Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w52 1/6 blz. 168-174
  • Thans kiezen om dan te leven

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Thans kiezen om dan te leven
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1952
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • SLECHTS DE EEN OF ANDERE RELIGIE VOLGEN, NIET VOLDOENDE
  • OPRECHTHEID NIET VOLDOENDE
  • DE HANDELWIJZE OM HET LEVEN TE KIEZEN
  • Hoe u uw keus kenbaar maakt
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1981
  • Het doet er wel degelijk toe welke religie u beoefent
    U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven
  • Zijn alle religies goed?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2009
  • Is het voldoende wanneer men oprecht is?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1956
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1952
w52 1/6 blz. 168-174

Thans kiezen om dan te leven

1. Op welke wijze kiest gij dat leven, en op wiens voorwaarden?

OP WELKE wijze kiest gij dat leven in de nieuwe wereld? Door uw hand op te heffen, door ’Ja’ te roepen, door te zeggen ’Heer, ik zou dan gaarne willen leven’? Neen, gij kiest dat leven op dezelfde wijze als gij het tegenwoordige leven kiest. En op welke wijze verkiest gij thans te leven? Door te ademen, te drinken, te eten, te slapen en te werken, ja; maar om het algemener uit te drukken, door de handelwijze die gij volgt. En men gelieve op te merken, dat deze handelwijze niet door u wordt voorgeschreven of bepaald, maar dat het veeleer een handelwijze is volgens de voorschriften van het lichaam. Het lichaam stelt zijn voorwaarden en dwingt u aan zijn eisen te voldoen. Zo is het ook met het kiezen van leven in de nieuwe wereld. De keuze wordt niet gedaan door alleen maar te zeggen dat gij dan graag zoudt willen leven, maar door de handelwijze die gij volgt. En hier wordt de handelwijze wederom niet door de enkeling bepaald. Jehovah God richt die nieuwe wereld op en hij geeft de mensen het leven in die wereld. Hij schenkt het op zijn voorwaarden, en wij moeten aan zijn eisen voldoen. Indien wij weigeren thans in overeenstemming met zijn eisen te handelen, betekent dit dat wij de dood in plaats van het eeuwige leven kiezen, even stellig als het thans voor ons physieke organisme de dood zou betekenen wanneer wij weigerden te ademen als antwoord op de eisen die het lichaam stelt.

2. Wat beweren sommigen, en welk gesprek is toepasselijk?

2 Sommigen geloven dat het voldoende is wanneer zij datgene doen wat volgens hen goed is, en dat zij Gods goedkeuring en het eeuwige leven zullen verwerven wanneer zij hun medemens goeddoen. Maar ten aanzien van deze belangrijke aangelegenheid moeten wij God laten spreken en ons voor definitieve beslissingen niet op feilbare menselijke schepselen verlaten. Jezus’ gesprek met een rijke jonge regeerder werpt licht op deze kwestie: „Nu ziet! een zeker iemand ging naar hem toe en zeide: ’Leraar, wat voor goed moet ik doen om eeuwig leven te verkrijgen?’ Hij zeide tot hem: ’Waarom vraagt gij mij over wat goed is? Eén is er die goed is. Indien gij echter het leven wilt ingaan, komt de geboden voortdurend na.’ Hij zeide tot hem: ’Welke?’ Jezus zeide: ’Wel, Gij moet niet moorden, Gij moet geen overspel bedrijven, Gij moet niet stelen, Gij moet geen vals getuigenis afleggen, Eert uw vader en uw moeder, en, Gij moet uw naaste liefhebben als u zelf.’ De jongeman zeide tot hem: ’Ik heb al deze geboden onderhouden; waarin schiet ik nog te kort?’ Jezus zeide tot hem: ’Indien gij volledig wilt zijn, ga, verkoop uw bezittingen en geef aan de armen en gij zult een schat in de hemel hebben, en kom, wees mijn navolger.’ Toen de jongeman dit hoorde, ging hij bedroefd weg, want hij had vele bezittingen.” — Matth. 19:16-22, NW.

3. Wat moet er, behalve een rein gedrag en liefdadige werken, nog meer worden gedaan om volledig te zijn in het verwerven van eeuwig leven?

