Is het mogelijk God te kennen?
HET is een algemeen aanvaard feit dat als er een God is die het universum heeft geschapen, hij onzichtbaar voor en verre superieur aan de mens moet zijn. Zou dit inhouden dat mensen hem in het geheel niet kunnen begrijpen? Is God zo verheven dat hij weinig of geen belangstelling heeft voor de mens die Hij op aarde heeft geplaatst? Kunnen wij onmogelijk te weten komen waarom wij mensen hier zijn en waarom de dingen gebeuren zoals ze gebeuren? Of kunnen wij te weten komen wat God met ons voorheeft?
Inderdaad. Allereerst hebben wij in de schepping om ons heen het bewijs van Gods bestaan. Een van de bijbelschrijvers vestigde de aandacht op dit feit met de woorden: „Want [Gods] onzichtbare hoedanigheden worden van de schepping der wereld af duidelijk gezien, omdat ze worden waargenomen door middel van de dingen die gemaakt zijn” (Rom. 1:20). Als wij de schepping van het universum en deze aarde met leven erop beschouwen, zien wij een geweldige macht, alsook een weergaloze wijsheid ten toon gespreid. Wij kunnen ook een grote liefde van de zijde van de Schepper onderscheiden door de wijze waarop alles samenwerkt om het leven te onderhouden en aangenaam voor ons te maken. Als wij deze hoedanigheden in de Schepper waarnemen, dient dit ons ertoe aan te sporen meer over hem te weten te komen.
Nog iets wat duidelijk maakt dat God belangstelling voor ons heeft en wil dat wij leven op een wijze die heilzaam voor ons is, is het feit dat Hij ieder mens een geweten heeft gegeven dat voortdurend zijn beslissingen en daden controleert ten einde hem te helpen een moreel juiste handelwijze te volgen. Bovendien heeft elkeen het natuurlijke verlangen zichzelf te leren kennen en te weten te komen waarom hij op aarde leeft en wat hem te wachten staat. Mensen hebben ook een ingeboren drang iemand te aanbidden. Is het trouwens logisch dat een intelligente God zijn met intellect begiftigde schepping niet omtrent zichzelf zou inlichten? Volstrekt niet.
Merk op wat de apostel Paulus in dit verband zei toen hij tot een schare sprak die in het gerechtshof van de Areópagus in Athene bijeen was. Hij sprak over Gods bedoeling dat mensen „God zouden zoeken, of zij wellicht naar hem tasten en hem werkelijk vinden zouden, ofschoon hij eigenlijk niet ver is van een ieder van ons”. — Hand. 17:27.
God is dus niet moeilijk te vinden. Hij heeft de bijbel in duidelijke, gemakkelijk te begrijpen taal laten optekenen. Zijn Zoon zei: „Blijft vragen, en het zal u gegeven worden; blijft zoeken, en gij zult vinden; blijft kloppen, en u zal opengedaan worden” (Matth. 7:7). Deze belofte geeft de verzekering dat, als iemand bepaalde gedeelten van de bijbel moeilijk te begrijpen vindt, hij hulp kan ontvangen. Hij moet echter eerst God en zijn voornemen werkelijk willen leren kennen en moet God dan om hulp vragen en zijn oprechte verlangen tonen door de bijbel te onderzoeken. Hij kan er zeker van zijn dat God hem wil en zal helpen de bijbel te begrijpen en de levengevende handelwijze te volgen. De bijbel zegt: „Goed en oprecht is Jehovah. Daarom onderricht hij zondaars in de weg. Wie nu is de man die Jehovah vreest? Hij zal hem onderrichten in de weg die hij zal kiezen. De vertrouwelijke omgang met Jehovah behoort hun toe die hem vrezen.” — Ps. 25:8, 12, 14.
Wat God zelf betreft, zijn bezorgdheid is zo groot dat hij mensen heeft gezonden om anderen te helpen omtrent hem onderwezen te worden, hoewel hij hen door vele moeilijkheden heen wel heeft moeten schragen. De voornaamste onder hen was Gods eigen Zoon Jezus Christus, die anderen bijzonder krachtig omtrent Gods voornemen heeft verteld en onderwezen. Jezus onderging bovendien de grootste tegenstand en vervolging van de zijde van zijn eigen landgenoten, hoewel verscheidenen van hen zijn discipelen werden. Deze discipelen ondervonden op hun beurt alle mogelijke moeilijkheden, ontberingen, koude, honger en zelfs schipbreuk ten behoeve van het goede nieuws. Zij waren echter getrouw in het bekendmaken van Gods voornemen een rechtvaardig bestuur over de aarde te verschaffen, met gezondheid en leven voor de mensheid. — 2 Kor. 11:24-27.
