geschonken, nodigde een dame die voorheen niet eens met haar had willen praten, haar uit binnen te komen. Nadat zij een aangenaam bijbels gesprek hadden gehad, vroeg de huisbewoonster: „Tussen twee haakjes, welke kerk vertegenwoordigt u eigenlijk?” Het antwoord „Jehovah’s Getuigen” verraste haar. Zij had Jehovah’s Getuigen nog nooit eerder binnengenodigd. Toen de Getuige vroeg waarom zij haar had binnengelaten, antwoordde de huisbewoonster dat dit kwam doordat de Getuige er zo verzorgd en smaakvol gekleed uitzag. De dame voelde zich gedwongen te luisteren naar wat zij te zeggen had. Een geregelde bijbelstudie was het resultaat. In eenvoudiger buurten kan overmatige aandacht aan kleding daarentegen de indruk wekken dat u bij uzelf denkt: ’Ik ben beter dan jullie.’ Dus ongeacht in welk gebied wij werken, of tot wie wij prediken, onze kleding en onze inachtneming van het decorum dienen zodanig te zijn dat mensen erdoor tot de Koninkrijksboodschap worden getrokken in plaats dat zij ervan worden afgeschrikt. — 1 Kor. 9:19-23.

19. (a) Waardoor wordt iemand tot een persoon gemaakt op wie God zijn keus zou laten vallen? (b) Welk voorbeeld heeft Christus in dit opzicht gegeven? (c) Voor welk voorrecht zult u in aanmerking kunnen komen wanneer u bereid bent door de wereld als dwaas te worden bezien?

¹⁹ Het staat in werkelijkheid aan u antwoord te geven op de vraag: Ben ik iemand die door God zou worden uitgekozen? Zijn keuze is niet op intellectuele bekwaamheid of een wereldse positie gebaseerd. De sleutel is veeleer dat u bereid moet zijn Gods werk op zijn manier te doen, ook al wordt u, door zo te handelen, door de wereld als dwaas of zwak beschouwd. Jezus Christus heeft het voorbeeld gegeven. Hij was bereid door zijn tijdgenoten als een dwaas te worden beschouwd om voor degenen die hij tot discipelen maakte, „van Godswege wijsheid” te worden (1 Kor. 1:30). Indien u bereid bent de Koninkrijksboodschap, die door de wereld als dwaas wordt beschouwd, bekend te maken, zult u ervoor in aanmerking kunnen komen door Jehovah God als een van zijn Getuigen gebruikt te worden en zult u zich in de gezegende gave van eeuwig leven in zijn rechtvaardige nieuwe samenstel kunnen verheugen.

God en caesar

In zijn rubriek in de Nigeriaanse Daily Times zei de kolomschrijver Andy Akporugo: „Toen de Heer Christus zelf zei ’Geeft caesar wat van caesar is, en God wat van God is’, kan hij nooit bedoeld hebben dat Jehovah’s Getuigen dat letterlijk zouden opvatten.” (Matth. 22:21) Kennelijk vindt de schrijver Jehovah’s Getuigen te ver gaan als zij — bij een conflict tussen Gods vereisten en die van caesar — God de eerste plaats toekennen. In zijn argumentatie greep Akporugo terug op de 13de-eeuwse filosoof Thomas van Aquino, die de leringen van de niet-christelijke Aristoteles combineerde met de christelijke leer. Ook verwees hij naar het denken van de niet-christelijke Plato en de islamitische filosoof Ibn Chaldoen. Maar dienen de meningen van niet-christelijke filosofen de basis te vormen voor een begrip van wat Jezus heeft bedoeld?

Jezus’ woorden moeten begrepen worden in het licht van zijn verklaringen dat zijn Koninkrijk en zijn volgelingen „geen deel van deze wereld” zijn (Joh. 17:16; 18:36), en dat christenen „eerst het koninkrijk” van God moeten zoeken (Matth. 6:33). Vandaar dat Jehovah’s Getuigen terecht verkiezen „God als regeerder meer [te] gehoorzamen dan mensen”. — Hand. 5:29.