Een verstandig gebruik van de vrijheid zelf een keuze te doen
„IK BEGRIJP gewoon niet hoe zij een jurk van die kleur kan dragen. Ik zou er niet in gezien willen worden!” „Klassieke muziek? Ik kan het niet aanhoren!” „Eet u vlees? Wel, niets ter wereld is schadelijker voor u dan dat!”
U zou ongetwijfeld nog heel wat aan deze lijst van wat mensen sympathiek of antipathiek vinden, kunnen toevoegen. Het is in de regel een kwestie van smaak en over smaak valt niet te twisten, luidt een bekend gezegde.
Dit verschil in smaak vormt een weerspiegeling van de door iedereen gekoesterde vrijheid zelf een keuze te mogen doen. Het is juist dat de mens deze vrijheid bezit, want God heeft het zo ingesteld. Hij heeft de mens met een vrije wil geschapen en hem een aanzienlijke vrijheid geschonken om in allerlei levenskwesties zelf een beslissing te nemen.
Dit betekent echter niet dat deze vrijheid van de mens onbeperkt is. In aangelegenheden die de aanbidding, leerstellingen en het gedrag betreffen, geeft Gods Woord de bijbel gedetailleerde inlichtingen over de te volgen handelwijze. Vaak wordt er heel specifiek verklaard wat goed en wat verkeerd is. God laat de mens hierin niet zelf een beslissing nemen. Niettemin kan de mens naar vrije verkiezing besluiten deze instructies op te volgen of te negeren; hij zal echter ook zelf de consequenties moeten dragen.
De bijbel heeft evenwel niet alles wat iemand doet, in wetten vastgelegd. De mens is op een groot terrein vrij volgens zijn eigen keuze, initiatief en smaak te werk te gaan. De verschillen in smaak die hiervan het gevolg zijn, maken het leven interessanter. Wat zou het monotoon zijn wanneer iedereen in alles wat de bijbel aan onze vrije keuze overlaat, dezelfde smaak zou hebben! Alhoewel wij ons dus altijd door bijbelse beginselen moeten laten leiden, wordt de keuze van ons voedsel, onze kleding, onze ontspanning, ons meubilair en vele andere dingen voornamelijk aan onszelf overgelaten. Wij dienen er echter wel altijd zorgvuldig op toe te zien dat wij geen inbreuk maken op de vrijheid van anderen.
Misschien luistert u bijvoorbeeld erg graag naar muziek, en dit staat u vrij. Uw buurman houdt er wellicht veeleer van in alle stilte te lezen. Uw keuze dient geen inbreuk te maken op de zijne. Als u zo luid muziek maakt dat uw buurman er last van heeft, maakt u inbreuk op zijn vrijheid voor zichzelf een keuze te doen. Hij luistert niet vrijwillig naar uw muziek, maar hij wordt er gewoon toe gedwongen. U hebt uw vrijheid misbruikt. Het bijbelse beginsel dat in gedachten gehouden moet worden, luidt: „Alle dingen dan die gij wilt dat de mensen voor u doen, moet ook gij insgelijks voor hen doen” (Matth. 7:12, NW). U zou niet graag willen dat iemand anders u zijn keuze zou opleggen. Dring dan ook niet uw keuze aan anderen op.
Ook het christelijke geweten dient hierbij in aanmerking genomen te worden. De christen waardeert het dat hij de vrijheid bezit zelf te beslissen naar wat voor soort van muziek hij wil luisteren, maar hij beseft ook dat sommige liederen van een verdacht gehalte zijn en een demoraliserende uitwerking hebben. Daarom vermijdt hij het daarnaar te luisteren. Hij vult zijn geest met wat rechtvaardig en zuiver is. — Fil. 4:8, NW.