Dienen wij te verwachten dat mensen door wereldleiders of door middel van de grote nieuwsbronnen van de wereld geholpen zullen worden omtrent God onderwezen te worden? Neen. En de feiten bevestigen deze conclusie. In plaats dat de wereldleiders Gods beloften erkennen en bekendheid geven aan zijn Koninkrijksvoornemen om onrechtvaardigheid en lijden een halt toe te roepen, ondersteunen zij politieke, commerciële en wetenschappelijke middelen om de kwalen van de wereld te genezen. Degenen die zij voor de ogen van het publiek op een voetstuk plaatsen, ondersteunen zulke wereldse oogmerken. Hulp om over God te horen, wordt derhalve niet uit deze bronnen verschaft.
Waar komt de hulp om God te leren kennen — hetgeen, zoals Jezus zei, essentieel was — dan vandaan? Hij verklaarde: „Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus” (Joh. 17:3). Bij het lezen van de bijbel zult u merken dat God voor het merendeel gewone mensen, zonder aanzien in de wereld, als zijn werktuigen heeft gebruikt. De joodse leiders, de priesters, de oudsten en personen die onderlegd waren in de wet waaronder die natie stond, onderwierpen twee van de meest op de voorgrond tredende apostelen, Petrus en Johannes, eens aan een verhoor. Toen de apostelen verstandige antwoorden gaven, en zij „zagen hoe vrijuit Petrus en Johannes spraken en bemerkten dat zij ongeletterde en gewone mensen waren, verwonderden zij zich. En zij herkenden hen als personen die met Jezus waren geweest” (Hand. 4:13). Ja, hoewel het volstrekt geen vooraanstaande mensen waren, hadden zij onderricht ontvangen van Jezus Christus, zodat zij God kenden en zijn voornemen aan anderen konden verklaren.
God heeft het onderricht in de kennis omtrent zichzelf binnen het bereik van de mens gesteld. Mensen die dit onderricht begeerd hebben en zich hiertoe tot de bijbel gewend hebben, zijn bij dit onderwijsprogramma ingeschakeld. Zij doen dit niet in de eerste plaats uit een gevoel van plicht, maar bereidwillig, en zij zijn zeker niet uit op materieel gewin, maar het stemt hun gelukkig ontdekt te hebben dat God zich werkelijk om de mens bekommert (Ps. 110:3). Zij zijn te weten gekomen dat hij een voornemen heeft dat tot zegen van de mensheid strekt en dat hij belooft hen van onderdrukking, onzekerheid, ziekte en de dood te bevrijden. Daarom willen zij dit aan anderen vertellen.
Dit heilzame onderwijzingswerk wordt door Jehovah’s Getuigen verricht. Zij kunnen een oprechte zoeker helpen te weten te komen wat God voor de mensheid in gedachten heeft. U kunt met leren beginnen door de bijbel te lezen en door gebruik te maken van de gratis hulp die deze oprechte onderzoekers van de bijbel schenken. U hebt misschien een nederige en onderzoekende geest, zoals de man in de eerste eeuw die de bijbel las en door een van Christus’ discipelen werd benaderd. De discipel vroeg hem: „’Weet gij eigenlijk wel wat gij leest?’ Hij zei: ’Hoe zou ik dat toch ooit kunnen, tenzij iemand mij leidt?’” De discipel, Filippus geheten, hielp de man door middel van een bijbelstudie duidelijk te begrijpen wat hij las (Hand. 8:30-35). U kunt kosteloos van een dergelijke hulp gebruik maken. De kennis die u kunt verkrijgen door te begrijpen wat God voornemens is te doen, kan u een nieuwe hoop, vrede des geestes en een doel in het leven geven.
[Inzet op blz. 611]
„[God is] niet ver . . . van een ieder van ons.” — Hand. 17:27.