Zal de toestand beter worden?
„VEEL vrienden van mij, zo zei een witharige, Indiase winkelier in Old Delhi, „geloven op het ogenblik dat de situatie beter voor ons zal worden.” Hij voegde hier echter aan toe: „Maar ik weet het niet. Ik zou niet weten hoe de situatie beter zou kunnen worden. De hebzucht en dwaasheid van de mens hebben ons gebracht tot waar wij nu zijn, en wij hebben alleen maar de mens om hier een verandering ten goede in te brengen. Waarom zouden wij verwachten dat het schepsel dat de situatie slecht heeft gemaakt, deze zou verbeteren? Dit zal niet gebeuren.”
Als het op de toekomst aankomt, delen veel mensen thans de sombere kijk van deze Indiase winkelier.
Toch zou de vraag gesteld kunnen worden: Betekent het feit dat de mens geen betere toestanden teweeg kan brengen werkelijk dat er geen basis is voor hoop met betrekking tot de toekomst? Een van de wijste mannen die ooit op aarde heeft rondgewandeld, dacht hier anders over. Die man was een profeet wiens woorden meer zijn verbreid en in meer talen zijn vertaald dan die van welke andere mens maar ook. Die profeet was Jezus Christus.
Zijn profetieën zijn altijd uitgekomen. Een van zijn in het oog springende profetieën had betrekking op de stad Jeruzalem en haar tempel. Jezus Christus voorzei dat Jeruzalem zou vallen en dat de veroveraars in de stad „geen steen op de andere” zouden laten (Luk. 19:44). Over de schitterende tempel zei hij: „Er zullen dagen komen waarin hier geen steen op de andere gelaten zal worden die niet afgebroken zal worden” (Luk. 21:6). Als een vervulling van die woorden was men er in het jaar 70 G.T. getuige van dat de Romeinse legers onder het bevel van Titus Jeruzalem en de schitterende tempel volledig verwoestten. Dit is slechts een van de vele voorbeelden waardoor Jezus Christus als een ware profeet wordt gerechtvaardigd.
Er bestaat voor ons derhalve gegronde reden om datgene wat hij over de komst van betere tijden voor de mensheid zei, eveneens serieus op te vatten. Hij zette aan zijn discipelen uiteen dat verlichting van onrecht, onderdrukking, onzekerheid, hongersnoden, oorlogen en andere problemen in een tijd van weergaloze vrees en bezorgdheid zou komen. Hij zei: „Op de aarde [zal er] radeloze angst der natiën [zijn], die . . . geen uitweg weten, terwijl de mensen mat worden van vrees en verwachting omtrent de dingen die over de bewoonde aarde komen” (Luk. 21:25, 26). Zien wij dit thans niet om ons heen gebeuren?
Jezus Christus schilderde echter niet alleen een beeld van hopeloosheid en hulpeloosheid af. Hij vervolgde met te zeggen: „Als nu deze dingen beginnen te geschieden, richt u dan rechtop en heft uw hoofd omhoog, omdat uw bevrijding nabijkomt” (Luk. 21:28). Door middel van een illustratie vestigde Jezus Christus vervolgens de aandacht op de nabijheid van die bevrijding en ook op het instrument door middel waarvan deze teweeggebracht zou worden. „Let op de vijgeboom”, zei hij, „en alle andere bomen: Wanneer ze reeds in knop staan, weet gij voor uzelf, door het gade te slaan, dat nu de zomer nabij is. Zo ook wanneer gij deze dingen ziet geschieden, weet dan dat het koninkrijk Gods nabij is. Voorwaar, ik zeg u: Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan totdat alle dingen geschieden.” — Luk. 21:29-32.
Bevrijding van de huidige beangstigende wereldsituatie zal dus niet door bemiddeling van een mens of een groep van mensen komen, maar door middel van Gods koninkrijk. Jezus Christus is zelf de koning van die regering. Dat hem koninklijke autoriteit is geschonken, werd als volgt in een profetisch visioen onthuld: „Met de wolken des hemels bleek iemand gelijk een mensenzoon te komen; en tot de Oude van dagen [de Allerhoogste] verkreeg hij toegang, en men bracht hem dicht bij, ja, vóór Deze. En hem werd heerschappij en waardigheid en een koninkrijk gegeven, opdat de volken, nationale groepen en talen alle hém zouden dienen” (Dan. 7:13, 14). Daarna wordt getoond hoe van alle heersende machten van de aarde die weigeren hem te dienen, de autoriteit wordt weggenomen (Dan. 7:17, 18). Nooit zal het meer voorkomen dat „de ene mens over de andere mens [heerst] tot diens nadeel”. — Pred. 8:9.
Als wereldheerser bezit Jezus Christus de wijsheid niet slechts betere tijden, maar de allerbeste toestanden op aarde teweeg te brengen. Vóór zijn wonderbare geboorte op aarde, bevond hij zich bij zijn Vader, de Allerhoogste God in de hemel (Luk. 1:30-38). Hij was het „Woord”, dat wil zeggen, de woordvoerder van zijn Vader voor alle andere met verstand begiftigde schepselen. In zijn voormenselijke bestaan had het „Woord” te zamen met zijn Vader een aandeel aan de schepping. De bijbel zegt ons: „[Het Woord] was in het begin bij God. Alle dingen zijn door bemiddeling van hem ontstaan, en afgescheiden van hem is zelfs niet één ding ontstaan.” — Joh. 1:2, 3.
Dienovereenkomstig weet Jezus Christus wat het leven is en hoe het tot in alle eeuwigheid in stand gehouden kan worden. Hij weet ook hoe de natuurlijke hulpbronnen van de aarde het beste gebruikt kunnen worden, zonder dat het land, het water en de lucht hierbij nodeloos worden verontreinigd. Onder zijn bestuur kan deze aarde derhalve in een verrukkelijk paradijs veranderd worden.
Toen Jezus Christus als een mens op aarde was, opende hij de ogen van de blinden en de oren van de doven, stelde hij de stommen in staat te spreken, maakte hij de ledematen van de kreupelen gezond en wekte hij zelfs de doden op. Nu Jezus uit de doden is opgewekt, zal hij, nadat hij het bestuur over de aangelegenheden der aarde heeft overgenomen, beslist niet minder voor de mensheid doen. Hij zal zijn woorden waarmaken: „Ik ben de opstanding en het leven. Wie geloof oefent in mij, zal, ook al sterft hij, tot leven komen.” — Joh. 11:25.
De heerschappij van Jezus Christus zal dezelfde bezorgdheid en warmte weerspiegelen die van zijn uitnodiging om zijn discipelen te worden, uitging. Hij zei: „Komt allen tot mij die zwoegt en zwaar beladen zijt, en ik zal u verkwikken. Neemt mijn juk op u en wordt mijn discipelen, want ik ben zachtaardig en ootmoedig van hart, en gij zult verkwikking vinden voor uw ziel.” — Matth. 11:28, 29.
Hoe kunnen wij er zeker van zijn dat Jezus Christus, als een machtige, hemelse koning, met een even grote nederigheid en bezorgdheid verlichting en verkwikking aan de mensheid zal schenken als toen hij op aarde was? Zou hij niet veranderd kunnen zijn? De Heilige Schrift geeft ons de volgende vertroostende verzekering: „Jezus Christus is gisteren en heden en in eeuwigheid dezelfde.” — Hebr. 13:8.
De toestand zal inderdaad veel, veel beter worden, en wel in de nabije toekomst, als Gods koninkrijk in handen van Christus de heerschappij van onvolmaakte mensen vervangt. Wat een grootse verlichting zal dat tot gevolg hebben van onrecht, onderdrukking, lijden, verontreiniging, ziekte en de dood!
Wij hebben beslist reden te over om Jezus Christus als onze Koning te willen hebben. Bent u op de hoogte van zijn vereisten voor degenen die zijn loyale onderdanen willen zijn? De groep christenen die als Jehovah’s Getuigen bekend staan, zijn gaarne bereid om een ieder te helpen een beter begrip te krijgen van deze vereisten die in de bijbel staan opgetekend. Waarom zou u de volgende keer dat zij bij u aan de deur komen, geen gebruik maken van hun hulp?
[Inzet op blz. 388]
„Op de aarde radeloze angst der natiën, die . . . geen uitweg weten, terwijl de mensen mat worden worden van vrees en verwachting omtrent de dingen die over de aarde komen . . . Als nu deze dingen beginnen te geschieden, richt u dan omhoog, omdat uw bevrijding nabijkomt.” — Luk. 21:25, 26, 28.