-
Zij staakten hun kerkbezoekDe Wachttoren 1970 | 1 februari
-
-
mei 1968 ben ik zo gelukkig als een van Gods opgedragen dienstknechten de waarheid met anderen te mogen delen.
Wanneer ik terugzie naar de tijd waarin ik de Calvary Temple bezocht, begrijp ik nu heel goed waarom ik geen duidelijk begrip kon krijgen over hun leerstellingen van de drieëenheid, onsterfelijkheid van de ziel en het hellevuur. De reden was, dat zulke dingen in werkelijkheid niet in de bijbel worden onderwezen.”
De tweede ervaring is afkomstig van een dame in Zuid-Afrika. Zij schrijft:
„Ik behoorde tot de Nederduitse Gereformeerde Kerk hier in Johannesburg, Zuid-Afrika, en mijn zoon, die aan een universiteit studeerde, behoorde tot de methodistenkerk. Op zekere dag spraken wij over onze kerkelijke leerstellingen, en tot onze teleurstelling ontdekten wij dat geen van ons beiden ook maar iets van de bijbel afwist. Wij beseften dat er iets helemaal mis was, maar wij dachten dat het wel aan onszelf zou liggen. Wij besloten daarom in de toekomst met meer aandacht te luisteren naar wat er in de kerk werd gezegd, om te zien wat wij konden leren. In de paar weken die nu volgden, kwamen wij echter tot de ontdekking dat wij, hoe aandachtig wij ook luisterden, toch geen enkel geestelijk voordeel van onze respectieve kerken ontvingen.
Omstreeks deze tijd vond mijn zoon een exemplaar van De Wachttoren in ons huis, en hij stelde voor, dit tijdschrift samen te lezen. Het hoofdartikel handelde over de schitterende hoop die in de bijbel wordt uiteengezet aangaande de mogelijkheid eeuwig op een paradijsachtige aarde te mogen leven. Het was zo helder als kristal. Wij besloten daarom ons onmiddellijk op De Wachttoren te abonneren. Toen er tien dagen waren voorbijgegaan en wij nog niets hadden ontvangen, zochten wij het telefoonnummer op van het bijkantoor van het Wachttorengenootschap, ten einde naar de reden van de vertraging te informeren. Men legde ons uit dat het iets langer zou duren alvorens wij het tijdschrift zouden gaan ontvangen, maar dat men iemand zou vragen ons te bezoeken en de laatste uitgaven te brengen.
Later, toen een van Jehovah’s getuigen aan de deur kwam, namen wij het aanbod aan, gratis huisbijbelstudie te ontvangen. Nu krijgen wij rijk geestelijk voedsel. Geen van ons beiden ging weer terug naar de kerk. Na onze tweede studie bezochten wij onze eerste vergadering in de Koninkrijkszaal. Wij waren heel verbaasd over de vriendelijkheid en het enthousiasme van iedereen. Sindsdien hebben wij geregeld de vergaderingen van Jehovah’s getuigen bezocht. Wij hebben de prachtige waarheden uit Gods Woord de bijbel leren kennen, waarheden die in de kerken welke wij vroeger bezochten, eenvoudig niet werden geleerd.”
Hoe verstandig van deze mensen om zulke instellingen die bewéren Gods waarheden te onderwijzen doch ze in werkelijkheid níet onderwijzen maar ze zelfs door hun woorden en daden loochenen, te ontvluchten. — Tit. 1:16; Openb. 18:4, 5, 8.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1970 | 1 februari
-
-
Vragen van lezers
● Wat is de onvergeeflijke zonde? — E. M., V.S.
De soort van zonde die in de bijbel als onvergeeflijk wordt aangeduid, is niet louter een categorie zoals stelen, liegen of seksuele immoraliteit. Deze dingen zijn echter ernstig en kunnen tot de onvergeeflijke zonde behoren (Openb. 21:8). De onvergeeflijke zonde is evenwel moedwillige zonde tegen de duidelijk zichtbare werking van Gods geest. Ze spruit voort uit een hart dat volkomen en voor altijd van God vervreemd is.
Joodse religieuze leiders die naar Galiléa waren gekomen om Jezus Christus te zien en te horen, hadden er bij één gelegenheid reeds over beraadslaagd hoe zij hem zouden kunnen ombrengen (Matth. 12:14). In Galiléa zagen zij hoe Jezus een man genas die stom, blind en door een demon bezeten was. In plaats dat de Farizeeën het duidelijke feit toegaven dat Jezus wonderen verrichtte door middel van Gods heilige geest, beschuldigden zij hem er met boos opzet van dat hij dit door middel van de kracht van Satan deed. Na te hebben getoond hoe fout zij waren, zei Jezus:
„Iedere soort van zonde en lastering zal de mensen worden vergeven, maar de lastering tegen de geest zal niet worden vergeven. Spreekt iemand bijvoorbeeld een woord tegen de Zoon des mensen, het zal hem worden vergeven; maar spreekt iemand tegen de heilige geest, het zal hem niet worden vergeven, neen, niet in dit samenstel van dingen noch in het toekomende.” — Matth. 12:31, 32; Mark. 3:28, 29; Luk. 12:10.
Met deze religieuze leiders was het niet slechts een geval dat zij niet door Christus’ leringen en werken werden overtuigd. De mensen van Chórazin en Bethsáïda hadden zich zo volkomen in beslag laten nemen door hun levenswijze, dat zij Jezus niet aanvaardden en geen berouw hadden; toch zullen zij kennelijk voordeel trekken van Gods barmhartigheid en een opstanding krijgen, alsmede een toekomstige gelegenheid om de weg der rechtvaardigheid te leren kennen (Matth. 11:20-24). Met de Farizeeën was het evenmin zo gesteld dat zij uit onwetendheid met betrekking tot Gods wil ware aanbidders lasterden en tegenstonden. Saulus van Tarsus was zo iemand geweest, maar hem werd barmhartigheid betoond en hij ontving vergeving (1 Tim. 1:13-16). Deze religieuze leiders daarentegen waren tot het diepst van hun hart verdorven, en Jezus wist dit. In tegenstelling tot het gewone volk hadden zij een aanzienlijke kennis
-