Vragen van lezers
◼ Jezus zei dat „de liefde van de meesten [zou] verkoelen”. Betekenen deze woorden dat dit thans onder ware aanbidders zal voorkomen?
Wij geloven op goede gronden dat Jezus niet voorzei dat onder Jehovah’s volk op grote schaal de liefde zou verdwijnen.
De apostelen hadden gevraagd naar ’het teken van Jezus’ tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen’. Jezus voorzei oorlogen, aardbevingen, voedseltekorten en vervolging van christenen. Hij voegde eraan toe: „Wegens het toenemen der wetteloosheid zal de liefde van de meesten verkoelen.” — Matth. 24:3-12.
Die profetie is grotendeels in vervulling gegaan tussen dat tijdstip (33 G.T.) en de grote verdrukking die de Romeinen in 70 G.T. over Jeruzalem brachten. (Vergelijk Lukas 19:41-44; 21:5-28.) Verkoelde de liefde van de meeste gezalfde christenen in die tussenliggende tijd? Neen. Degenen die zich in het destijds levende geslacht afkeerden van het christendom, waren klaarblijkelijk in de minderheid. De meeste christenen die door de joden vervolgd werden, bleven ’het goede nieuws van het woord bekendmaken’ en aldus liefde voor God, voor ongelovigen en voor medechristenen aan de dag leggen (Hand. 8:1-25; 9:36-42). Maar wel verkoelde de liefde onder de joden, die beweerden ware aanbidders te zijn. Het merendeel van hen sloeg de waarschuwing van Jezus in de wind, kwam in opstand tegen Rome en nam zijn toevlucht tot de gewelddadige verdediging van hun natie.
De profetie van Jezus reikt verder dan de eerste eeuw en gaat thans in het groot in vervulling (Openb. 6:2-8). Net als bij de joden destijds is er ook nu steeds minder daadwerkelijke liefde onder de mensen. Miljoenen zijn atheïst geworden. Zelfs in de christenheid is men geneigd minder naastenliefde aan de dag te leggen, en over het algemeen nemen het kerkbezoek en de kennis van de bijbel af. Velen die ogenschijnlijk godsdienstig zijn, proberen de problemen van de mensheid te verhelpen door zich in te zetten voor een politieke zaak. De liefde verkoelt dus blijkbaar onder hen die beweren aanbidders van God te zijn.
Ware christenen mogen echter niet zelfvoldaan worden. Aangezien sommige christenen in de eerste eeuw hun eerste liefde verloren of door hun problemen lieten verdringen, zou het kunnen gebeuren dat wij bemerken dat onze liefde verkoelt (2 Tim. 2:16-19; Openb. 2:4). Ook al zouden wij, als dit gebeurde, uitzonderingen onder Jehovah’s volk zijn, het feit dat het ons persoonlijk zou kunnen overkomen, beklemtoont hoe noodzakelijk het voor ons is ’tot het einde te volharden’ om gered te worden. — Matth. 24:13.
◼ Eén Timótheüs 4:10 noemt God ’een Redder van alle soorten van mensen, in het bijzonder van getrouwen’. Zullen er dus ook niet-getrouwe personen worden gered?
Neen. Het punt is dat redding met name verzekerd wordt voor degenen die geloof oefenen.
De apostel Paulus schreef aan Timótheüs dat het voordeel van godvruchtige toewijding is dat ze „een belofte inhoudt voor het tegenwoordige en het toekomende leven” (1 Tim. 4:6-8). Vervolgens schreef Paulus: „Want hiertoe werken wij hard en spannen wij ons in, omdat wij onze hoop hebben gevestigd op een levende God, die een Redder is van alle soorten van mensen, in het bijzonder van getrouwen.” — 1 Tim. 4:10.
God biedt alle mensen de mogelijkheid van redding. Het is zoals Paulus schreef: „Er is één God en één middelaar tussen God en de mensen, een mens, Christus Jezus, die zichzelf gegeven heeft als een overeenkomstige losprijs voor allen” (1 Tim. 2:5, 6). Maar wie zal er gunstig reageren op de losprijs en daarmee het leven kiezen in plaats van de dood? (Deut. 30:19, 20) Sommigen verwerpen de christelijke boodschap van redding. Bij anderen schiet het ’zaad’ wortel en groeit een tijdlang, maar naderhand laten zij zich door tegenstand, materiële belangen of andere beslommeringen zozeer in beslag nemen, dat hun redding in het gedrang komt. — Matth. 13:3-8.
Hoewel dus de redding die God in het vooruitzicht stelt in beginsel voor iedereen beschikbaar is, zal de afloop bewijzen dat redding met name geldt voor „getrouwen”. Vandaar de dringende raad van de apostel Petrus: „Daarom broeders, doet des te meer uw uiterste best om uw roeping en verkiezing voor uzelf vast te maken, want indien gij deze dingen blijft doen, zult gij nooit falen.” — 2 Petr. 1:10; Joh. 3:16.