God geschonken vrede en zegeningen zou introduceren. Aangezien Jezus van Nazareth dit nooit heeft bewerkstelligd, wilde de joodse natie hem niet als de Messias aanvaarden.
Vele joden echter die door Jezus’ leringen waren aangetrokken, bleven ook na zijn dood geloven dat hij de Messias was. Waarom waren zij hiertoe in staat? Als de Hebreeuwse Geschriften te kennen gaven dat de Messias door middel van een koninkrijk over Israël een tijd van grote zegeningen zou brengen, hoe konden deze joden dan blijven geloven in iemand die er niet in was geslaagd dit te bewerkstelligen maar die in plaats daarvan lijden had ondergaan en ter dood was gebracht?
Zoals uit hun geschriften blijkt, kwamen Jezus’ joodse discipelen al gauw na zijn dood tot de conclusie dat men enkele belangrijke profetieën uit de Hebreeuwse Geschriften over het hoofd had gezien, passages die erop wezen dat de Messias een voorbereidend werk zou verrichten voordat hij als koning over Israël zou regeren. Welk werk is dit? En waar spreken de Hebreeuwse Geschriften erover dat de Messias dit voorbereidende werk zou doen?
Daniëls Messiaanse profetie
Hoewel de Hebreeuwse Geschriften vaak het Hebreeuwse woord voor Messias of gezalfde gebruiken als er wordt gedoeld op de koningen en priesters van het oude Israël, worden er in de Hebreeuwse tekst altijd nader omschrijvende bijvoeglijke bepalingen aangetroffen als naar deze mindere gezalfden verwezen wordt. Er is echter één tekst waar het Hebreeuwse woord voor Messias zonder een verdere omschrijving verschijnt en in deze tekst blijkt het woord dus naar de Messias te verwijzen. Merk op wat deze verzen zeggen:
„Zeventig (jaar-) weken zijn vastgesteld over u als volk en over uw heilige stad, om de afvalligheid te beteugelen en een einde te maken aan zonde, en om de dwaling te verzoenen, en eeuwige redding [„eeuwige rechtvaardigheid”] te brengen . . . Weet dan en versta: Van het uitgaan van het decreet om Jeruzalem te herbouwen tot de Gezalfde [„de Messias”, Patai], de Vorst, zijn er zeven (jaar-) weken; ook tweeënzestig (jaar-) weken, opdat markt en gracht herbouwd zullen worden, en dat in de druk der tijden. En na de tweeënzestig (jaar-) weken zal een Gezalfde [„de Messias”, Patai] worden uitgeroeid [„afgesneden worden”, JP].” — Dan. 9:24-26, vertaling van Zunz.
Ook hier spreekt de bijbel van het invoeren van eeuwige rechtvaardigheid, maar het interessante is dat dat niet wordt toegeschreven aan het bestuur van de Messias. In plaats daarvan wordt het hier in verband gebracht met een in de dood afgesneden worden van de Messias!
Bovendien wordt ons hier verteld dat deze gebeurtenissen samenhangen met ’een einde van zonde’. Dit is beslist opmerkelijk omdat de Schrift ons vertelt dat wij allen een ingeboren neiging bezitten om het verkeerde te doen, te zondigen. Zo lezen wij in Genesis 8:21 Gods uitspraak: „De inbeelding van ’s mensen hart is boos van zijn jeugd af.” Ook wordt ons verteld: „Geen mens is zo rechtvaardig op aarde, dat hij altijd goed zou doen en nooit zou zondigen” (Pred. 7:20, Leeser). Maar ondanks deze geneigdheid die wij allemaal bezitten en die wij niet volledig kunnen overwinnen, brengt het verschijnen en de dood van de Messias in werkelijkheid een ’einde van zonde’! Geen wonder dat hiervan wordt gewaagd in samenhang met het invoeren van „eeuwige rechtvaardigheid”!
Bovendien zegt Daniël 9 dat de verschijning van de Messias en zijn dood ’de dwaling zouden verzoenen’. In de Hebreeuwse Geschriften verwijst „verzoening” naar het bedekken van zonden door het offeren van dierlijke slachtoffers (Ex. 29:36). Maar merkwaardig genoeg verbindt Daniël 9 de verzoening niet met de dood van een dier maar met de dood van de Messias!
