De prediking van het goede nieuws op de eerste plaats stellen
WAT is dit goede nieuws dat ’eerst in alle natiën gepredikt moet worden’? Is het het goede nieuws dat „God . . . de wereld zozeer [heeft] liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben”? Er bestaat geen twijfel over dat dit goed nieuws is, en christenen hebben dit nieuws jarenlang bekendgemaakt in gehoorzaamheid aan het gebod dat Jezus bij zijn afscheid gaf, namelijk: „Gaat . . . maakt discipelen van mensen uit alle natiën, . . . en leert hun.” — Mark. 13:10; Joh. 3:16; Matth. 28:19, 20.
Uit de context van Markus 13:10 blijkt echter dat Jezus een speciaal soort van goed nieuws in gedachten had. Hoe dat zo? Hij gaf daar te kennen dat de prediking van dit goede nieuws deel uitmaakte van het grote teken dat op zijn tegenwoordigheid en op de nabijheid van het einde van dit samenstel van dingen wijst. Dit goede nieuws is in het bijzonder sinds 1919 gepredikt. Het licht de mensen erover in dat Gods koninkrijk in de hemelen is opgericht, dat Satan uit de hemel is geworpen, dat Gods oorlog van Armageddon nabij is, dat de zegeningen van Gods koninkrijk de aarde spoedig tot een paradijs zullen maken en dat dan zelfs de doden uit de herinneringsgraven zullen opstaan.
Door te voorzeggen dat dit goede nieuws van het opgerichte koninkrijk eerst gepredikt moest worden, wees Jezus op de dringendheid van dit werk. En Jehovah’s getuigen moeten het goede nieuws dus met ijver prediken, want de overgebleven tijd is kort. Satan werkt hard, want hij weet dat hem nog maar een korte tijdsperiode rest (Openb. 12:12). Hoeveel te meer dienen Jezus’ ware volgelingen dan extra hard te werken, aangezien ook zij weten dat de overgebleven tijd voor de prediking van dit goede nieuws van het Koninkrijk steeds korter wordt! Het is niet redelijk te verwachten dat de huidige gunstige omstandigheden voor de prediking van het goede nieuws altijd zo zullen blijven. Zei Jezus bovendien niet dat dit geslacht niet zou voorbijgaan totdat alle dingen vervuld zijn? Een geslacht leeft volgens Psalm 90:10 zeventig tot tachtig jaar. Het geslacht dat getuige is geweest van het einde van de tijden der heidenen in 1914 heeft niet vele jaren meer te leven. — Luk. 21:24, 32-36.
Jezus gaf de raad: „Blijft dan eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken” (Matth. 6:33). Dit houdt onder andere in, de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk op de eerste plaats in ons leven te stellen. Doen wij dat? Of doen wij datgene waarvan Jezus zei dat wij het niet moesten doen, namelijk ons zorgen maken over wat wij zullen eten, drinken en aantrekken en in wat voor soort van huis wij zullen gaan wonen? Er zijn heel wat prachtige materiële dingen, maar hoe meer wij ervan verwerven en hoe mooier ze zijn, des te meer van onze tijd erdoor in beslag genomen zal worden, niet alleen om ze te onderhouden en er zorg voor te dragen, maar ook om ervan te genieten. De ijdelheid van het nastreven van materialistische doeleinden werd onderstreept in een interview op de Amerikaanse televisie, enkele jaren geleden, waarin een voormalige bokskampioen vertelde dat hij een miljoen dollar met boksen had verdiend doch alles had verloren, maar dat hij nu gelukkiger was dan ooit, omdat hij nu Gods waarheid bezat. Wij kunnen er niet aan ontkomen: wanneer wij de prediking van het goede nieuws op de eerste plaats stellen, leidt dit beslist tot geluk, want dan geven wij immers? En „het is gelukkiger te geven dan te ontvangen”. — Hand. 20:35.
Zou u de prediking van het goede nieuws op de eerste plaats kunnen stellen door ergens heen te gaan waar meer predikers van het goede nieuws nodig zijn? Denk hier eens ernstig over na. Velen doen dit in antwoord op de roep om dergelijke hulp. Ongetwijfeld moet er echter, ongeacht waar u woont, nog veel werk gedaan worden. Een vreemdelinge die toevallig op een van de Deense congressen van Jehovah’s getuigen terechtkwam en daar bleef om naar de openbare lezing te luisteren, stond verbaasd. Zij had nog nooit iets dergelijks gehoord en toch woonde zij in een gebied dat grondig door de Getuigen in hun van-huis-tot-huisbediening bewerkt werd. Door er met zorg op toe te zien dat het Koninkrijksgetuigenis aan iedereen in uw gebied gegeven wordt en daarbij het van-huis-tot-huisrapport te gebruiken om er zeker van te zijn dat niemand wordt overgeslagen, vindt u misschien zelf zo iemand.
Ja, ongetwijfeld moeten er nog met schapen te vergelijken personen gevonden worden, zelfs in gebieden waar steeds opnieuw gepredikt wordt. Blijf de prediking van het goede nieuws op de eerste plaats in uw leven stellen zolang u de tijd en de vrijheid hebt om dit te doen!