Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w74 1/12 blz. 714-716
  • Hoe het gebruik van beelden u kan beïnvloeden

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Hoe het gebruik van beelden u kan beïnvloeden
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1974
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • IS „RELATIEVE” AANBIDDING AFGODERIJ?
  • DE UITWERKING DIE BEELDENAANBIDDING OP IEMAND HEEFT
  • Geen beelden in verband met de aanbidding
    Ontwaakt! 1970
  • Niet alles wat de naam „christelijk” draagt wordt goedgekeurd door God
    Ontwaakt! 1973
  • Beelden
    Ontwaakt! 2014
  • Wil God aanbeden worden via beelden?
    Ontwaakt! 2008
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1974
w74 1/12 blz. 714-716

Hoe het gebruik van beelden u kan beïnvloeden

DE MENS is een religieus schepsel. De hele menselijke geschiedenis door hebben de meesten van de mensheid de een of andere vorm van religie beoefend.

Er zijn letterlijk duizenden manieren waarop de mensen hun goden dienen. Honderden miljoenen mensen — met inbegrip van boeddhisten, hindoes, zogenaamd „primitieve” volken en velen in de christenheid — gebruiken beelden als een hulpmiddel bij de aanbidding.

Hoewel religieuze beelden dikwijls de gelijkenis van mensen vertonen, kunnen er soms medailles, voorwerpen of slechts vormloze stukken hout of steen worden gebruikt waarin naar men meent een god of de geest van een god woont. Laatstgenoemde staan als „fetisjen” bekend.

Hoe beziet God het gebruik van beelden in de aanbidding? Hoe zou dit gebruik van invloed kunnen zijn op u? Laten wij Gods zienswijze inzake de kwestie eens beschouwen, zoals die in de bijbel wordt aangetroffen.

Gods wet verbood het maken van beelden als voorwerpen van aanbidding. In het tweede gebod van de Tien Geboden werd verordend: „Ge zult u geen godenbeeld maken, noch enig beeld van wat in de hemel daarboven, op de aarde beneden, of in het water onder de aarde is. Ge moogt ze niet aanbidden of dienen” (Ex. 20:4, 5, Petrus-Canisiusvertaling). In de geïnspireerde christelijke Geschriften (gewoonlijk het „Nieuwe Testament” genoemd) staat ook het gebod: ’Houdt u ver van alle afgoderij.’ — 1 Kor. 10:14, Sint-Willibrordvertaling.

IS „RELATIEVE” AANBIDDING AFGODERIJ?

Velen beweren dat hun gebruik van beelden in de aanbidding geen afgoderij is. Sommige katholieken bijvoorbeeld ontkennen dat zij de beelden waarvoor zij zich neerbuigen, knielen of bidden, werkelijk aanbidden. Zij zeggen dat dit slechts een „relatieve” aanbidding is van degene die door het beeld wordt voorgesteld.

Wist u dat heidenen eeuwen geleden hetzelfde beweerden? Volgens de „kerkvader” Lactantius (uit de vierde eeuw G.T.) beweerden de heidenen: „Wij vrezen de beelden zelf niet, maar degenen naar wier gelijkenis ze zijn gemaakt en aan wier naam ze zijn opgedragen.” Vele hindoes en boeddhisten beweren thans iets soortgelijks ter rechtvaardiging van hun verering van beelden.

Keurt God het gebruik van beelden voor relatieve aanbidding van hem goed? Zo ja, zou hij dan niet zo goedgunstig zijn geweest om zich aan een van zijn profeten te vertonen, zodat die een beschrijving van hem in de bijbel had kunnen optekenen? Toch zegt de Schrift: „Nooit heeft iemand God aanschouwd” (1 Joh. 4:12, SW). Toen de Israëlieten een beeld oprichtten voor „relatieve” aanbidding van Jehovah, gaf God zijn sterke misnoegen te kennen door te zeggen dat zij „afvallig” waren geworden. — Ex. 32:7, The Jerusalem Bible.

De bewering dat beelden op zichzelf niets speciaals zijn, maar dat ze slechts hulpmiddelen voor relatieve aanbidding vormen, is in bijna alle gevallen zeer twijfelachtig. Hoe dat zo? Welnu, is het niet zo dat er verscheidene beelden van dezelfde persoon kunnen zijn, maar dat sommige daarvan meer verering waardig worden geacht en naar men meent „effectiever” voor een bepaalde kwestie zijn dan andere? Hierdoor wordt te kennen gegeven dat mensen in de praktijk werkelijke krachten aan bepaalde beelden toeschrijven en ze werkelijk aanbidden.

De rooms-katholieke theoloog Thomas van Aquino ging zelfs zo ver dat hij zei: „Het beeld van Christus verdient dezelfde eerbied als Christus Zelf.” En aangezien de katholieken, hoewel ten onrechte,a geloven dat Jezus Christus de Almachtige God is, betekent dit dat een beeld van Christus dezelfde eerbied dient te ontvangen als God toekomt. Er is geen werkelijk verschil tussen „relatieve” aanbidding door middel van beelden en afgoderij.