Op het gebied van kleding bezit een christen ook grote vrijheid zijn eigen keuze te laten gelden. Aangezien datgene wat in het ene deel van de wereld als aanvaardbare en keurige kleding wordt beschouwd in een ander deel van de wereld door moreel rechtschapen mensen als aanstootgevend en onbetamelijk wordt veroordeeld, dienen christenen zich bij het doen van een keuze door hun gezonde verstand te laten leiden. De bijbel geeft aan vrouwen de raad „zich in welverzorgde kleding [te] sieren, met bescheidenheid en gezond verstand” (1 Tim. 2:9, NW). Een christelijke vrouw zal er derhalve nauwlettend op toezien dat zij nooit de indruk wekt onzedig te zijn. Zij zal het vermijden door de modegrillen van deze moreel decadente wereld meegesleept te worden. Aan de andere kant zal zij zo verstandig zijn zich niet als rechter over anderen op te werpen.
De bijbel laat het ook aan een christen over zelf te beslissen wat hij voor voedsel zal eten (1 Kor. 10:25, NW). Als iemand het verkiest geen vlees te eten, dient hij niet gekritiseerd te worden: „Laat degene die eet, niet neerzien op degene die niet eet, en laat degene die niet eet, geen oordeel vellen over degene die eet, want God heeft hem aanvaard. Wie zijt gij, dat gij de huisknecht van een ander oordeelt?” — Rom. 14:3, 4, NW.
Zelfs ten aanzien van het voedsel dat hij eet, zal een rijpe christen zijn vrijheid om zelf te kiezen, echter met overleg gebruiken. Als hij weet dat hij anderen door het gebruik van bepaalde voedselsoorten of dranken aanstoot geeft, zal hij niet op zijn rechten staan, maar rekening houden met anderen. — 1 Kor. 10:23, 24, 32, 33; 8:7-13, NW.
Aangezien Gods Woord christenen toestaat in zo veel aangelegenheden zelf een beslissing te nemen, betaamt het ons allen ernstig acht te slaan op Jezus’ raad: „Houdt op met oordelen, opdat gij niet wordt geoordeeld” (Matth. 7:1, NW). Anderen hebben ongetwijfeld hun persoonlijke smaak en manier van doen die geheel verschilt van die van ons, en het is niet christelijk inbreuk op hun vrijheid te maken door hen te kritiseren of door van de één naar de ander te gaan ten einde hun te vragen wat zij van de handelwijze van Die-en-Die denken, waardoor wij hem of haar in een slecht daglicht plaatsen. Hoeveel beter is het niet zelf een goed voorbeeld te stellen en wanneer het erop aankomt anderen te beoordelen, hen te prijzen voor hun vooruitgang in christelijke rijpheid!
Dit betekent niet dat het ouders niet is toegestaan in de gezinsregeling toezicht uit te oefenen op de vrijheid die hun kinderen in dit opzicht bezitten en dat zij deze vrijheid niet in juiste banen zouden mogen leiden door hun kinderen streng te onderrichten. Zij zijn dit zelfs verplicht. Christelijke opzieners zijn ook verplicht een liefdevolle zorg aan den dag te leggen voor het geestelijke welzijn van allen in de gemeente. Af en toe valt het hun misschien op dat zich omstandigheden voordoen die gemakkelijk tot een ernstig probleem zouden kunnen leiden, en dan kunnen zij gezonde raad geven ten einde ertoe bij te dragen dat dit wordt vermeden. In plaats dat zij inbreuk willen maken op uw vrijheid zelf een keuze te doen, is het hun oprechte verlangen u te helpen inzien hoe u, door bijbelse beginselen toe te passen, een verstandig gebruik kunt maken van deze door God geschonken vrijheid.
Ja, het is voor de mens wenselijk en noodzakelijk dat hij in zijn keuze wordt vrijgelaten, maar er dient een verstandig gebruik van deze vrijheid te worden gemaakt. Wij moeten beseffen dat wij niet op alle terreinen totaal vrij kunnen zijn en dan nog Gods goedkeuring kunnen genieten of in vrede met onze medemens kunnen leven. Een rijpe christen laat zich altijd leiden door het bijbelse beginsel dat luidt: „Weest als vrije mensen, en gebruikt toch uw vrijheid niet als een voorwendsel voor zedelijke verdorvenheid maar als slaven van God.” — 1 Petr. 2:16, NW.