3 Deze jongeman deed stellig veel goeds. Hij leidde een rein leven, pleegde geen moorden, bedreef geen overspel en beging geen diefstallen. Hij was geen leugenaar, eerde zijn vader en moeder, en daar hij voor zijn naaste dezelfde liefde toonde als voor zichzelf, moet hij actief zijn geweest in het verrichten van liefdadige werken. Hij moet in de gemeenschap een grote reputatie hebben genoten. Toch zeide Jezus na dit alles tot hem: „Indien gij volledig wilt zijn,” klaarblijkelijk er op doelend dat hij met al het reine persoonlijke gedrag en de liefdadige werken die hem tot eer strekten, nog niet volledig was wat het beantwoorden aan Jehovah’s eisen voor eeuwig leven betreft. Hij was onvolledig. Hij moest zich van zijn overdadige bezittingen ontdoen, daar de verzorging er van zoveel van zijn tijd en energie zou verbruiken. Hij moest zich van al die zakenverplichtingen en zorgen losrukken ten einde zich vrij te maken voor de werkelijk belangrijke activiteit die werd geëist van hen die volledig wilden zijn met betrekking tot het voldoen aan de eisen voor eeuwig leven. Hij moest een volgeling van Christus Jezus zijn, Dit betekent, ’dat hij Gods Woord zou moeten bestuderen, hij zou Gods wil moeten vaststellen, zich aan het doen van die wil moeten wijden, die wijding getrouw moeten nakomen, in de voetstappen van Jezus moeten volgen en het evangelie van het Koninkrijk moeten prediken evenals zijn Voorbeeld en Model voor Christenen dit heeft gedaan. — 1 Petrus 2:21, NW.

4. Wat is voldoende zoals sommigen beweren, doch wat moet vooraan worden gesteld?

4 Vele personen zullen betogen dat wij aan Jehovah’s eisen hebben voldaan wanneer wij onze naaste liefhebben als ons zelf, hetgeen betekent, onze naasten onzelfzuchtig goed te doen; maar dat dit niet waar is, wordt verder aangetoond door de volgende woorden: „Gij moet Jehovah uw God liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw sterkte en met geheel uw geest,” en „uw naaste als u zelf”. Wat in deze tekst door zoveel mensen niet wordt opgemerkt, is, dat naastenliefde in deze vermelding van de eisen op de laatste plaats komt. Wat op de eerste plaats komt, is liefde voor Jehovah, welke liefde moet worden betoond met het gehele hart, de gehele ziel, de gehele sterkte en de gehele geest, terwijl er niets wordt gedeeld of teruggehouden. Hoe dient deze liefde waarbij niets wordt teruggehouden, te worden betoond? „Dit betekent de liefde voor God, dat wij zijn geboden nakomen.” Als wij dit eerst doen en dan de naaste liefhebben, voldoen wij aan Gods eisen, want Jezus zeide over zulke gehoorzamen: „Blijf dit doen en gij zult leven verkrijgen.” — Luk. 10:27, 28; 1 Joh. 5:3, NW.

5. Wat is in werkelijkheid het volgen van iemands eigen wil in deze aangelegenheid? Waarom?

5 Een persoon die beweert dat er aan Gods eisen wordt voldaan wanneer men goeddoet volgens zijn eigen geweten, legt in werkelijkheid alleen maar een pleister op zijn geweten om het te sussen wanneer hij zijn eigen zelfzuchtige weg bewandelt. Maar dit is meer dan een pleister voor het geweten, en te zeggen wat het bovendien is, is verre van sussend. Botweg gezegd, is het geloof, dat goeddoen volgens iemands eigen gezichtspunt voldoende is, niets minder dan louter afgoderij! Dit wordt krachtig aangetoond door het geval van koning Saul van Israël, die in een zekere aangelegenheid zijn eigen wil verkoos te doen in plaats van Jehovah’s wil, en Samuël zeide tot hem: „Eigenzinnigheid is [gelijk] ongerechtigheid en afgoderij” (1 Sam. 15:23, Eng. vert. van Darby). Wij vinden hetzelfde standpunt opgetekend in Kolossenzen 3:5 en Efeze 5:5, Nieuwe-Wereld-Vertaling (Eng.), waarin wordt aangetoond dat het hebzuchtig voldoen aan persoonlijke verlangens afgoderij is. Zich hardnekkig aan zijn eigen wil vasthouden, zijn eigen wil boven de wil van God verhogen en deze eigen wil tot gids maken in plaats van de wil van God, betekent zijn eigen wil op een hoogst belachelijke wijze verafgoden wat tot iemands dood zal leiden. „Hoedt u voor afgoden,” met inbegrip van deze ijdele en ingebeelde afgod van de persoonlijke wil (1 Johannes 5:21, NW). Enkel goeddoen aan onze medemens in overeenstemming met hetgeen volgens ons goed is, is dus niet de wijze waarop men leven in Jehovah’s nieuwe wereld kiest, maar betekent, dat men in de listige strik van vermomde afgoderij geraakt, waarin men vast raakt door menselijke ijdelheid en verbeelding.

SLECHTS DE EEN OF ANDERE RELIGIE VOLGEN, NIET VOLDOENDE

6. Wat beweren anderen, en wat verafgoden zij zodoende en waarin schieten zij te kort?

6 Doch nu zal iemand zeggen: ’Ik verafgood mijn eigen wil niet, ik volg mijn eigen wil niet in aangelegenheden van aanbidding. Ik behoor tot een van de erkende kerkorganisaties en ik volg datgene wat door die organisatie wordt geleerd en richt mijn leven naar de voorschriften van die organisatie. Ik geloof dat indien iemand oprecht een van de vele religiën volgt, hij door Jehovah God goedgekeurd zal worden.’ Is die houding juist? Indien de religieuze organisatie niet in overeenstemming met Gods wil zoals die in de Bijbel staat opgetekend, leert en handelt, maar overeenkomstig een door haar zelf opgestelde geloofsbelijdenis te werk gaat, maakt dit er dan enig verschil mede wanneer iemand zijn eigen persoonlijke wil volgt? Het is nog steeds afgoderij, alleen verafgoodt de persoon ditmaal een organisatie in plaats van zichzelf. Laat God wederom ten aanzien van dit belangrijke geschilpunt spreken, zoals hij doet door bemiddeling van zijn Zoon: „Niet iedereen die tot mij zegt: ’Meester, Meester,’ zal het koninkrijk der hemelen ingaan, maar hij die de wil van mijn Vader doet die in de hemelen is. Velen zullen op die dag tot mij zeggen: ’Meester, Meester, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd, en in uw naam demonen uitgeworpen, en in uw naam vele machtige werken verricht?’ En toch zal ik hun dan openlijk zeggen: Ik heb u helemaal nooit gekend. Gaat weg van mij, gij werkers der wetteloosheid.” Jezus vervolgde zijn betoog en toonde aan dat zij die zijn onderricht hoorden en in overeenstemming er mede handelden, gelijk een man waren die zijn huis op een rots bouwt, welk huis de hevigste stormen doorstaat, terwijl zij die dit niet deden, gelijk de man waren die op zand bouwde en wiens huis in de hevige storm ineenstortte. — Matth. 7:21-27, NW.

7. Wat is, wanneer men het eeuwige leven zoekt, niet voldoende?

7 Indien een mens op verkeerde fundamenten bouwt, zal zijn werk geen standhouden. Indien een religieus huis is opgetrokken op het drijfzand van overleveringen en geloofsbelijdenissen in plaats van op het vaste fundament van Gods Woord, zal zijn val in Armageddons storm groot en vernietigend zijn. Het is niet voldoende dat een mens of organisatie de naam van God of Christus op de lippen neemt. Wat telt, is niet het verrichten van liefdadige werken of ceremoniële riten in Gods naam. Men ontvangt de goedkeuring van God niet door zekere formalismen te verrichten of door zekere gebruiken te volgen die door een religieuze organisatie zijn voorgeschreven. Niet door zulk een uiterlijke lippendienst of tentoonspreiding van ceremoniën verwerft men het eeuwige leven, maar, zoals Jezus zeide, hij die Gods wil doet, zal het eeuwige leven verwerven. Indien de religieuze organisatie Gods wil niet leert en deze wil niet nauwkeurig volgt, dan missen haar aanhangers eveneens het doel, ongeacht hoe oprecht zij zich ook naar de wil van de organisatie schikken. Hun protesten dat zij vele werken in Christus’ naam hebben gedaan, zal hij slechts beantwoorden met: „Gaat weg van mij, gij werkers der wetteloosheid.” Gods wil is volgens God wettig; de tegengestelde wil en wensen van personen of organisaties zijn in Jehovah’s ogen wetteloosheid.

8. Wat zal er met valse en vruchteloze organisaties en hun blinde aanhangers geschieden?

8 Merk op wat in Mattheüs 15:12-14 (NW) staat opgetekend: „De discipelen [gingen] naar hem toe en zeiden tot hem: ’Weet gij dat de Farizeeërs zijn gestruikeld bij het horen van hetgeen gij hebt gezegd?’ Als antwoord zeide hij: ’Elke plant die mijn hemelse Vader niet heeft geplant, zal worden ontworteld. Laat hen gaan. Zij zijn blinde leidslieden. Indien dan een blinde een blinde leidt, zullen beiden in een kuil vallen.’” De Farizeeërs stonden aan het hoofd van een erkende religieuze organisatie van die tijd, en er moet worden toegegeven dat enigen van hen en hun volgelingen oprecht waren, want enkelen van dezulken geloofden in Christus (Hand. 6:7; 15:5). Zij klemden zich niet vast aan de sekte der Farizeeërs en dachten niet dat men alleen maar bij de een of andere religieuze organisatie aangesloten moest zijn. Zij keerden de organisatie de rug toe toen zij leerden dat ze verkeerd was, beseffend dat ze niet door God was geplant en er toe was bestemd ontworteld en vernietigd te worden; en dat zowel de blinde leiders als de blinde volgelingen die met haar zijn verbonden, haar naar de gracht der vernietiging vergezellen. Indien deze religieuze planten of organisaties geen vruchten voortbrengen tot Jehovah’s eer en in overeenstemming met zijn wil en eisen, zullen ze tot de grond toe gesnoeid worden en hun zal noch wortel noch tak gelaten worden. — Matth. 3:10.

9. Waardoor wordt aangetoond dat het een ernstige zaak is wanneer er een nieuwe religie wordt begonnen?

9 Wie kan in strijd met Gods geschreven wil en Woord een nieuwe religie beginnen? „Ook al zouden wij of een engel uit de hemel u iets als goed nieuws bekendmaken buiten hetgeen wij u als goed nieuws hebben bekendgemaakt, hij zij vervloekt,” schreef de geïnspireerde apostel Paulus (Gal. 1:8, NW). Indien zelfs een hoge en machtige engel uit de hemel geen nieuw evangelie kan beginnen zonder vervloekt te zijn, dan kan stellig geen mens op aarde een nieuw evangelie beginnen en van vervloeking vrijgesteld zijn. Een ieder die iets als evangelie of goed nieuws bekendmaakt wat verschilt van datgene wat in Jehovah’s Woord staat opgetekend, is in Gods ogen vervloekt, of hij nu oprecht is in hetgeen hij bekendmaakt, of niet. Oprechtheid maakt iets wat verkeerd is, niet goed.

OPRECHTHEID NIET VOLDOENDE

10. Waardoor wordt bewezen dat oprechtheid en ijver alleen niet voldoende zijn?

10 In Romeinen 10:2, 3 (NW) wordt duidelijk aangetoond dat oprechtheid of ijver in een religieuze organisatie die Gods Woord niet volgt, onvoldoende is; in deze tekst wordt het volgende te kennen gegeven: „Ik leg getuigenis van hen af dat zij ijver voor God hebben; doch niet overeenkomstig nauwkeurige kennis; want, omdat zij de rechtvaardigheid van God niet kenden maar hun eigen rechtvaardigheid zochten te bevestigen, hebben zij zich niet aan de rechtvaardigheid van God onderworpen.” Deze personen hadden ijver en zij moeten oprecht zijn geweest, doch zij handelden niet in overeenstemming met een nauwkeurige kennis van Gods Woord. Zij kenden de rechtvaardigheid van God niet en trachtten hun eigen rechtvaardigheid te bevestigen. Halsstarrig en trots als zij waren door te denken dat hun religieuze ideeën juist waren, terwijl zij ijverig trachtten te bewijzen dat ze juist waren, hebben zij zich niet aan de rechtvaardigheid van God en zijn Woord onderworpen.

11. Hoe is Romeinen 10:2, 3 passend voor de valse religiën in deze tijd, en hoe ver kunnen zij zelfs gaan?

11 Zo is het met zo vele valse religiën in deze tijd gesteld. Zij hebben hun geloofsbelijdenissen en leerstellingen, rukken teksten uit hun verband ten einde deze geloofsbelijdenissen en leerstellingen te ondersteunen en negeren alle schriftuurplaatsen waardoor ze worden tegengesproken. Zij rukken ijverig voort ten einde hun geloofsbelijdenissen als rechtvaardig te bevestigen, zonder in de aangelegenheid Gods Woord in laatste instantie te laten spreken en niet naar dat Woord in zijn geheel te luisteren, maar uit te kiezen wat in hun kraam te pas komt en te verdraaien wat er niet in te pas komt, in plaats van hun geloof in overeenstemming te brengen met het niet verwrongen en verdraaide, zuivere woord der waarheid in de Bijbel. Dezulken missen zachtmoedigheid en leerzaamheid. Zij zijn trots, zij zijn halsstarrig en zij weigeren iets verkeerds toe te geven. Daar zij zich hardnekkig vasthouden aan hun eigenzinnigheid in het religieuze geloof, maken zij zich, volgens de goddelijke regel tot afgodendienaars. Zij kunnen zelfs zo ver gaan, dat zij een van Jehovah’s ware getuigen doden, terwijl zij oprecht denken dat zij door aldus te handelen, God dienen. „Het uur komt wanneer een ieder die u doodt, zal denken dat hij een gewijde dienst voor God heeft verricht. Maar zij zullen dit doen omdat zij noch de Vader noch mij hebben leren kennen,” zeide Christus Jezus. Niettegenstaande dat wordt door hun oprechtheid een moord niet tot iets gemaakt wat juist is. — Joh. 16:2, 3, NW.

12. Waarom is de Bijbel thans zo noodzakelijk?

12 Indien oprechtheid de doorslaggevende factor was waarom zou God zich dan de moeite getroosten in de Bijbel te voorzien? Hij zou het hart kunnen aanzien en op grond van oprechtheid of onoprechtheid kunnen oordelen, en op die basis kunnen redden of vernietigen (1 Sam. 16:7). Een nauwkeurige kennis is noodzakelijk en door een gemis van deze kennis zijn belijdende dienstknechten van Jehovah te gronde gericht: „Mijn volk is uitgeroeid, omdat het zonder kennis is; dewijl gij de kennis verworpen hebt, heb Ik u ook verworpen” (Hos. 4:6). Derhalve voorzag Jehovah God in de Bijbel om onze stappen te leiden: „Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht voor mijn pad” (Ps. 119:105; Jer. 10:23). Het is geen onnodige voorziening die opzij gezet kan worden ten gunste van persoonlijke ideeën of de wil van een schepsel of sectarische geloofsbelijdenissen. Alle religieuze organisaties der Christenheid zijn niet slechts verschillende wegen die naar dezelfde plaats van redding leiden. De weg die naar de vernietiging leidt, is breed genoeg om zich aan te passen aan de vele kronkelpaden der honderden verschillende sekten en religieuze stelsels, terwijl de weg ten leven zo nauw en eng is, dat het op deze weg niet mogelijk is van de tot richtsnoer dienende voorschriften van de Bijbel af te wijken: „Gaat in door de enge poort; want breed en wijd is de weg die op de vernietiging uitloopt, en velen zijn er die daardoor ingaan; maar eng is de poort en nauw de weg die op het leven uitloopt, en weinigen zijn er die hem vinden.” — Matth. 7:13, 14, NW.

13. Wat is de wegenkaart van een Christen, en waarin alleen zullen de vele valse religieuze wegen passen?

13 De vele verschillende religieuze wegen leiden evenmin naar dezelfde plaats als de vele verschillende autowegen naar een zelfde plaats leiden. De bovengenoemde woorden van Jezus tonen aan dat de grote meerderheid der religieuze wegen doodlopende straten zijn. De Bijbel is de wegenkaart van een Christen en zowel de nauwe weg ten leven als de brede weg die naar de vernietiging leidt, worden er in aangegeven. Vele verschillende religieuze organisaties hebben getracht hun eigen religieuze wegen, die zijn opgebouwd uit ceremoniën en geloofsbelijdenissen, aan de Bijbel toe te voegen. De brede weg die naar de vernietiging leidt, is wijd genoeg om al deze valse religieuze wegen te omvatten, maar geen van deze wegen past werkelijk bij de enge en nauwe weg ten leven. De toevoeging van paden die door overleveringen en geloofsbelijdenissen worden gevormd, doet de veronderstelde weg tot redding wellicht breed, gemakkelijk en uitnodigend toeschijnen. Deze weg eindigt echter in de dood.

14. Welke illustratie wordt gegeven, met welke vragen?

14 Neem de volgende illustratie eens in beschouwing. Gij zoudt misschien in uw auto kunnen reizen en een bepaalde bestemming in gedachten kunnen hebben. Gij hebt een wegenkaart, maar gij hebt u niet de moeite getroost er op te kijken. Iemand heeft u de weg verteld die gij moet nemen. Gij vertrouwt hem onvoorwaardelijk daar gij oprecht gelooft dat de weg die hij u heeft gewezen, juist is. Maar veronderstel dat de weg niet juist is. Indien gij deze verkeerde weg volgt, terwijl gij oprecht gelooft dat hij u op de plaats zal brengen waarheen gij wilt gaan, zal dan louter uw oprechtheid de weg op uw verlangde bestemming doen uitkomen? Indien gij op de verkeerde weg zijt en het niet weet, zoudt gij het dan op prijs stellen wanneer u door een andere persoon de goede weg gewezen zou worden? Of zoudt gij kwaad zijn? Zoudt gij deze persoon als onverdraagzaam beschouwen? Zoudt gij denken dat hij van haat blijk gaf jegens degene die u de eerste maal in de verkeerde richting heeft gestuurd? Zoudt gij hem geloven indien hij u kon aantonen waar gij verkeerd was door u naar uw eigen wegenkaart te verwijzen? Of zou trots of halsstarrigheid u er van weerhouden uw fout te erkennen en u onverzettelijk op de verkeerde weg doen voortgaan? Gij zult waarschijnlijk wel niet zo dwaas zijn.

15. Hoe is deze illustratie van toepassing op velen die op verkeerde religieuze wegen reizen, waardoor wordt bewezen dat zij dwaas zijn en de goddelijke wegenkaart hebben vergeten?