Een „schuldoffer” voor anderen
Het is opmerkenswaardig dat terwijl Daniël 9 zinspeelt op een plaatsvervangende verzoening, er een andere passage in de Hebreeuwse Geschriften is die duidelijk een verzoening beschrijft die tot stand komt door een plaatsvervangend lijden en sterven. Deze profetie spreekt specifiek van iemands lijden en sterven, waardoor verzoening voor de zonden van anderen verschaft wordt. De tekst spreekt zelfs van zijn ziel die een schuldoffer wordt voor de zonden van anderen! Merk op wat Jesaja 52:13–53:12 (Le) ons over deze dienstknecht van God vertelt:
„Hij was veracht en werd gemeden door de mensen; een man van smarten en bekend met ziekte; en als een die zijn gezicht voor ons verborg, werd hij veracht en wij achtten hem niet. Maar slechts onze ziekten droeg hij, en onze pijnen . . . Nochtans werd hij gewond voor onze overtredingen, hij werd verbrijzeld voor onze ongerechtigheden: de tuchtiging voor onze vrede was op hem; en door zijn wonden werd ons genezing verleend. . . . De Heer liet de schuld van ons allen op hem terechtkomen. . . . Wie kon zeggen dat hij uit het land van leven werd afgesneden, dat vanwege de overtredingen van mijn volk de plaag op hem gelegd werd? . . . Wanneer nu zijn ziel het schuldoffer heeft gebracht [„zichzelf offert als vergoeding”, JP] dan zal hij zijn zaad zien, vele dagen leven, en zal het welbehagen des HEREN in zijn hand gelukken. Bevrijd van de moeite van zijn ziel zal hij het goede zien en voldaan zijn: door zijn kennis zal mijn rechtvaardige knecht de velen tot rechtvaardigheid brengen terwijl hij hun onrechtvaardigheden zal dragen. Daarom zal ik hem een deel geven met de velen en met de sterken zal hij de buit verdelen; omdat hij zijn ziel heeft uitgestort in de dood . . . terwijl hij de zonde van velen droeg en voor de overtreders kwaad over zich liet komen.”
Merk op dat Jesaja sprak van het invoeren van rechtvaardigheid door middel van iemand die ’voor onze ongerechtigheden wordt verbrijzeld’ als een „schuldoffer”, en die daarom „de schuld van ons allen” draagt. Aangezien Daniël 9:24-26 erop duidt dat de Messias zo’n verzoening zou verschaffen, moet ook Jesaja 52:13–53:12 naar het werk van de Messias verwijzen.
Een paradox verklaard
Maar als de Messias moet lijden en sterven om de zonden van anderen te verzoenen, hoe kan hij dan als koning van Israël regeren, zoals Jesaja ook had geprofeteerd? Jesaja zelf zinspeelde op deze schijnbare tegenstrijdigheid toen hij van de Messias zei: „Wanneer nu zijn ziel het schuldoffer heeft gebracht, dan zal hij . . . vele dagen leven”, en „met de sterken zal hij de buit verdelen; omdat hij zijn ziel heeft uitgestort in de dood.” Hoe moet zo iets paradoxaals zich nu in werkelijkheid toedragen? Hoe is het mogelijk dat iemand ’vele dagen leeft’ nadat hij ’zijn ziel heeft uitgestort in de dood’?
Een andere dienstknecht van God vroeg eens: „Als een man sterft, kan hij dan opnieuw leven?” (Job 14:14) De Hebreeuwse Geschriften antwoorden met een duidelijk en stellig Ja! Niet alleen bestaan er verslagen dat Gods profeten dode personen tot leven terugbrachten, maar wij lezen ook over de tijd dat „velen van degenen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken”. — Dan. 12:2; vergelijk 1 Kon. 17:17-24; 2 Kon. 4:32-37; 13:20, 21.
Om Gods Woord in vervulling te doen gaan moet de Messias dus tot leven teruggebracht worden, een opstanding krijgen. Alleen dan zal hij in staat zijn te regeren en verdere zegeningen voor de mensheid te brengen. Terecht konden dus de woorden van David op hem van toepassing gebracht worden: „Gij zult mijn ziel in het graf niet verlaten.” — Ps. 16:10, Le.
Op deze manier gingen de eerste-eeuwse joodse discipelen van Jezus ten slotte zulke profetieën uit de Schrift begrijpen. Jezus’ lijden en dood werden daarom niet langer bezien als een beletsel dat verhinderde dat hij de Messias kon zijn. In feite werden deze gebeurtenissen nu beschouwd als ondersteunende bewijzen dat Jezus de Messias was!
Waarom zo moeilijk te aanvaarden?
De meerderheid echter van de joodse natie vond het destijds moeilijk dit idee van een lijdende en stervende Messias te aanvaarden. Ongetwijfeld was dit te wijten aan andere destijds gangbare ideeën. Vele joden geloofden bijvoorbeeld dat zij hun ingeboren neiging tot het kwade konden overwinnen door hun inspanningen om de Mozaïsche wet, de thora, te houden. Zulke personen hoopten in eigen kracht „een einde te maken aan zonde”, en vonden het daarom niet nodig dat er een Messias moest sterven om daarmee verzoening te doen voor hun zonden.
Een andere populaire leer in die dagen was dat de joden door God rechtvaardig verklaard zouden worden omdat zij nu eenmaal afstammelingen van Abraham waren. En alweer, als rechtvaardigheid de joden automatisch toegeschreven zal worden, bestaat er geen noodzaak voor een Messias om ’de velen tot rechtvaardigheid te brengen’. Ja, zoals Klausner zei, „het hele idee van een Messias die ter dood gebracht moest worden, was iets wat in Jezus’ tijd onmogelijk te bevatten was . . . voor de joden”.
Gedurende zo’n honderd jaar na Jezus’ dood weigerde het joodse volk te geloven in een Messias die ter dood gebracht zou worden. Toen gebeurde er iets waardoor dat veranderde. Wat was dit?