Zich de resterende tijd ten nutte maken
1. Welke aardse gelegenheden gaf Jezus voor het Koninkrijk op?
JEZUS predikte niet het ene en deed het andere. Zijn handelwijze was in overeenstemming met zijn woorden. Alles wat hij had, zelfs zijn leven, gaf Jezus ter wille van het Koninkrijk op. Doch hij had reeds heel wat opgegeven, voordat hij zijn leven opofferde. In de eerste plaats gaf hij zijn hemelse bestaan als de Meesterwerkman en Woordvoerder van de Schepper op. Beschouw daarna eens zijn aardse vooruitzichten. Deze talentvolle jongeman (zijn geest was immers volmaakt) had zijn tijd kunnen gebruiken om de wetenschap te bevorderen en de spanne tijds dat de mens leeft, door middel van medische en sociale onderzoekingen te verlengen; hij had grote steden met modelwoningen kunnen bouwen of geweldige commerciële organisaties kunnen stichten. Ook had hij met zijn volmaakte lichaam zijn tijd kunnen besteden aan lichamelijke kunststukken waarin hij stellig had kunnen uitmunten, bijvoorbeeld als jager zonder weerga, als een kunstenaar met een onovertroffen bedrevenheid; ja, waarop hij ook zijn zinnen zou hebben gezet, hij zou er ongetwijfeld de beste in hebben kunnen zijn. Hij was de enige volmaakte mens op aarde. Doch Jezus keerde al deze dingen de rug toe, en de beslissing die hij nam, was steeds gebaseerd op hetgeen hij, met zijn volmaakte waarnemingsvermogen, als het nuttigste gebruik van de tijd beschouwde.
2. Waarom is vooral Jezus voor ons een voorbeeld van het uitkopen van de tijd?
2 Wat Jezus zelf verkoos te doen, schreef hij ook zijn volgelingen voor. Hij predikte; ja, hij predikte over het koninkrijk Gods, aan de zeekust, in de woestijn, op de bergen, in de tempel, op de straten en in de huizen der mensen, bij elke gelegenheid verheerlijkte hij de naam en het voornemen van zijn Vader. Aangezien hij deze loopbaan had gekozen, wist hij dat zijn dagen waren geteld, doch hij kocht zijn tijd uit, nam elke gelegenheid te baat en maakte een nuttig gebruik van de tijd die hem nog restte. Daar Jezus, die op elk gebied van het menselijke streven zulke grote mogelijkheden had, zijn tijd aan de dienst voor God wilde besteden, volgt daaruit dan niet dat ons voornaamste doel hetzelfde dient te zijn? Zeer zeker! Jezus gebood een ieder die zijn gunst zou zoeken ’dagelijks zijn martelpaal op te nemen en hem te volgen’ (Luk. 9:23). Een dagelijkse dienst, ja, een dienst die al iemands tijd in beslag neemt, dient het doel van iedere dienaar van God te zijn.
3. Wat voor besteding van tijd wordt door God goedgekeurd? Doch wat is het ideaal?
3 Het is waar dat niet allen dit doel zullen kunnen bereiken. Jezus was ongetrouwd; hij had geen verplichtingen tegenover een gezin, niemand die van hem afhankelijk was. God kent de omstandigheden waarin elkeen van zijn dienaren zich bevindt en hij schept behagen in de dienst van een ieder, ongeacht hoe klein die dienst ook moge zijn, indien de dienaren slechts alles geven wat zij kunnen. Jezus toonde aan dat dit zo is, toen hij de aandacht van zijn discipelen er op vestigde dat God de weduwe goedkeurde die alles gaf wat zij bezat, al was het ook slechts een zeer klein bedrag (Mark. 12:41-44). Dit doet echter geen afbreuk aan doch ondersteunt de waarheid, dat een dienst voor God die al iemands tijd in beslag neemt, voor elke Christen de ideale staat is. Een ieder kan dus een klein gedeelte van zijn tijd nuttig gebruiken door aandachtig en onder gebed eens te onderzoeken in welke omstandigheden hij verkeert, om vast te stellen of het voor hem niet mogelijk is al zijn tijd aan de dienst te besteden.
