Wat is het leven u waard?
JEZUS zei tot zijn discipelen: „Wanneer iemand achter mij wil komen, hij verloochene zich, neme zijn martelpaal op en volge mij voortdurend. Want al wie zijn leven wil behouden, zal het verliezen; maar wie zijn leven om mij verliest, zal het vinden. Want wat zal het een mens baten wanneer hij de gehele wereld verwerft, maar zijn leven verbeurt? of wat zal een mens in ruil voor zijn leven geven?” — Matth. 16:24-26, NW, voetnoot.
Hoeveel mensen verloochenen zich door hun leven aan God op te dragen? De apostel Paulus schreef aan christenen: Gij „behoort . . . u zelf niet toe, want gij werdt met een prijs gekocht.” Elders zegt hij: „Gij werdt met een prijs gekocht; houdt er mee op slaven van mensen te worden.” Hoevele zogenaamde christenen verloochenen zich om een slaaf van God te worden? Laten zeer velen hun genoegens en verlangens varen en keren zij zich tot God, om evenals Christus Jezus zijn wil te doen? Treden velen in de voetstappen van Jezus, doordat zij zich om hem voortdurend te kunnen volgen, steeds weer verloochenen? Werkelijk maar heel weinigen handelen zo. Er kan in sommige landen wel een grote toeloop naar de kerken der christenheid zijn, maar wanneer het er om gaat zich te verloochenen, dan loopt het niet storm. — 1 Kor. 6:19, 20; 7:23, NW.
Het kan gevaarlijk zijn een slaaf van God te zijn. Het kan vervolging meebrengen. U kunt er evenals Jezus voor gedood worden. Wanneer u echter dit kortstondige leven verliest omdat u Jehovah trouw blijft, zult u het eeuwige leven kunnen vinden. Zij die echter alle mogelijke moeite doen dit leven veilig te stellen, door het nimmer in Jehovah’s dienst op het spel te zetten, zullen het verliezen wegens hun ontrouw. Zij die hun leven en al het andere op het spel zetten en niets terughouden, zullen eeuwig leven in de nieuwe wereld van rechtvaardigheid verkrijgen.
Wilt u graag rijk zijn, in weelde baden, een behoorlijke positie verwerven en van alle genoegens voorzien zijn? Wellicht verkrijgt u dit alles, alles wat deze wereld te bieden heeft aan materiële voordelen en vleselijke genoegens. Wat zal het u echter baten wanneer u daardoor het leven er bij inschiet, omdat u naliet Jehovah te dienen? Hoe kunt u zich in hetgeen u heeft verworven blijven verheugen, wanneer het leven u ontvliedt? Uw prachtige huis zal u niet van pas komen in uw lijkkist, uw blinkende auto zult u niet kunnen meenemen in uw graf, evenmin kunt u daar naar de televisie kijken.
„Wat zal een mens in ruil voor zijn leven geven?” Alles, zult u zeggen. Hoeveel mensen geven echter alles? Hoeveel geven ook maar iets? Hoevelen hebben tijd voor God over, om zijn Woord te bestuderen en de daarin staande beginselen in praktijk te brengen, wanneer dit voor hen geen gemak meebrengt? Hoevelen zullen hun wil opzij zetten om die van God te doen? Hoeveel mensen zullen zich werkelijk verloochenen? O zo weinig in verhouding. In plaats dat hun leven hun alles waard is, geven zij er in het geheel niets voor.
De kwestie is niet wat het leven u waard is wanneer het u ontvliedt, maar wat u er voor zult geven om het te behouden terwijl u zich nog in de bloei van uw leven waant. Dan is men al gauw geneigd er niet veel voor over te hebben, men vindt het vanzelfsprekend dat men leeft en ziet niet vooruit naar de tijd dat het zal eindigen. Sommige christenen die zich aan God hebben opgedragen, zullen zich geestelijk niet in het minst inspannen om te studeren, zich lichamelijk enige moeite getroosten om van huis tot huis te gaan prediken, of er enige tijd van af nemen om hun levenswandel eens na te gaan, om te zien waarin zij in gebreke zijn gebleven.
O ja, wellicht studeren sommigen wel eens wat, gaan zij zo nu en dan wel eens naar een vergadering en spreken zij elke maand wel iets over Jehovah’s naam. Waarom zouden zij meer doen? zo denken ze. Waarom zouden zij meer geven voor hun leven? Is dat dan niet genoeg? Is dat niet evenveel als vele anderen geven? Waarom zou men al zijn tijd besteden aan werk op een bijkantoor van het Genootschap, aan zendingswerk in een vreemd land of aan het prediken in eigen omgeving? Waarom zou men zoveel doen wanneer het merendeel veel minder doet en toch leven in de nieuwe wereld zal verkrijgen?
Aldus zullen sommigen zich trachten te rechtvaardigen waarom zij slechts zo weinig doen terwijl hun omstandigheden het hun toestaan veel meer te doen. Zij zeggen dat het leven hun alles waard is, maar zij willen er niet meer voor geven dan beslist nodig is. Zij redeneren dat zij genoeg zullen geven, maar meer niet. Zij zullen net zoveel doen als de anderen, geven wat het merendeel geeft, wat dan wel voldoende zal zijn. Laat enkelen het overgrote deel van het getuigeniswerk maar doen, het grootste deel van de last maar dragen, terwijl zij innerlijk denken: „Wat is het leven mij waard? Ik zal er alleen dat voor doen wat nodig is om het te behouden. Net genoeg om door Armageddon heen te komen en Jehovah’s beloofde nieuwe wereld binnen te gaan.” Dat denken zij op het ogenblik, nu zij nog gezond zijn en nog een aantal jaren voor de boeg hebben.
Wat is het ons echter waard wanneer de tijd van onze dood aanbreekt? Wat denken wij dan? Dat wij meer hadden kunnen doen? Wensen we dan dat we maar meer hadden gegeven, zodat wij er zeker van zouden zijn dat God het genoeg zou achten om ons in een opstanding te gedenken? Wensen wij dan dat wij maar niet zo’n smalle marge hadden overgelaten? Betreuren wij het dan dat wij maar zo spaarzaam in de dienst zijn uitgetrokken, net genoeg dat het er mee door kon, en vragen wij ons nu af of het genoeg is geweest zodat wij er door zullen komen? Wat is het leven ons waard nu wij op ons sterfbed liggen? Alles, nu het leven ons ontvliedt. Dan kunnen wij er echter niets meer voor geven. Toen wij in de volle bloei van ons leven waren en ons veilig voelden, zaaiden wij spaarzaam, berekend; wij gaven alleen datgene waarvan wij dachten dat het genoeg was zodat het er mee door kon. Wij hielden alles achter, wat volgens ons veilig achtergehouden kon worden, en nu zijn wij o zo doodsbenauwd dat wij het een beetje te kras hebben gemaakt en thans, nu de levensadem van ons wijkt, vragen wij ons af of ze ons ooit weer teruggegeven zal worden. Zullen wij ons zo gevoelen op ons sterfbed?
Zo dient het niet te zijn en dit zal het ook niet, wanneer wij ons verloochenen en leven zoals wij bij onze opdracht aan Jehovah hebben beloofd te leven, namelijk, om zijn wil te doen. Wanneer iemand u een auto geeft maar er zelf in blijft rijden, is het niet bepaald een geschenk, of wel soms? Wanneer u nu uw leven aan God geeft, maar het gebruikt om uw eigen doeleinden na te streven in plaats van de zijne, heeft het er niet veel van weg dat u zich aan hem heeft opgedragen, niet waar? Wanneer u een auto koopt, verwacht u toch zeker dat die bij u afgeleverd zal worden en u er gebruik van kunt maken. Velen die met Jezus’ bloed zijn gekocht en daardoor slaven van God zijn geworden, houden zich er echter afzijdig van God te dienen, omdat zij hun eigen wil ten uitvoer willen brengen. Zij die aldoor maar blijven weigeren zich te verloochenen, behoren God eigenlijk niet toe.
Wat is het leven u waard? Geld is niet genoeg. U moet bereid zijn ter wille van Christus Jezus het leven te verliezen, want dan zult u het voor eeuwig vinden.