Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w75 15/1 blz. 62-64
  • Vragen van lezers

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Vragen van lezers
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1975
  • Vergelijkbare artikelen
  • Vragen van lezers
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1981
  • Vragen van lezers
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1974
  • Elkaar verlaten en echtscheiding ter wille van de vrede
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1961
  • Wees elkaar trouw
    Adviezen voor een gelukkig gezin
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1975
w75 15/1 blz. 62-64

Vragen van lezers

● Bestaan er in gevallen van overspel ook omstandigheden waarin de schuldige partij een echtscheiding kan vorderen en door de gemeente beschouwd kan worden als iemand die vrij is te hertrouwen? — Jamaica.

Er zouden zich omstandigheden kunnen voordoen op grond waarvan de gemeente, door bemiddeling van haar aangestelde ouderlingen, een dergelijk standpunt zou kunnen innemen. Alvorens dergelijke omstandigheden te beschouwen, dienen wij echter eerst nog eens de fundamentele bijbelse beginselen betreffende echtscheiding na te gaan.

Jezus’ woorden in Matthéüs 5:31, 32 en 19:9 tonen aan dat het bedrijven van „hoererij” (Grieks: porneia) door een van de huwelijkspartners de enige basis voor echtscheiding vormt die geldig is in Gods ogen. Zijn woorden geven ook te kennen dat God de onschuldige partner het recht verleent het huwelijk te beëindigen en de huwelijksbanden te verbreken.

Er zij echter opgemerkt dat deze banden niet louter door het overspel op zich worden verbroken. De onschuldige partner kan het verkiezen de slechte daad van de overspelige huwelijkspartner te vergeven. In een dergelijk geval blijven de huwelijksbanden bestaan. In alle gevallen vormt de beslissing van de onschuldige partner om de overspelige partner hetzij wel of geen vergeving te schenken, derhalve de bepalende factor.

Hoe staat het er dan mee indien — nadat een van de partners „hoererij” heeft bedreven — de onschuldige partner daarna zou weigeren zo iemand opnieuw te aanvaarden, door misschien te weigeren in hetzelfde huis te wonen of, ook al wonen zij in hetzelfde huis, te weigeren seksuele betrekkingen met de schuldige te hebben, zonder evenwel te trachten een wettelijke echtscheiding bij de rechtbanken van het land te verkrijgen? Hoe staat het ermee indien deze situatie gedurende een langdurige tijd, een jaar of zelfs jaren, zou bestaan, waardoor de partner die het kwaad had bedreven, ervan zou worden beroofd eerbare seksuele betrekkingen te hebben doordat zijn of haar partner zich niet van de huwelijksplicht kwijt?

De bijbel toont aan dat gehuwde personen elkaar niet mogen onthouden wat hun toekomt „behalve met onderling goedvinden voor een bestemde tijd”, en derhalve alleen tijdelijk, aangezien er anders gemakkelijk verleiding zou kunnen optreden (1 Kor. 7:2-5). Het zou liefdeloos zijn een huwelijkspartner gedurende een geruime of onbeperkte tijd van een dergelijk recht te beroven. Indien de niet-overspelige partner dit zou doen, zou hierdoor worden bewezen dat hij of zij de overspelige daad niet werkelijk had vergeven. In feite komt het erop neer dat de niet-overspelige partner de overtreder als zijn of haar huwelijkspartner heeft verworpen. En zoals wij hebben gezien, hangt de schriftuurlijke ontbinding van een huwelijk af van de beslissing van de niet-overspelige huwelijkspartner om het bedrijven van „overspel” door de andere partner wel of niet te vergeven.

Jehovah God zal een dergelijke verwerping beslist opmerken, ook al gaat de niet-overspelige huwelijkspartner niet naar „caesars” rechtbanken om het huwelijk formeel te laten ontbinden. Het is goed in gedachten te houden dat de wetten van Jehovah’s goddelijke rechtbank het allerbelangrijkst zijn. Caesars autoriteit is relatief en bepaalt niet of de huwelijksbanden in Gods ogen zijn verbroken of intact blijven. (Vergelijk Handelingen 5:29.) Caesar kan alleen zeggen of hij het bestaande huwelijk wel of niet wettelijk erkent. Indien de schriftuurlijke basis („hoererij”) niet bestaat, is een echtscheiding, ook al wordt deze door caesar verleend, in Gods ogen dus niet geldig, zodat de personen die zijn gescheiden, niet vrij zouden zijn om te hertrouwen.

Aangezien een christen zich ’aan ieder menselijk geweten aanbeveelt’, zal hij vanzelfsprekend terecht trachten bij huwelijk of echtscheiding een dergelijke wettelijke erkenning van de zijde van de Staat te verkrijgen (2 Kor. 4:2). Die wettelijke erkenning vormt echter niet de belangrijkste factor; Gods rechterlijke beslissing is doorslaggevend. Aangezien dit zo is en aangezien de beslissing van de niet-overspelige partner om al dan niet vergeving te schenken de beslissende factor is voor het ontbinden van een huwelijk, rijst de vraag wat de schuldige partner kan doen wanneer hij met een situatie wordt geconfronteerd waarin de niet-overspelige partner hem of haar niet heeft vergeven en het huwelijk desondanks niet door caesar formeel wil laten ontbinden. De schuldige partner zou stappen kunnen doen om het feit dat hij of zij in werkelijkheid door de niet-overspelige huwelijkspartner is verworpen, officieel kenbaar te maken. Dit dient het eerst ten overstaan van de ouderlingen van de gemeente te gebeuren, waarbij hij of zij het bewijs verschaft dat er sprake is van een definitieve, voortdurende — geen tijdelijke — verwerping. Daarna zou degene wiens of wier huwelijkspartner weigert vergeving te schenken, er moeite voor kunnen doen via caesars rechtbanken een wettelijke erkenning van de verwerping te verkrijgen, waarbij hij of zij elke waarheidsgetrouwe basis voor echtscheiding gebruikt die door zulke rechtbanken wordt erkend, waarna de persoon vrij zou zijn te hertrouwen. In landen waar geen voorziening voor echtscheiding bestaat, zal hij of zij de procedure volgen die op bladzijde 150 van het boek Ware vrede en zekerheid — Uit welke bron? wordt uiteengezet.

Wanneer de ouderlingen in een gemeente met een dergelijk geval te maken krijgen, dienen zij de kwestie op oordeelkundige wijze te beschouwen en vast te stellen of er inderdaad een duidelijk en overtuigend bewijs is van een definitieve verwerping door de niet-overspelige partner. Misschien weigert de beledigde partner bijvoorbeeld gedurende enkele weken of zelfs maanden opnieuw seksuele betrekkingen te onderhouden aangezien de herinnering aan het overspel hem of haar nog vers in het geheugen ligt. Dit zou geen echte verwerping vormen. Er zij opgemerkt dat de voorgaande inlichtingen er niet op neerkomen dat het in gebreke blijven de huwelijksplicht na te komen op zichzelf een basis voor echtscheiding vormt. Er moet „hoererij” (de schriftuurlijke basis voor echtscheiding) zijn bedreven door degene aan wie later datgene wordt onthouden wat hem of haar krachtens het huwelijk toekomt en die in feite door de niet-overspelige huwelijkspartner is verworpen.

● Kan men zonder een compromis ten aanzien van zijn positie als christen te sluiten, een ’eed van trouw’ afleggen? — V.S.

Of een christen volgens zijn geweten wel of geen eed kan afleggen, hangt voornamelijk van het doel, de inhoud of de aard van de eed af.

In de eerste eeuw G.T. wees Jezus Christus de joden terecht omdat zij lichtvaardig, achteloos en in het wilde weg eden deden. Zij zwoeren bij de hemel, bij de aarde, bij Jeruzalem en zelfs bij hun eigen hoofd. Maar Jezus berispte hen met de woorden: „Laat uw woord Ja gewoon Ja betekenen, en uw Neen, Neen; want wat daar nog bij komt, is uit de goddeloze” (Matth. 5:33-37). Een aanbidder van God dient niet elke verklaring door een eed te hoeven ondersteunen om deze geloofwaardiger te maken.

Onder bepaalde omstandigheden eiste de Mozaïsche wet evenwel eden (Ex. 22:10, 11; Num. 5:21, 22; Deut. 21:1-9). En Jezus zelf had er geen bezwaar tegen door de joodse hogepriester onder ede te worden gesteld (Matth. 26:63, 64). Wat Jezus over zweren zei, kan dus niet als reden voor het veroordelen van alle eden worden gebruikt. Maar wat voor eden kan een christen afleggen zonder zijn geweten geweld aan te doen?

Hij moet dit voor zichzelf beslissen door de eed in kwestie met bijbelse beginselen te vergelijken. Jezus Christus verklaarde: ’Betaalt caesar terug wat van caesar, maar God wat van God is’ (Matth. 22:21). Een christen zou dus nooit iets kunnen zweren waardoor hij dingen zou moeten doen die in strijd zijn met Gods wet. Er zou echter geen bezwaar tegen zijn een eed af te leggen om de bepalingen van de wet te handhaven of te verdedigen die niet indruisen tegen Gods wet. Een christen beseft dat hij bij het verdedigen en ondersteunen van caesars wet binnen de door Gods Woord opgelegde beperkingen moet blijven. Hij kan de wet ’verdedigen’ door wat hij zegt, door zijn dagelijkse gedrag en in wettelijke aangelegenheden, door zijn getuigenis voor de rechtbank. Christenen wordt geboden: „Iedere ziel zij onderworpen aan de superieure autoriteiten” (Rom. 13:1). Er zou dus geen enkel bezwaar tegen zijn onder ede te beloven iets te doen waartoe men reeds door God verplicht is.

Vele verlichte landen erkennen evenwel de redelijkheid van de andere verplichting van een christen, namelijk om ’aan God te geven wat van God is’. Daarom staat de grondwet van de Verenigde Staten, Nederland en vele andere landen borg voor vrijheid van religie. Het spreekt dus vanzelf dat van een christen niet geëist zal worden iets te doen wat tegen zijn geloofsovertuiging en zijn verplichtingen jegens God indruist. In deze bepaling schuilt geen gevaar voor het land, want ware christenen houden zich niet op met omverwerping; zij streven er veeleer naar voorbeeldige, ordelievende burgers te zijn.

Aangezien een ware christen zijn aanbidding en zijn verhouding tot God zeer ernstig opneemt dient hij elke eed die hem wordt gevraagd af te leggen zorgvuldig te overwegen. Hij dient er in zijn eigen geest van overtuigd te zijn dat hij door de eed niet zijn geweten geweld aandoet of schippert met betrekking tot zijn neutrale positie ten aanzien van de politieke natiën en hun geschillen. (Vergelijk Romeinen 14:5.) Als hij, na de kwestie beredeneerd te hebben, vindt dat hij een bepaalde eed kan afleggen, zal hij zijn eigen verantwoordelijkheid moeten dragen. Voordat hij ooit enige verplichting op zich neemt, dient hij in gedachten te houden dat zijn verplichting jegens de Opperste Soeverein, Jehovah God, voorgaat.

● Openbaring 14:3 luidt: „Zij zingen als het ware een nieuw lied vóór de troon en vóór de vier levende schepselen en de oudere personen en niemand kon zich dat lied eigen maken dan de honderd vierenveertig duizend, die van de aarde zijn gekocht.” Als de oudere personen die zowel hier als in Openbaring 4:4 genoemd worden, het gehele lichaam van de 144.000 hemelse koning-priesters afbeelden, hoe is het dan mogelijk dat de 144.000 vóór deze oudere personen zingen? — Ecuador.

Een sleutel tot het begrip van het boek Openbaring wordt in de beginwoorden ervan verschaft: „Een openbaring door Jezus Christus, die God hem gegeven heeft om aan zijn slaven de dingen te tonen die binnenkort gebeuren moeten. En hij heeft zijn engel uitgezonden en haar door bemiddeling van hem in tekenen aan zijn slaaf Johannes meegedeeld” (Openb. 1:1). Klaarblijkelijk kan iets dat in werkelijkheid onmogelijk zou zijn, afgebeeld worden door middel van tekenen of symbolen. Hoewel een man bijvoorbeeld niet vóór zichzelf zou kunnen zingen, zou hij wel vóór zijn eigen portret kunnen staan en zingen. Er ligt dus werkelijk niets tegenstrijdigs in het feit dat de 144.000 afgeschilderd worden als staande vóór iets dat henzelf afbeeldt of symboliseert.

Ook de achtergrond van degene die het visioen te zien kreeg, namelijk de apostel Johannes, helpt ons te bepalen in welke zin de „vierentwintig oudere personen” die in Openbaring 4:4 genoemd worden, een teken of symbool zijn. Als jood wist Johannes dat de „oudere mannen van Israël” de gehele natie vertegenwoordigden en namens de gehele natie spraken (Ex. 3:16, 18; 19:7). Nu vormt de gehele gemeente van gezalfde christenen de „heilige natie” van het geestelijke Israël, en christelijke „oudere mannen” of „oudere personen” kunnen die gehele „natie” afbeelden of vertegenwoordigen (1 Petr. 2:9). In overeenstemming hiermee zouden de „vierentwintig oudere personen” die op tronen zijn gezeten, het gehele lichaam van de 144.000 vertegenwoordigen. Het getal vierentwintig zou Johannes hebben herinnerd aan de vierentwintig priesterafdelingen die door koning David waren ingesteld om in Jeruzalems tempel dienst te verrichten (1 Kron. 24:4). Dit komt goed overeen met het feit dat de „heilige natie” van 144.000 personen als een „koninklijke priesterschap” werkzaam zal zijn.

Merk tevens op dat Johannes hier een visioen kreeg van toekomstige gebeurtenissen, „dingen . . . die moeten geschieden” (Openb. 4:1). Bijgevolg was het visioen van de „vierentwintig oudere personen” een profetisch toekomstbeeld van de regeling die Jehovah God in de hemel zou instellen. Ten tijde dat de apostel Johannes het visioen zag, was nog geen enkel lid van het lichaam van de 144.000 in de hemel. Degenen van dat lichaam die waren ontslapen, wachtten op een opstanding (1 Kor. 15:20-23, 51, 52). Het feit dat de „vierentwintig oudere personen” in het visioen gezien werden, garandeerde dat de posities van oudere man ingenomen zouden worden door degenen voor wie ze bestemd waren.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen