Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g71 22/9 blz. 27-29
  • ’Gelukkig zij die zich bewust zijn van hun geestelijke nood’

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • ’Gelukkig zij die zich bewust zijn van hun geestelijke nood’
  • Ontwaakt! 1971
  • Vergelijkbare artikelen
  • „Gelukkig zijn zij die zich bewust zijn van hun geestelijke nood”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1966
  • Hoe geluk te vinden
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2010
  • Gelukkigverklaringen
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Een levenswijze die tot geluk leidt
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1976
Meer weergeven
Ontwaakt! 1971
g71 22/9 blz. 27-29

„Uw woord is waarheid”

’Gelukkig zij die zich bewust zijn van hun geestelijke nood’

ZONDER twijfel worden de meest bekende uitspraken van Jezus in zijn Bergrede aangetroffen. De redacteur D. Lawrence merkte daar terecht over op: „Wij hebben nog nooit een betere formule voor het menselijk gedrag uitgevonden dan de Bergrede” (U.S. News & World Report, 4 januari 1971). Terecht is er gezegd dat geen bijbelgedeelte zo hoog is geprezen en toch zo weinig is toegepast.

De Bergrede begint met de negen zogenaamde „zaligsprekingen”. Zogenaamde? Ja, want het Griekse woord dat hier aan het begin van deze negen uitspraken in veel vertalingen met „zalig” is weergegeven, is makarios, dat in een aantal moderne vertalingen met ’gelukkig’ is vertolkt. (Zie Today’s English Version, Rotherhams Emphasised Bible en de Nieuwe-Wereldvertaling.) Er is nog een ander Grieks woord voor „zalig” (of „gezegend”), namelijk eulogètos. Dit zijn dus negen „gelukkigverklaringen” die Jezus aan het begin van zijn Rede uitsprak. Ze zijn rijk aan betekenis en er moet, om de volledige strekking ervan te kunnen begrijpen, de juiste aandacht aan worden geschonken. — Matth. 5:3-12.

Het is van belang op te merken dat Jezus deze gelukkigverklaringen in de eerste plaats tot zijn discipelen richtte, tot hen die ’hun martelpaal hadden opgenomen’ en hem volgden (Matth. 16:24). „Nadat hij was gaan zitten, kwamen zijn discipelen tot hem; en hij opende zijn mond en onderwees hen.” Naar het schijnt, voegde er zich echter een grote menigte anderen bij hen om te luisteren, want wij lezen dat zij onder de indruk waren van wat zij hoorden. — Matth. 5:1, 2; 7:28, 29.

De eerste van deze gelukkigverklaringen luidt letterlijk: „Gelukkig de armen aan(gaande) de geest.” Het Griekse woord dat hier voor „armen” wordt gebruikt, is van grote betekenis. In het Grieks zijn er twee woorden voor „arm”. Het ene is penichros. Het doelt op hen die niet rijk zijn maar hard moeten werken voor hun levensonderhoud. Het andere woord is pto-chos. Het duidt op iemand die ellendig arm is, behoeftig als een bedelaar. Dit is het woord dat Jezus in zijn eerste gelukkigverklaring gebruikte. Zo iemand is zich pijnlijk van zijn armoede bewust. Daarom luidt een voetnoot in de Engelse uitgave (1950 en 1963) van de Nieuwe-Wereldvertaling: „zij die bedelaars om de geest zijn”, en de Nederlandse vertaling van Ogilvie zegt hier: „de bedelaars om geest.” Today’s English Version luidt: „Gelukkig zijn zij die weten dat zij geestelijk arm zijn.” Zeer passend geeft daarom de Nieuwe-Wereldvertaling Jezus’ woorden als volgt weer: „Gelukkig zijn zij die zich bewust zijn van hun geestelijke nood.”

Wat bedoelde Jezus toen hij zei dat dezen gelukkig waren? Het hier gebruikte Griekse woord, makarios, betekent niet eenvoudig „luchtig” en „vrolijk”, zoals wanneer iemand plezier heeft. Het bergt daarentegen de gedachte in zich van buitengewoon welzijn, want van zowel God als Jezus Christus wordt gezegd dat zij „gelukkig” zijn. — 1 Tim. 1:11; 6:15.

Zij die door Jezus gelukkig worden genoemd, zouden op drie manieren of in drie opzichten als zodanig beschouwd kunnen worden. Zij verheugen zich thans in een zekere mate van geluk. Ook zijn zij gelukkig doordat zij een gelukkig vooruitzicht, een gelukkige hoop hebben. En ten slotte zullen zij het hoogste en volmaakte geluk smaken.

Hoe toont iemand dat hij een ’bedelaar om de geest’ is, dat hij ’zich bewust is van zijn geestelijke nood’, en waarom kan er van hem worden gezegd dat hij om die reden gelukkig is? Er zijn verscheidene manieren. Eén ervan is, zich altijd afhankelijk van Jehovah God te betonen, zoals Jezus vermaande: „Blijft vragen, en het zal u gegeven worden; blijft zoeken, en gij zult vinden; blijft kloppen, en u zal opengedaan worden.” Tot de dingen waar zulke personen om zullen vragen, behoort Gods heilige geest. Jezus heeft gezegd dat zijn hemelse Vader meer bereid was zijn heilige geest te geven aan degenen die Hem erom vragen, dan menselijke ouders bereid waren goede gaven aan hun kinderen te schenken. Stellig kunnen zij die de heilige geest ontvangen zelfs nu al gelukkig worden genoemd. — Matth. 7:7; Luk. 11:13.

Iemand die een ’bedelaar om de geest’ is, is niet materialistisch, want de materialist is zich slechts van zijn materiële behoeften en verlangens bewust. Neen, de soort van persoon waar Jezus op doelde, erkent veeleer dat ’de mens niet van brood alleen leeft, doch van elke uitspraak die uit Jehovah’s mond voortkomt’ (Matth. 4:4). Daarom neemt hij tijd van andere dingen, zoals ontspanning, af om Gods Woord te bestuderen. De kennis, het geloof en de hoop die hij uit zijn studie van Gods Woord verkrijgt, maken hem werkelijk gelukkig. Hij voelt zich als Jeremia, die zei: „Uw woorden werden gevonden en ik at ze vervolgens op; en uw woord wordt mij tot uitbundige vreugde en verheuging van mijn hart” (Jer. 15:16). Dat hij zich bewust is van zijn geestelijke nood toont hij ook door met medechristenen op gemeentevergaderingen om te gaan opdat hij aangemoedigd kan worden en op zijn beurt weer anderen kan aanmoedigen en er tevens zijn deel toe kan bijdragen dat anderen tot liefde en voortreffelijke werken worden aangespoord, hetgeen allemaal het geluk bevordert. — Hebr. 10:23-25.

Verder is iemand die zich bewust is van zijn geestelijke nood zich tevens pijnlijk bewust van zijn zonden en tekortkomingen. Hij heeft een gevoelig geweten. Hij beseft en waardeert dat Jezus voor ’de zonde der wereld’ is gestorven en daarom brengt hij zijn geloof in die losprijsvoorziening tot uitdrukking en bidt hij tot God hem op basis van Christus’ slachtoffer te vergeven (Joh. 1:29; Matth. 20:28; 1 Joh. 1:9). Hij bezit daarom het geluk van degene over wie de psalmist David schreef: „Gelukkig is hij wiens opstandigheid wordt vergeven, wiens zonde wordt bedekt.” — Ps. 32:1.

Hij die zich bewust is van zijn geestelijke nood, voelt ook een sterke drang of behoefte om de goede dingen van de geest welke hij geleerd heeft, met anderen te delen. Daarom zoekt hij naar gelegenheden om dit te doen en neemt hij daartoe tijd van zijn wereldlijke activiteiten af. Door anderen vertroostend goed nieuws te brengen, wordt stellig zijn geluk vergroot, want „het is gelukkiger te geven dan te ontvangen”. — Hand. 20:35; Ef. 5:15, 16.

Met dit begrip over Jezus’ woorden in Matthéüs 5:3 moeten wij Lukas’ versie van Jezus’ woorden in Lukas 6:20 bezien: „Gelukkig zijt gij, armen, want aan u behoort het koninkrijk Gods.” Blijkbaar is het ’arm-zijn’ een zich-bewust-zijn van geestelijke nood. Lukas vatte klaarblijkelijk niet alleen de bewoordingen van deze gelukkigverklaringen samen, maar beperkte ook het aantal ervan door er slechts vier van de negen te noemen. — Luk. 6:20-23.

Omdat Jezus zich in de eerste plaats tot degenen richtte die in zijn voetstappen traden, kon hij betreffende hen zeggen: „Hun behoort het koninkrijk der hemelen toe.” Tot hen zei Jezus verder: „Ik ga heen [tot mijn Vader] om een plaats voor u te bereiden . . . opdat ook gij moogt zijn waar ik ben.” Dat zij een dergelijk vooruitzicht hebben of een dergelijke hoop bezitten, is in werkelijkheid nog een reden voor hen om gelukkig te zijn. Wanneer deze hoop voor hen werkelijkheid wordt, zullen zij in de hoogste graad en volkomen gelukkig zijn. Andere schriftplaatsen tonen aan dat hun aantal tot 144.000 beperkt is. — Joh. 14:2, 3; Openb. 14:1, 3.

Is het geluk waarover Jezus sprak, tot dit kleine aantal beperkt? Neen, beslist niet, want het beginsel dat aan zijn woorden ten grondslag ligt, is op talloos vele anderen van toepassing. Thans is er een „grote schare” „andere schapen” die zich eveneens bewust zijn van hun geestelijke nood en die het geluk smaken dat dit met zich brengt (Openb. 7:9; Joh. 10:16). Ook deze personen hebben een hoop, een vooruitzicht, dat hun thans geluk verschaft, namelijk het geluk het aardse domein van Gods koninkrijk te mogen bewonen. Wanneer het zover is, zal ook hun geluk volkomen zijn. — Matth. 25:34.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen