Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • „In de laatste dagen” — Sinds wanneer?
    De Wachttoren 1981 | 1 januari
    • Petrus zei echter niet, en dit wordt in Joël 2:28, 29 ook niet gezegd, dat er niet een soortgelijke periode van „laatste dagen”, een tweede periode, zou zijn gedurende welke tijd er op overeenkomstige wijze een in het oog springende uitstorting van heilige geest zou plaatsvinden.

      22. (a) Werden alle kenmerken van Joëls profetie in Joël 2:28-32 gedurende de „laatste dagen” van het oude joodse samenstel vervuld? (b) Werden alle onderdelen van de samengestelde vraag die de discipelen Jezus stelden, destijds vervuld, of wat moest nog bewezen worden?

      22 Wat Joël in verband met de uitstorting van de heilige geest had voorzegd, namelijk wonderen in de hemel, tekenen op aarde, bloed, vuur, rooknevel, verduistering van de zon en een in bloed veranderde maan, gebeurde bovendien niet allemaal in de „laatste dagen” waarin de apostel Petrus leefde. Wil Jehovah, de Inspirator van de profetie, daarom waarachtig worden bevonden in alles wat hij heeft voorzegd, doordat alle delen van zijn profetie worden verwezenlijkt, dan moet er nòg een tijdsperiode zijn die de „laatste dagen” wordt genoemd. Er moeten nog historische feiten worden aangevoerd om antwoord te geven op de vraag die de vier apostelen aan Jezus Christus voorlegden: „Wat zal het teken zijn van uw tegenwoordigheid [parousia] en van het besluit van het samenstel van dingen?” (Matth. 24:3) Het bewijs dat thans beschikbaar is, toont aan dat wij in de hedendaagse vervulling van de „laatste dagen” leven. Maar sinds wanneer, en waarom? Aan deze vragen moeten wij in het volgende artikel onze onverdeelde aandacht schenken.

  • Na deze „laatste dagen” Gods Messiaanse koninkrijk!
    De Wachttoren 1981 | 1 januari
    • Na deze „laatste dagen” Gods Messiaanse koninkrijk!

      1. (a) Wat houdt de uitdrukking „de laatste dagen” noodzakelijkerwijs in met betrekking tot die dagen? (b) Hebben de „laatste dagen” van het joodse samenstel een einde gehad?

      DAGEN die „de laatste dagen” worden genoemd, moeten eens eindigen. In het geval van de joden en hun herbouwde tempel in Jeruzalem eindigden die dagen in het jaar 70 G.T. Waarom werden ze anders „de laatste dagen” genoemd? Historisch bezien kwam er echter inderdaad een einde (telos) aan. Jezus zei over die laatste dagen van het joodse samenstel van dingen: „Er zal dan zulk een grote verdrukking zijn als er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, en ook niet meer zal voorkomen. Indien die dagen trouwens niet werden verkort, zou geen vlees worden gered; maar ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden verkort.” — Matth. 24:21, 22; Mark. 13:19, 20.

      2. (a) Wie waren de „uitverkorenen” ter wille van wie de „grote verdrukking” over Jeruzalem werd verkort? (b) Welke zienswijze met betrekking tot de vervulling van Jezus’ profetie zou zijn woorden overdreven doen schijnen?

      2 Naar verluidt hebben 97.000 joden in Jeruzalem de belegering en verwoesting van hun heilige stad en haar door koning Herodes gebouwde tempel overleefd. Zij waren echter niet de „uitverkorenen” ter wille van wie die „grote verdrukking” werd verkort. De „uitverkorenen” waren veeleer de christenen, die, na de opheffing van de eerste belegering in 66 G.T., prompt gehoor gaven aan Jezus’ in Matthéüs 24:16-20 gegeven raad en uit de ten ondergang gedoemde stad vluchtten naar een plaats buiten de provincie Judéa. Alles wat destijds gebeurde, was erg genoeg. Maar indien datgene wat Jezus er in Matthéüs 24:21, 22 en Markus 13:19, 20 over zei, echter alleen tot het einde (telos) van Jeruzalem in 70 G.T. beperkt zou zijn, zou hij zich in overdreven bewoordingen hebben uitgelaten. Het is beslist niet de grootste verdrukking geweest die ooit in de gehele opgetekende geschiedenis der mensheid heeft plaatsgevonden of zou plaatsvinden.

      3. Vanuit welk standpunt dienen wij de vernietiging van het oude Jeruzalem echter te bezien, willen Jezus’ beschrijvende woorden volledig tot hun recht komen?

      3 Jezus’ vergelijking komt pas volledig tot haar recht wanneer wij Jeruzalems vernietiging bezien als een afschaduwing of een voorproefje van een nog in de toekomst liggende, weergaloze „grote verdrukking”, de vernietiging van de christenheid, die beweert tot een miljard lidmaten te zijn uitgegroeid. Haar vernietiging vormt het begin van de vernietiging van het gehele wereldrijk van valse religie. Kort daarna zal de vernietiging volgen van alle wereldse elementen die zich weliswaar van dat Babylonische wereldrijk van valse religie hebben afgescheiden, maar dit niet ten gunste van Gods Messiaanse koninkrijk hebben gedaan. Het aantal mensenlevens dat gedurende die „grote verdrukking” zal worden verdelgd, zal het grote aantal dat in de vloed van Noachs dagen — dat wil zeggen, in de jaren 2370-2369 v.G.T. — omkwam, volledig in de schaduw stellen.

      4. (a) Gedurende welke tijdsperiode zouden de „oorlogen en berichten van oorlogen” waarover Jezus profeteerde, plaatsvinden? (b) Wat wordt te kennen gegeven door het feit dat ze „een begin van weeën der benauwdheid” worden genoemd?

      4 In Jezus’ profetie van Matthéüs 24:4-22 waren de „oorlogen en berichten van oorlogen” waarover hij sprak tot een speciale tijdsperiode beperkt. In het geval van het joodse samenstel van dingen, waarover zijn discipelen eerst vragen stelden, had deze periode betrekking op de „laatste dagen” van 29 tot en met 70 G.T. Deze periode werd inderdaad gekenmerkt door „oorlogen en berichten van oorlogen”, te zamen met hongersnoden, pestilentiën en aardbevingen. De joden hebben ongetwijfeld enige gevolgen van die rampspoedige dingen ondervonden. Jezus zei evenwel dat zulke dingen slechts „een begin van weeën der benauwdheid” zouden zijn (Matth. 24:8). Ze zouden niet de laatste doodsstuipen zijn.

      5. (a) Leidden die benauwende dingen destijds tot de „tegenwoordigheid” van Christus en het „besluit van het samenstel van dingen”? (b) Werd de Koninkrijksprediking bovendien wel of niet in de voorzegde mate verricht? Licht dit toe.

      5 Die rampspoedige dingen leidden tot het einde (telos) van het joodse samenstel van dingen in Palestina. Maar zoals wij thans kunnen zien, bleken ze niet „het teken [te] zijn van [Christus’] tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen”, dingen die bij de vragen van de discipelen waren inbegrepen (Matth. 24:3; Mark. 13:4). Ook geschiedde de prediking van „dit goede nieuws van het koninkrijk . . . op de gehele bewoonde aarde . . . tot een getuigenis voor alle natiën” gedurende de „laatste dagen” van het joodse samenstel noodzakelijkerwijs op een beperkte schaal, aangezien er slechts weinig Koninkrijkspredikers waren en deze prediking onder vervolging werd verricht (Matth. 24:9-14). Maar de gehele wereld was natuurlijk een open terrein voor hen omdat de Koninkrijksprediking niet tot alleen maar de besneden joden beperkt zou zijn. Na Jezus’ opstanding uit de doden ontvingen zijn discipelen het bevel „discipelen van mensen uit alle natiën” te maken (Matth. 28:19, 20). De Koninkrijksprediking op een wereldomvattende schaal moest toen dus nog in de toekomst liggen, na 70 G.T.

Nederlandse publicaties (1950-2025)
Afmelden
Inloggen
  • Nederlands
  • Delen
  • Instellingen
  • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
  • Gebruiksvoorwaarden
  • Privacybeleid
  • Privacyinstellingen
  • JW.ORG
  • Inloggen
Delen