Wat valt er te zeggen over de aanbidding van andere schepselen behalve God? Toen Jezus Satan antwoord gaf in verband met de aanbidding, deed hij een aanhaling uit Deuteronomium 6:13 en zei: „Jehovah, uw God, moet gij aanbidden en voor hem alleen heilige dienst verrichten” (Matth. 4:10). Later zei hij dat de ware aanbidders „de Vader” zouden aanbidden en niemand anders (Joh. 4:23, SW). Dit beseffend, berispte een engel de apostel Johannes toen deze een daad van aanbidding voor hem verrichtte, met de woorden: „Dat nooit! . . . Aanbid God alleen.” — Openb. 22:9, SW.

Hoe staat het met het bidden tot Jezus’ aardse moeder Maria of tot speciale heiligen opdat zij bij God „voorspraak” voor iemand kunnen doen? Het rechtstreekse antwoord van de bijbel luidt: „Er is . . . één Middelaar tussen God en de mensen, de Mens Jesus Christus.” — 1 Tim. 2:5, Petrus-Canisiusvertaling.

DE UITWERKING DIE BEELDENAANBIDDING OP IEMAND HEEFT

Aangezien beeldenaanbidding in strijd is met de beginselen van Gods Woord, kunnen mensen er niet door geholpen worden Gods goedkeuring te verkrijgen en redding te verwerven. Integendeel, Jezus zei dat eeuwig leven afhankelijk is van het leren „kennen” van God, doordat men vertrouwd raakt met zijn onvergelijkelijke persoonlijkheid, zijn voornemen en bemoeienissen met de mensheid (Joh. 17:3, SW). Beelden die noch zien, noch voelen, noch spreken kunnen, helpen iemand niet God te leren kennen en hem op juiste wijze te aanbidden (Ps. 115:4-8, PC). Die uiterst belangrijke opleiding is slechts verkrijgbaar door middel van een studie van Gods Woord, de bijbel.

Behalve dat men er geen baat bij vindt, kan beeldenaanbidding zelfs schadelijk blijken te zijn. Hoe dat zo? Als belangrijkste van alles kan het een breuk in iemands verhouding tot Jehovah veroorzaken. Betreffende de Israëlieten, die „hem vertoornden met verfoeilijke afgoden”, voorzei God: „Ik zal mijn aangezicht voor hen verbergen” (Deut. 32:16, 20, The New American Bible). Om weer in een goede verhouding tot God te komen, moesten zij hun ’zondige afgoden verachten’. — Jes. 31:6, 7, NAB.

De apostel Paulus wees op nog een schadelijk gevolg van beeldenaanbidding. Hij zei dat de relatieve aanbidding die aan beelden wordt geschonken, in werkelijkheid „aan demonen en niet aan God” wordt geschonken (1 Kor. 10:20, NAB). Soms kan het in bezit hebben van religieuze prenten, beelden of fetisjen zelfs aanvallen vanuit het onzichtbare rijk uitlokken. Een vrouw in Noord-Amerika bericht het volgende over haar moeder: „Zij was al bijna de hele zomer ziek. Toen mijn man en ik haar thuis bezochten, vertelde zij mij dat zij de vorige nacht een zwak licht in haar kamer had zien rondzweven. Toen werden de dekens van haar afgetrokken en was het net alsof er een kind naast haar in bed was gekropen. Zij was een zenuwinstorting nabij.” Wat was de oorzaak van deze ongewone omstandigheden?

Haar dochter onderzocht het huis en vond twee religieuze prenten. Zouden deze iets met de moeilijkheden van haar moeder te maken kunnen hebben? In het besef dat de bijbel beeldenaanbidding in verband brengt met demonisme, besloot zij de prenten te verbranden om te zien wat er zou gebeuren. De dochter vervolgt: „Hoe blij waren wij mijn moeder de volgende dag reeds uit bed te zien, terwijl zij zich beter voelde dan ze zich de hele zomer gevoeld had!” Velen hebben soortgelijke ervaringen gehad.

Beeldenaanbidding kan iemand niet helpen Gods goedkeuring te verkrijgen. God beschouwt „relatieve” aanbidding die door middel van beelden wordt geschonken, niet als aanbidding die aan hem wordt geschonken, maar aan de demonen. Dit kan slechts tot een gespannen verhouding ten aanzien van God leiden en kan nu en dan zelfs een rechtstreekse aanval van de demonen uitlokken. Hoe passend is daarom de schriftuurlijke raad: „Kinderen, wacht u voor de afgoden”! — 1 Joh. 5:21, SW.

[Voetnoten]

a Jezus Christus beweerde niet God te zijn, maar „Gods Zoon” (Joh. 10:36, SW), ook beweerde hij niet gelijk aan God te zijn, maar hij zei: „De Vader is groter dan Ik.” — Joh. 14:28, SW.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen