Vragen van lezers
● Het boek U kunt Armageddon overleven en Gods nieuwe wereld binnengaan spreekt op bladzijde 360 over de aardse opstandelingen aan het einde van Christus’ duizendjarige regering, van wie Openbaring 20:8 zegt dat „hun getal is als het zand der zee”, en verklaart dan: „Zij zijn even onbepaald als het ’zand der zee’, alhoewel het er niet speciaal meer dan 144.000 behoeven te zijn.” Waarom wordt het getal 144.000 hier te berde gebracht? — E. C., Australië.
Uit het gezegde dat er zoveel opstandelingen zullen zijn als het zand aan de kust, zou men kunnen opmaken dat hun aantal miljarden zou bedragen. Dit wordt echter niet bedoeld. Zij zijn in die zin als het zand aan de kust dat zij niet door de mens geteld kunnen worden, evenmin als de zandkorrels op een strand door de mens geteld kunnen worden. Het aantal is onbepaald. Om te bewijzen dat het aantal niet letterlijk gelijk is aan het aantal zandkorrels op een strand, wordt verwezen naar het getal 144.000. God heeft tot Abraham gezegd: „[Ik zal] uw zaad stellig vermenigvuldigen als de sterren der hemelen en de zandkorrels aan de zeeoever.” Dit beloofde zaad blijkt door Christus en degenen die met hem erfgenamen van het hemelse koninkrijk zullen zijn, te worden gevormd: „Indien gij nu van Christus zijt, dan zijt gij zaad van Abraham, en naar de belofte erfgenamen.” De bijbel laat zien dat de hemelse koninkrijkserfgenamen met Christus 144.000 in aantal zijn: „En ik zag en zie, het Lam stond op den berg Sion en met Hem honderd vier en veertig duizend, op wier voorhoofden zijn naam [stond] . . . de honderd vier en veertig duizend, de losgekochten van de aarde.” Dit is dus een bijbels voorbeeld waarin over een getal wordt gesproken dat „als . . . de zandkorrels aan de zeeoever” is maar desondanks niet vele miljoenen of miljarden doch slechts 144.000 bedraagt. — Gen. 22:17, NW; Gal. 3:16, 29; Openb. 14:1, 3.
Het aantal is niet letterlijk gelijk aan het aantal zandkorrels aan de zeeoever, maar wel in die zin gelijk dat beide aantallen onbepaald, door de mens ongeteld zijn. Het aantal opstandelingen aan het einde van de duizendjarige regering is als het zand aan de zeeoever wat de onbepaaldheid ervan betreft. Het betekent niet dat miljoenen dan de zijde van Satan zullen kiezen. Het aantal zou tot duizenden beperkt kunnen zijn en om dit te bewijzen worden wij eraan herinnerd dat de bijbel ook in een ander geval de uitdrukking „hun getal is als het zand der zee” gebruikt, terwijl er dan slechts van duizenden sprake is, van 144.000 namelijk. In dit geval van Openbaring 20:8 zullen de opstandelingen aan het einde van de duizend jaar dus als het zand van de zee zijn en toch heel goed tot duizenden in aantal beperkt kunnen zijn.
● Toen joodse religieuze ijveraars Johannes de Doper vroegen of hij Elia was, zei hij: „Ik ben het niet.” Jezus vertelde zijn discipelen echter dat Johannes wel Elia was. Waarom deze strijdige uitlatingen? — J. C., Engeland.
Het verslag van Johannes’ antwoord treffen wij in Johannes 1:19-21 aan: „Dit was het getuigenis van Johannes, toen de Joden uit Jeruzalem priesters en Levieten tot hem zonden om hem te vragen: Wie zijt gij? En hij beleed en ontkende het niet; en hij beleed: Ik ben de Christus niet. En zij vroegen hem: Wat dan? Zijt gij Elia? En hij zeide: Ik ben het niet.” Ruim twee jaar later zei Jezus precies het tegenovergestelde: „De discipelen vroegen Hem en zeiden: Hoe kunnen dan de schriftgeleerden zeggen, dat Elia eerst moet komen? Hij antwoordde en zeide: Elia zal wel komen en alles herstellen, maar Ik zeg u, dat Elia reeds gekomen is, en zij hebben hem niet erkend, maar met hem gedaan al wat zij wilden. Zó zal ook de Zoon des mensen door hen moeten lijden. Toen begrepen de discipelen, dat Hij over Johannes den Doper tot hen gesproken had.” — Matth. 17:10-13.
De joden die Johannes ondervroegen, dachten dat Elia een opstanding zou ontvangen om terug te keren en Maleachi’s profetie te vervullen dat Elia zou komen en vóór de komst van „de grote en vreesinboezemende dag van Jehovah” een voorbereidend werk zou verrichten (Mal. 4:5, 6, NW). Johannes was echter geen opgestane Elia; daarom ontkende hij terecht Elia te zijn. Toen Jezus echter zei dat „Elia reeds gekomen is” en de discipelen begrepen „dat Hij over Johannes den Doper tot hen gesproken had”, wist Jezus dat Maleachi’s profetie niet inhield dat Elia zelf zou terugkeren, maar dat er iemand gelijk Elia zou komen om een soortgelijk werk te doen als door Elia was verricht, een werk dat erin bestond oprechte Israëlieten tot waar berouw te brengen. Jezus wist dat vóór Johannes’ geboorte was voorzegd: „Hij zal van de schoot van zijn moeder af met heilige geest vervuld zijn; en hij zal velen der zonen van Israël tot Jehovah, hun God, terugbrengen. Bovendien zal hij voor hem uitgaan met de geest en de kracht van Elia, ten einde het hart van vaders tot kinderen terug te brengen en de ongehoorzamen tot de praktische wijsheid van rechtvaardigen, om voor Jehovah een toebereid volk gereed te maken.” — Luk. 1:15-17, NW.
Aldus zou Johannes Maleachi’s profetie in vervulling doen gaan en dit gebeurde inderdaad, en daarom was hij de Elia die volgens die profetie zou komen. Jezus gaf dus het juiste antwoord. Met het oog op het feit dat de joden die Johannes ondervroegen aan een opgestane Elia dachten, was het echter ook juist dat Johannes ontkende dat hij in die zin de betreffende profeet was.