15 Toch zijn vele mensen die op de verkeerde religieuze wegen reizen, zo dwaas. Zij worden niet geleid door de goddelijke wegenkaart, de Bijbel. Zij volgen hun eigen ideeën of de aanwijzingen van de een of andere geestelijke of religieuze organisatie, terwijl zij oprecht geloven dat zij door aldus te handelen, in de hemel zullen aankomen. Vertel hun dat zij zich op de verkeerde weg bevinden, en gij zijt een dweper, iemand die alles meent te weten, een zaaier van onverdraagzaamheid. Neem hun eigen Bijbel. Lees hun voor: „De ziel, die zondigt, die zal sterven.” Toch houden zij vast aan het sectarische pad dat de ziel onsterfelijk is. Lees hun voor: „Zijn adem [gaat] uit, dan keert hij naar zijn grond terug, en is het met zijn voornemens gedaan . . . De doden weten niets.” Toch klampen zij zich zelfs nog steviger vast aan de aanwijzing van hun religieuze stelsel dat de doden bij bewustzijn zijn. Lees hun voor: „Het loon dat de zonde betaalt, is de dood.” Toch marcheren zij zonder aarzelen voort langs het door geloofsbelijdenissen gevormde pad dat het loon der zonde de eeuwige pijniging is. Lees hun voor: „De aarde staat in der eeuwigheid.” Zij houden echter vast aan de leerstelling van hun geestelijke dat de aarde verbrand zal worden. Wijs aan de hand van de wegenkaart van de Bijbel geduldig het pad van de ware aanbidding aan, toon de geïnspireerde waarschuwing dat deze weg verduisterd zou worden en van nul en gener waarde zou worden gemaakt door de overleveringen en leerstellingen der valse religieuze leiders, toch weigeren zij van de verkeerde weg af te wijken en door hun steeds groter wordende toorn en halsstarrigheid en trots wordt de deur van hun geest met een smak dichtgeslagen. Zijn zij oprecht? Misschien, maar het feit dat zij hun blinde leidslieden blindelings volgen, zal hen in de gracht der vernietiging doen belanden in plaats van op hun verlangde bestemming. — Ps. 146:4, LV; Pred. 1:4; 9:5, NBG; Ezech. 18:4; Matth. 15:1-9; Rom. 6:23, NW.

16. Door welke schriftuurplaatsen wordt aangetoond dat oprechtheid alleen niet voldoende is?

16 Er zijn talrijke schriftuurplaatsen die de waarheid bevestigen dat oprechtheid alleen niet voldoende is. „Soms houdt iemand een weg voor de rechte, die ten slotte uitloopt op de dood.” „Hij die de verkeerde weg opgaat, moet de gevolgen aanvaarden” (Spr. 14:12, PC; 14:14, Mo). De weg waarvan men denkt dat hij juist is, kan niettemin tot de dood leiden, en door louter te denken dat hij juist is, kan men de gevolgen van een verkeerde handelwijze nog niet ontvlieden. „Een dwaas houdt zijn weg voor den rechten, maar wie naar raad hoort, is wijs” (Spr. 12:15, LV). De onuitputtelijke bron van gezonde raadgevingen is Gods Woord, en Jehovah’s ware dienstknechten op aarde slaan er acht op en maken dit woord bekend, en wijze personen horen het en komen het na, maar dwazen gaan eigenwijs voort op hun eigen halsstarrige wijze. „Wie verstand verwerft, heeft zichzelven lief [is een vriend van zichzelf]; . . . Vele plannen gaan er om in den mens, maar het besluit van Jahweh, dàt komt tot stand” (Spr. 19:8, 21, PC, Mo). Wij moeten derhalve zelf verstandig worden indien wij vrienden van ons zelf willen zijn, en niet toestaan dat onze ideeën en plannen in strijd zijn met God. Wij kunnen voor bepaalde dingen op de een of andere wijze plannen maken, maar Jehovah is niet aan onze plannen gebonden. Zijn voornemen is, leven te geven aan hen die hem gehoorzamen, niet aan degenen die zichzelf gehoorzamen, en zijn voornemen in deze aangelegenheid betreffende de redding, zal tot stand komen. „De wegen van de mens zijn altijd juist in zijn eigen ogen, maar de Eeuwige heeft de beslissing over zijn leven” (Spr. 21:2, Mo). Het is dus niet de oprechtheid van de mens in zijn eigen wegen die van belang is voor het leven of de dood, maar Jehovah’s wil in de aangelegenheid maakt de beslissing uit. Alle oprechtheid in de wereld zal de doodlopende straten van mensen en valse religiën niet veranderen in straten die doorgang verlenen tot het eeuwige leven in Jehovah’s nieuwe wereld!