4. Door welke bestendige houding laten wij geen gelegenheden voorbijgaan?
4 Voor de arbeider die al zijn tijd aan de dienst voor God besteedt, of voor hen die hieraan een gedeelte van hun tijd besteden en die de meerderheid vormen van hen die thans over Jehova’s koninkrijk prediken, zijn de Schriftuurlijke eisen hetzelfde. God is geen aannemer des persoons. Zij hebben niet allemaal dezelfde gelegenheden, maar zij kunnen wel allemaal hun gelegenheden uitkopen, door altijd uit te zien naar een mogelijkheid iemand anders te verlichten. Niet alleen gedurende de tijd die speciaal voor de prediking is ter zijde gesteld, maar tijdens alle dagelijkse bezigheden zullen zich gelegenheden voordoen om de waarheid uiteen te zetten of te verdedigen. Petrus geeft hieromtrent de raad: „Wees altijd bereid u te verdedigen tegenover een iegelijk die u ter verantwoording roept over de hoop die gij hebt. Doch doe het vriendelijk en eerbiedig” (1 Petr. 3:15, Een Amer. Vert.). Is deze bestendige bereidheid niet de enige manier er zeker van te zijn dat men geen enkele gelegenheid laat voorbijgaan, er van overtuigd te zijn dat elk moment nuttig wordt besteed? Grote vreugde is dikwijls het gevolg wanneer gij met iemand over de waarheid spreekt die gij wellicht geneigd was te laten gaan zonder daarover met hem te hebben gesproken. „Gelukkig zijn zij die vasthouden aan hetgeen recht is, die te allen tijde hun plicht doen!” — Ps. 106:3, Moffatt.
5. Waarom is het niet juist om, wanneer men niet predikt, aan zijn begeerten toe te geven?
5 „Vasthouden aan hetgeen recht is” betekent voor een Christen niet alleen dat hij bij elke gelegenheid dient te prediken en zich dan vrij kan gevoelen de rest van zijn tijd zorgeloos door te brengen. Paulus geeft in dit verband de volgende raad: „Ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, na anderen gepredikt te hebben, wellicht zelf afgewezen te worden.” En wederom zegt hij: „Daarom, wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valle” (1 Kor. 9:27; 10:12, Nw. Vert.). Niet de wijze waarop de tijd in het verleden is besteed, kenmerkt iemand als een nuttige of onnutte dienstknecht, doch de wijze waarop hij zijn tijd thans en in de toekomst besteedt. Men kan de dienst voor God niet laten samengaan met een zorgeloze levenswijze. De Duivel is goed op de hoogte met de aangeboren zwakheden van het menselijke vlees; hij kent ook elk sluwe middel om degene die niet op zijn hoede is, te doen struikelen. Daarom legde Paulus de nadruk op de noodzakelijkheid het lichaam te allen tijde in onderworpenheid te houden en niet toe te geven aan zelfzuchtige en vleselijke begeerten, noch toe te staan dat de geest zich met dergelijke dingen bezig houdt.
6. Hoe zal de tijd die wij in het verleden in de wereld hebben doorgebracht, worden gerekend?
6 Enkelen die zich thans met Jehova’s getuigen hebben verbonden, hebben inderdaad eens al hun tijd gebruikt om in deze commerciële wereld vooruit te komen, om huizen te verkrijgen of om zich genotzuchtig over te geven aan genoegens die tot allerlei zonden leiden. Over het feit dat zij tot een nuttiger gebruik van hun tijd zijn overgegaan, zegt Petrus: „Waarlijk lang genoeg heeft de verleden tijd geduurd, waarin gij naar den zin der heidenen geleefd hebt, overgegeven aan onmatigheid, wellust, dronkenschap, zwelgerij, drinkgelagen en zondige afgoderijen. Nu gij niet langer u stort in dien poel der liederlijkheid, nu zijn zij van u vervreemd en lasteren zij u. Maar zij zullen rekenschap afleggen aan Hem die gereedstaat levenden en dooden te oordeelen.” — 1 Petr. 4:3-5, Leidse Vert.
7. Waarom zou het nu een verspilling van tijd zijn wanneer men tot die handelwijze zou terugkeren?
7 Wanneer men door middel van een kennis der waarheid van de werken des vleses is bevrijd, moet men in de waarheid vast staan. „Want indien gij naar het vlees leeft, zult gij sterven; maar indien gij door den geest de werkingen des lichaams doodt, zult gij leven” (Rom. 8:13, Nw. Vert.). In de dood is geen tijd die nuttig of anderszins kan worden gebruikt. „In het graf . . . is geen werk noch overleg noch wetenschap noch wijsheid” (Pred. 9:10, Luther). Het is beter zich er van te weerhouden thans zijn tijd aan de werken des vleses te besteden, dan de eeuwigheid in het graf door te brengen. Elke stap die een Christen doet, dient tegen de eisen van God te worden afgewogen. „De schreden van een goede man worden door de HEER beschikt” (Ps. 37:23, King James Vert.). Het is veel beter er een paar momenten van af te nemen om eens rustig na te denken en Gods eisen ten volle te overwegen, voordat men overhaast tot een handeling overgaat die Gods bestraffing met zich zou kunnen brengen. „Zonder nadenken handelen, is niet goed; en te haastig zijn, is het doel missen.” — Spr. 19:2, Een Amer. Vert.
DE TIJD MET ONBELANGRIJKE DINGEN VERKWISTEN
8, 9. Hoe wordt tijd nutteloos besteed aan geschillen tussen bepaalde personen?
8 Doch niet alleen de grote of in het oog vallende dingen belemmeren het werk van een Christen of de gemeente van Christenen. Dikwijls is het iets onbeduidends, een zaak die de tijd niet waard is welke er ten slotte aan wordt besteed. Zolang de mensen onvolmaakt zijn, zullen er stellig kleine misverstanden ontstaan. De tegenstander zal er wel voor zorgen dat dit gebeurt. En als het gebeurt, is er niets wat hem meer behaagt dan te zien dat iemand zich gaat inbeelden dat een zekere daad of opmerking meer betekende dan de bedoeling was. Waarom? Omdat de geest van die persoon dan onmiddellijk verdeeld geraakt. In plaats dat hij er over nadenkt hoe hij gelegenheden om God te dienen, kan uitkopen, houdt zijn geest zich met het vermeende onrecht bezig. Tijd die eens nuttig werd besteed, wordt thans met gevoelens van zelfbeklag verkwist.
9 De Duivel is er niet tevreden mee, dat de beledigde op de aangelegenheid zit te broeden. Hij is begerig naar onze tijd. Er is medegevoel noodzakelijk; het moet aan anderen worden verteld; de tijd van anderen moet ook in beslag worden genomen. Iemand die dit beschuldigende praatje hoort en niet op zijn hoede is, is wellicht geneigd in de moeilijkheid partij te kiezen en wat eens een onbeduidende zaak was, kan gelijk een grote brand de gehele gemeente teisteren, de ordelijke en nuttige dienst voor God verstoren en beschuldigingen en tegenbeschuldigingen doen ontstaan die voor allen in het openbaar worden bekendgemaakt. Gelukkig is dit onder de getuigen voor God niet gebruikelijk, maar wanneer zoiets zou kunnen gebeuren, doen nuttige dienstknechten die op hun tijd letten, er goed aan zich gewaarschuwd te laten zijn.
10. Hoe moet iemand volgens Jezus ten aanzien van een hem aangedaan onrecht handelen?
10 Het is een verfrissende tegenstelling te zien wat een grote hoeveelheid tijd, geestelijke bezorgdheid en winstgevende krachtsinspanningen kan worden bespaard, wanneer de Schriftuurlijke regel wordt opgevolgd. „Maar indien uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga heen en bestraf hem tussen u en hem alleen; indien hij u hoort, zo hebt gij uw broeder gewonnen. Maar indien hij u niet hoort, zo neem nog een of twee met u; opdat in den mond van twee of drie getuigen alle woord besta. En indien hij denzelven geen gehoor geeft; zo zeg het [de vertegenwoordigers] der gemeente; en indien hij ook der gemeente geen gehoor geeft, zo zij hij u als de heiden en de tollenaar.” — Matth. 18:15-17.
11. In welk opzicht zal het volgen van deze handelwijze voor iemand wat zijn tijd betreft, voordeel afwerpen?
11 Gewoonlijk kunnen moeilijkheden tussen de twee betrokkenen tot een oplossing worden gebracht indien een ieder bereid is zijn eigen gevoelens op de tweede plaats te stellen en zijn broeder lief te hebben als zich zelf. Zelfs niet één nacht vol bezorgdheid dient men er over heen te laten gaan terwijl het werkelijke of vermeende onrecht in de geest groter wordt. „De zon ga niet onder over uw toornigheid” (Ef. 4:26). De slaap is zoet en verfrissend voor iemand die het hem aangedane onrecht aan zijn broeder heeft bekendgemaakt of die zijn grieven heeft voorgelegd aan degene die hem onrecht heeft aangedaan, en die de aangelegenheid heeft geregeld zoals het rijpe broeders en zusters betaamt. Nadat hij ’s morgens is opgestaan, gaat hij vol vreugde in de dienst voor zijn God, in plaats dat hij met een bezwaard hart rondloopt.
12. Hoe zal het zich niet mengen in de aangelegenheden van een ander, tijd besparen?
12 Een dienstknecht van God, die zich druk bezighoudt met de zaak van zijn meester, laat zich niet betrokken worden in de geschillen van anderen. Hij weet dat „wie zich mengt in een twist, die hem niet aangaat, is als iemand, die een voorbijlopenden hond bij de oren grijpt” (Spr. 26:17, Nw. Vert.). Voordat hij zich uit een dergelijke situatie kan losmaken, zal hij er veel meer tijd aan hebben besteed dan hij van plan was en er zal duidelijk blijken dat die tijd niet nuttig werd besteed. Neen, hij heeft geen tijd om zelfs maar naar de bijzonderheden der aangelegenheid te luisteren; geen tijd om te luisteren en nog minder tijd om het te herhalen.
13. Waarom is het een verspilling van tijd wanneer men kletst en aanmerkingen maakt op anderen?
13 Wanneer een praatje wordt herhaald, wordt dit, ongeacht hoe goed de bedoelingen waren, het zich mengen in iemands anders aangelegenheden en geklets. De tong, een klein lid van het lichaam doch zeer moeilijk te beheersen, zal niet lang met louter herhaling tevreden zijn. Wees derhalve voorzichtig: ’let goed op uw woorden, dat gij niet zondigt met uw tong’ (Ps. 39:2, Petr. Can. Vert.). Een en dezelfde fontein kan niet zowel bitter als zoet water voortbrengen (Jak. 3:11). De tong kan niet God loven en tegelijkertijd een broeder belasteren; evenmin kan er tijd worden besteed aan het loven van God en tegelijkertijd aan het denken of spreken over een fout die een ander heeft gemaakt. De tijd kan veel nuttiger worden besteed aan een onderzoek van uw eigen fouten die gij kunt verbeteren, dan aan bezorgdheid over de tekortkomingen van een ander die gij niet kunt veranderen. Bovendien, zo zegt Jezus, „waarom ziet ge de splinter in het oog van uw broeder en bemerkt ge niet de balk in uw eigen oog? Of hoe kunt ge zeggen tot uw broeder: Laat mij de splinter uit uw oog halen, terwijl ge in uw eigen oog de balk hebt?” (Matth. 7:3, 4, De Kath. Bijbel). Het is duidelijk dat het een verspilling van tijd is en het is waarschijnlijk dat er meer kwaad dan goed tot stand zal worden gebracht.
14. Hoe wordt de geest derhalve nuttig gebruikt? Waarom?
14 Datgene waarmede men zijn geest zich laat bezighouden, bepaalt op de lange duur of iemand een nuttige of verkwistende handelwijze zal volgen. „Gelijk hij innerlijk denkt, zo is hij” zegt de Spreuk (23:7, De Kath. Bijbel). Een geest die met boze dingen is vervuld, zal het lichaam er toe brengen boze daden te doen. Een geest die met vermeende aangedane onrechten is vervuld, is geneigd naar een gelegenheid te zoeken om te twisten, te kletsen of wraak te nemen. Smoor eigenzinnigheid en tijdverspilling in de kiem door de geest te beheersen, voor nuttig werk te gebruiken en op rechtvaardige wegen te leiden. „Ten slotte, broeders” schreef Paulus, „houdt uw aandacht gevestigd op al wat waar, op al wat edel, rechtvaardig, rein, liefelijk en welgevallig is, op al wat deugd heet en lof verdient. Handelt, naar wat gij geleerd en aanvaard hebt, naar wat gij van mij hebt gehoord en gezien. En de God van de vrede zal met u zijn.” (Fil. 4:8, 9, Petr. Can. Vert.). Een geest die met waarheid en gedachten over de dienst voor God is vervuld, valt niet gauw ten prooi aan de dodelijke krachten die van de Duivel afkomstig zijn.
15. Welke besprekingen zijn tijdverkwistend, en welke zijn nuttig?
15 Uiteenzettingen over onbelangrijke aangelegenheden, lange verhandelingen over mogelijke toestanden en persoonlijke theorieën, ook die eisen waardevolle tijd van een ieder die dwaas genoeg is om er tijd aan te besteden. „Vermijd dwaze, primitieve bespiegelingen; gij weet dat zij slechts tot getwist leiden, en een slaaf des Heren moet niet twisten, maar iedereen vriendelijk behandelen” zeide Paulus tot Timotheüs (2 Tim. 2:23, Een Amer. Vert.). „Sluit uw geest voor dwaas, populair geredetwist” (Moffatt). Er zijn enkele mensen, die wegens hun eigendunk dwaas zijn, die alleen hun eigen wijsheid willen laten blijken en die niet de wens hebben de ware wijsheid van Gods Woord te verwerven. Urenlang kan men met hen over hun geliefkoosde theorieën spreken; doch zij hebben geen tijd om naar het evangelie te luisteren. Iemand die ’elke gelegenheid uitkoopt’ om te prediken, zal natuurlijk trachten het gesprek of de bespreking naar een nuttig einde te leiden, doch hij zal niet onnodig tijd besteden aan hen, die „opzettelijk onwetend” zijn van Gods voornemens. „Geeft het heilige niet aan de honden” waarschuwde Jezus, „en werpt uwe paarlen niet voor de zwijnen, opdat zij ze niet met hunne pooten vertreden, en zich omwenden en u verscheuren” (Matth. 7:6, Brouwer). Er zijn te veel mensen in de wereld met wie de tijd nuttig kan worden doorgebracht, die begeriger zijn om te luisteren en te leren, dan om te praten. Aan het zoeken naar dergelijke zachtmoedige mensen kan de prediker zijn tijd nuttig besteden, want „Hij zal de zachtmoedigen leiden in het recht, en Hij zal den zachtmoedigen Zijn weg leren”. — Ps. 25:9.
16. Door aanvallen en onverschilligheid worden wij vaak geneigd wat te wensen?
16 Velen die de waarheid haten, zijn er niet tevreden mee deze waarheid en hen die hun tijd aan de bekendmaking er van besteden, te negeren. Herhaaldelijk keren zij zich letterlijk, gelijk redeloze dieren, tegen Jehova’s getuigen en zij trachten hen te vertreden en tot zwijgen te brengen. Hun boosaardige aanvallen, te zamen met de onverschilligheid waarvan de meerderheid van dit goddeloze en verdraaide geslacht tegenover de waarschuwingsboodschap blijk geeft, zijn voor Gods dienaren dikwijls een beproeving. Zij zijn geneigd uit te roepen: „Hoe lang, Here?” en te wensen dat de tijd waarin zij moeten blijven prediken, spoedig ten einde zal lopen. Daar zij zich in hun geest een beeld hebben gevormd van de vele zegeningen van het Koninkrijk, zouden zij de komst er van willen verhaasten en zij hopen er op dat de storm van Armageddon spoedig zal losbarsten.
VOORDEEL TREKKEN VAN GODS GEDULD
17. Waarom dienen wij onder dergelijke omstandigheden het goeddoen niet moe te worden?
17 Maar zeker zal niemand van Gods dienaren, zelfs niet zij die ongeduldig worden, het gevoel hebben dat zijn prediking van het evangelie geen nut heeft. Zij zien de resultaten van hun arbeid: mensen die de geboden van God horen en er toe overgaan ze te gehoorzamen, en een steeds toenemende schare predikers van het evangelie die de nog resterende tijd op nuttige wijze gebruiken. Eveneens zien en ervaren zij de bewijzen van Gods goedkeuring op hun handelingen, Zijn verzekering dat zij goed hebben gedaan. God beloont een iegelijk in overeenstemming met zijn werken, en aan hen die geduldig volharden in het goeddoen, wordt eeuwig leven geschonken (Rom. 2:7). Daarom waarschuwt de apostel: „Laten wij niet moede worden goed te doen, want, wanneer het eenmaal tijd is, zullen wij oogsten, als wij maar niet verslappen.” — Gal. 6:9, Nw. Vert.
18. Met het oog op welk voorbeeld dienen wij niet ongeduldig te zijn?
18 Wanneer wij alles beschouwen, hebben wij dus geen enkele reden ongeduldig te zijn. God zelf bepaalt voor alles een vaste tijd, en Armageddon zal niet spoediger komen indien wij ons meer dan noodzakelijk bekommeren over de vraag wanneer die dag zal komen. Jehova is zich veel meer bewust van de goddeloosheid der mensen dan wij. Hoofdzakelijk Zijn naam wordt door hen belasterd, en Zijn schepping hebben zij eeuwenlang verdorven. Indien hij geduldig genoeg is om de mensen wat meer tijd toe te staan, opdat zij acht kunnen slaan op zijn waarschuwing en zich kunnen afwenden van hun handelwijze waarmede zij hun tijd en leven verkwisten, dienen wij toch zeker zoveel geduld te hebben, dat wij hun die gelegenheid schenken, wetend dat God, indien het mogelijk was, alle mensen zou laten geloven en gered worden. — 1 Tim. 2:4.
19. Waarom hebben wij, de lezers, reden ons over Gods geduld te verheugen?
19 De grote meerderheid van hen die deze bladzijde lezen, hebben alle reden zich over Gods geduld te verheugen. Indien de oorlog die Christus tegen de Duivel begon toen hij hem uit de hemelen wierp, was voortgezet tot alle goddelozen van de aarde waren verwijderd, zou aan de gerechtigheid zijn voldaan (Openb. 12:7-13). Maar Gods liefde en gerechtigheid waren ons tot voordeel, zoals Jezus duidelijk maakte: „Zo die dagen niet werden verkort, geen mens bleef behouden; maar om de uitverkorenen [Gods volk] zullen die dagen worden verkort” (Matth. 24:22, Petr. Can. Vert., Een Amer. Vert.). Thans leven wij in de tussenperiode tussen het begin van de omverwerping der goddeloze wereld en het definitieve einde daarvan, en deze genadetijd werd mogelijk gemaakt doordat God „die dagen” verkortte. Gods volk kniest niet over zijn geduld, maar verheugt zich er over.
20. Is God traag daar de resterende tijd reeds zo lang duurt? Waarom?
20 Het feit dat de resterende tijd reeds zo lang duurt, betekent niet dat God traag is of dat hij de datum die hij voor het beslissende einde heeft vastgesteld, vergeten heeft. „De Heer is niet traag ten aanzien van zijn belofte, gelijk sommige mensen denken: hij is in werkelijkheid geduldig met u, omdat hij niet wil dat enigen vergaan, maar wenst dat alle mensen tot bekering worden gebracht. De Dag des Heren zal komen als een dief; op die dag zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan, de hemellichamen zullen verbranden en worden vernietigd, en de aarde en al haar werken zullen wegsmelten. Indien al deze dingen op deze wijze ontbonden zullen worden, welk een heilig en vroom leven behoort gij te leiden, terwijl gij de komst van de Dag Gods verwacht en verhaast.” — 2 Petr. 3:9-12, Een Amer. Vert.
21. Hoe kunnen wij de komst van de Dag Gods verhaasten?
21 Neen, God, ’bij wie duizend jaren zijn als één dag’ is niet traag wanneer hij toestaat dat deze paar tussenliggende jaren worden gebruikt voor een nuttig doel, namelijk voor het prediken van het evangelie. Voor hem is het als een paar ogenblikken, en ook voor u kunnen de nog resterende dagen snel voorbijgaan. Gij kunt ’de komst van de Dag Gods verhaasten’ door een aandeel te hebben aan de verwezenlijking van het doel waarvoor deze dagen werden afgezonderd. „Dit Evangelie des Koninkrijks zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis allen volken; en dan [en niet eerder] zal het einde komen.” Indien de nog resterende dagen aan een nuttige dienst worden besteed, zullen zij voor u niet omkruipen; zij zullen als door vleugelen gedragen voorbijvliegen.
22. Wat is het nuttigste gebruik dat zij die de boodschap pas hebben gehoord, onmiddellijk van hun tijd kunnen maken?
22 Wanneer gij een van de mensen zijt die jegens God van goede wil zijn en wanneer gij nog niet eerder van de zegeningen van het Koninkrijk hebt gehoord, kunt gij uw tijd onmiddellijk het nuttigste gebruiken wanneer gij thans, nu de vernietiging nog door het geduld des Heren wordt opgeschort, gaat studeren en zorgt dat gij iets over dit Koninkrijk verneemt. Laat u door het onjuiste gevoel van veiligheid, dat deze wereld heeft, niet in slaap sussen en op de gedachte brengen dat Gods geduld eeuwig zal voortduren. Ook al spot de meerderheid der mensen over de mogelijkheid van zulk een veelomvattende en radicale verandering, of al hoont zij hen die de nog resterende tijd gebruiken om zulk een boodschap te prediken, de meerderheid kan het bij het verkeerde eind hebben.
23. Waardoor wordt toegelicht hoe een meerderheid het bij het verkeerde eind kan hebben en haar tijd verkeerd gebruikt?
23 De meerderheid had ook geen tijd om te luisteren naar wat Noach hun vertelde, en nog veel minder om zich van hun eigenzinnigheid af te keren en te zamen met hem het werk te verrichten dat zij als een geweldige tijdverspilling beschouwden — het bouwen van een grote boot en het prediken van de ondergang van dat geslacht. Wier tijd het nuttigste werd besteed, kunt gij zelf beoordelen. Opnieuw heeft een geslacht mensen het ’te druk’ om er mee op te houden de hun resterende tijd te besteden op de wijze die zij gewoon zijn. Velen zullen de wetenschap dat zij de hun resterende dagen hebben verknoeid, met een hoge prijs moeten betalen, wanneer hun levenslamp door de rechtvaardige toorn Gods wordt uitgeblazen.
24. Hoe gebruiken Gods dienaren de tijd thans zodanig, dat zij er nooit spijt van zullen hebben?
24 Elke dag wordt de „gestelde tijd” korter. Elke dag biedt gelegenheden Gods naam en voornemen bekend te maken die nooit zullen terugkeren. En elke dag kopen getrouwe dienaren van God hun gelegenheden uit, met het resultaat dat een steeds groeiende menigte zich losmaakt uit de natiën, die zich onbesuisd in de vernietiging storten. Wanneer zij stilstaan, luisteren en leren, wijden zij hun leven vol vreugde aan de dienst Jehova’s en nemen zij deel aan het nuttigste werk dat een mens ooit heeft mogen verrichten. Hun schijnt de nog resterende tijd niet te lang, integendeel, de tijd waarin zij het werk dat nog moet worden gedaan, moeten verrichten, is uitermate kort. „De oogst is wel groot, maar de arbeiders zijn weinige” (Luk. 10:2). Maar hoewel de tijd kort is, belooft Jehova: „De kleinste zal tot duizend worden, en de minste tot een machtig volk; Ik, de HERE [Jehova], zal zulks te zijner tijd snellijk doen komen” (Jes. 60:22). Een nog ongetelde menigte zal op de waarschuwingsboodschap acht slaan en hun stem verheffen om deel te nemen aan het loven van Jehova’s naam. Gij kunt zo gelukkig zijn hen te helpen de waarheid te leren kennen. In de duizenden toekomstige jaren waarin gij kunt genieten van de zegeningen die Jehova hun heeft bereid die hem dienen, zult gij nooit reden hebben er spijt over te gevoelen dat gij behoordet tot hen die ’niet gedachteloos maar gelijk verstandige mensen handelden, en die in deze boze, spoedig ten einde zijnde tijden van de gelegenheden die zij hadden, zoveel mogelijk partij trokken’.