DE HANDELWIJZE OM HET LEVEN TE KIEZEN

17. Uit welke bron leren de mensen de juiste weg, en hebben allen er tijd voor?

17 Hoe dienen wij de handelwijze te bepalen die ons op de juiste weg zal leiden, die zal aantonen dat wij in de nieuwe wereld verkiezen te leven? Niet door hetgeen een Katholieke priester, of een Protestantse prediker, of een Joodse rabbi zegt, of zelfs niet door datgene wat een van de getuigen van Jehovah zegt. Niet door datgene wat de een of andere wereldheerser zegt, of wat gij in de krant leest, of over de radio hoort, of door middel van televisie ziet — niet door de vloed van propaganda waarmede een van deze kanalen onze geest bestormt. Niet door hetgeen mensen zeggen, maar door hetgeen Jehovah God zegt in zijn Woord. Laat God een woord in het midden brengen! Laat hem voor zichzelf spreken! Laten wij hem horen door middel van zijn Woord! Bestudeer de Bijbel! Enkelen zullen zich zwakjes verontschuldigen door te zeggen: „Ik heb het te druk.” Maar hoeveel tijd besteden deze mensen aan het lezen van kranten? het luisteren naar de radio? het kijken naar televisie? het lezen van romans? het gaan naar de bioscoop? of het op andere wijze najagen van genoegens? Zij hebben een slecht begrip van waarden. Een mens zal zeven of acht jaar studeren ten einde te leren hoe hij arts kan worden, maar maakt er bezwaar tegen zeven of acht minuten te besteden aan een studie om Jehovah’s dienstknecht te worden. Hij is een en al oog voor de guldentekens van een hoog gesalarieerd beroep, maar is blind ten aanzien van de wegtekens van de Bijbel, die naar het eeuwige leven wijzen. Hij is een en al oor wanneer geld spreekt, maar doof wanneer Gods Woord spreekt. Niettemin zijn er vele honderdduizenden uit de vele millioenen mensen op aarde die er tijd voor af willen nemen om te luisteren en te leren en die het recht om te leven, willen verwerven.

18. Welke handelwijze, zoals door de zachtmoedigen wordt ontdekt, leidt tot leven in de nieuwe wereld?

18 Wanneer deze zachtmoedigen studeren, leren zij dat Christus’ koninkrijk de enige hoop voor de mensheid is. Zij lezen over de toestanden die op aarde zullen heersen wanneer dit onzichtbare koninkrijk in de hemelen zal zijn opgericht, en zien om zich heen en bemerken dat dit die tijd is, de laatste dagen van Satans wereld en de eerste dagen van Jehovah’s nieuwe wereld. Zij leren verder dat zij dit goede nieuws aan anderen dienen te prediken, op de straten, van deur tot deur, in de huizen, op openbare vergaderingen, en aldus geven zij blijk van hun liefde voor God door zijn geboden te gehoorzamen. Jezus heeft het zo gedaan en zijn volgelingen moeten het ook zo doen (Matth. 24:14; Luk. 8:1; 13:26; Hand. 5:42; 17:17; 20:20). Deze getrouwe loopbaan zal vervolging brengen, maar volharding tot het einde zal leven in de nieuwe wereld tot gevolg hebben. — Matth. 5:10-12; 24:9-13; 2 Tim. 3:12; 4:2, NW.

19. Wie willen het leven in de nieuwe wereld niet hebben?

19 Niet alle personen zullen de vervolging die aan het leven in de nieuwe wereld voorafgaat, verduren. In werkelijkheid moet er worden toegegeven dat niet alle personen zelfs leven in die nieuwe wereld zouden willen hebben. Indien de idee die zij zich over genoegen vormen, is, rook in hun longen te zuigen, of verdovende middelen in hun neusgaten op te snuiven, of alcohol door hun keel te laten stromen alsof het water was, of hun maag zo met kostelijk voedsel te overladen dat zij geen hap meer kunnen doorslikken, dan zullen zij die nieuwe wereld niet willen. Indien zij altijd de vrouw van hun naaste willen hebben, of trachten van hun eigen vrouw te scheiden, of iets van hun medemens willen stelen, of iemand met een kanon wensen dood te schieten, of mensen wensen te verbranden met vlammenwerpers, of vrouwen en kinderen aan stukken wensen te rijten met bommen, dan zullen zij die nieuwe wereld niet wensen. Indien zij er vurig naar verlangen te zien hoeveel materiële rijkdom zij ten koste van anderen kunnen opstapelen, of hoeveel vleierij van schepselen zij kunnen verkrijgen door statige geestelijken te zijn, of hoeveel mensen zij als snoevende militaire figuur kunnen gebieden of doden, dan zullen zij in het geheel niet van de nieuwe wereld houden. Geen van dergelijke activiteiten zal in die wereld bestaan.

20. Wie willen het leven dan wel hebben?

20 Doch indien gij daarentegen de aarde zoudt willen onderwerpen, haar zoudt willen veranderen in gebieden die voedsel voortbrengen of in parken die schoonheid ten toon spreiden, de woestijnen wilt doen bloeien, wilt zien dat doornen en distels plaats maken voor denne- en mirtebomen, en indien gij sommige streken waar een weelderige woeste plantengroei voorkomt of waar majestueuze bergen zijn, als woonplaats voor vele dieren en als stille lofprijzers van de Schepper, op de juiste wijze wilt beschermen, dan houdt gij van de nieuwe wereld. Indien gij er behagen in zoudt scheppen heerschappij over de dieren te voeren, niet met geweren of zwepen of traliën, maar door liefde en wederzijds vertrouwen; indien gij naar de tijd verlangt wanneer de beer en het kalf tezamen zullen liggen, de luipaard en het geitje tezamen zullen eten, wanneer de leeuw stro zal eten gelijk de os, en indien gij gaarne de dag zoudt willen zien waarop al deze dieren gedwee de leiding van een klein kind zullen volgen, dan zult gij de nieuwe wereld gaarne willen. Indien uw hart hunkert naar de tijd wanneer zwaarden tot spaden en spiesen tot sikkelen geslagen zullen worden, wanneer er geen militaire scholen meer zullen zijn, er geen oorlog geleerd zal worden, geen bommen gemaakt zullen worden en er geen oorlogsaanstokers zullen zijn, dan zult gij God danken voor zijn nieuwe wereld, waarin deze verandering tot stand zal komen. Indien gij naar de tijd verlangt wanneer de onderdrukkende politieke heerschappij zal verdwijnen en er geen commerciële hebzucht meer zal zijn, wanneer de mensen hun eigen huizen zullen bouwen en ze zullen bewonen en in vrede onder hun eigen wijnstok en vijgeboom zullen wonen, wanneer de aarde zal weerklinken van het blijde geroep van kinderen en zal vibreren ten gevolge van het opwekkende gezang van vogels, en de lucht zal worden opgevrolijkt met de geur van bloemen, dan zult gij met geestdrift voor de nieuwe wereld worden vervuld. Indien het uw diepgevoelde hoop is de dag te zien waarop de lammen zullen springen gelijk een hert, waarop gij de tong der stommen zult horen zingen, de ogen der blinden geopend zult zien, zult bemerken dat de oren der doven zijn geopend, er getuige van zult zijn dat gezucht en geschrei plaats maken voor glimlachen, en tranen en treuren plaats maken voor lachen, en pijn en de dood plaats maken voor gezondheid en eeuwig leven, dan is er niets waardoor gij een belemmering zult laten leggen op uw weg de gezegende nieuwe wereld te bereiken, waarin zulke toestanden voor eeuwig zullen bestaan. — Jes. 2:4; 11:6-9; 35:1-10; 55:13; 65:17-25; Openb. 21:1, 4.

21. Tot het doen waarvan dienen wij bereid te zijn, en wat dienen wij thans te beseffen?

21 De meeste uren van de vier en twintig uur die een dag heeft, besteden wij thans om ons in het leven te houden. Acht van deze uren brengen wij door in slaap. Weer andere acht besteden wij aan werken, om in ons stoffelijke onderhoud te voorzien en stoffelijke bezittingen te verwerven waardoor wij aan dit leven, dat vol is van moeite en teleurstelling, kunnen vasthouden. Hoe lang zullen wij werken ten einde het leven in de nieuwe wereld te verwerven? Acht uren per dag? Is het nieuwe leven driemaal zoveel waard als het oude, waardoor het verdient er vier en twintig uur voor te arbeiden? Het is niet driemaal beter, of honderdmaal beter, of duizendmaal beter. Het is zoveel beter dat het zich niet laat vergelijken met dit tegenwoordige leven. Wij dienen alles te wijden en niets terug te houden, terwijl wij er naar streven de handelwijze te volgen waardoor wij het voor ons zullen verwerven. Wij dienen te beseffen dat het niet het oprechte goeddoen is zoals wij dat zien, of het oprecht volgen van een vorm van aanbidding zoals sommige orthodoxe religieuze organisaties het zien, doch wij moeten onderscheiden dat het oprechte doen van Gods wil, die in zijn Woord, de Bijbel, is uiteengezet, ons op de weg naar het leven in de nieuwe wereld zal plaatsen. In deze oordeelsdag, nu Christus, de Koning, de mensen uit alle natiën verdeelt zoals een herder de schapen van de bokken scheidt, dienen wij te beseffen dat alle personen hun eeuwige bestemming bepalen. Zij kiezen het leven of de dood, hetzij op de basis van hetgeen zij doen hetzij op de basis van hetgeen zij niet doen (Matth. 25:31-46). Thans is het de tijd om te kiezen. Kiest gij het leven of de dood? Welk antwoord geeft uw handelwijze?

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen