Gelukkige volharder of ongelukkige uitvaller — Welke van de twee?
„Welnu, wij behoren niet tot het soort dat terugdeinst, wat tot vernietiging leidt, maar tot het soort dat geloof heeft, wat tot het in het leven behouden van de ziel leidt.” — Hebr. 10:39.
1. Waarom blijven zovelen in gebreke op het terrein waarop zij hun streven verkiezen te richten, te volharden?
IN DEZE snel veranderende tijd is het moeilijk op welk terrein waarop men ook maar zijn streven verkiest te richten, te volharden. Men moet, naast heel wat moeizame arbeid en hartzeer, veel wedijver en tegenstand onder de ogen zien. Sommigen hebben niet de kracht in de wedloop te blijven meelopen, of bezitten niet de bron van kracht waaruit zij kunnen putten om de moed erin te houden. Anderen zijn van oordeel dat het resultaat of het doel niet opweegt tegen de krachtsinspanning en het ongemak dat zij moeten verduren. Zij worden uitvallers.
2. Waarom zijn degenen die „uitvallers” worden, ongelukkig?
2 De mens heeft het aangeboren verlangen iets te willen bereiken. Er is niets dat de plaats kan innemen van de opbeurende vreugde iets bereikt te hebben. Het is ook natuurlijk, dat iemand wenst dat zijn leven de een of andere bijdrage tot de gemeenschap vormt. Degenen die volharden en ten slotte hun doel bereiken, zijn de gelukkigen. Uitvallers mogen dan al tijdelijk enige verlichting krijgen door de verantwoordelijkheden en spanningen te vermijden welke degenen die volharden onder de ogen zien, doch door uit te vallen, maken zij dat zij zich wegens verlies van vertrouwen, een geweten dat hen kwelt en gebrek aan zelfrespect, ongelukkig voelen. Dit geldt vooral als iemands streven op een juist en waardig doel was gericht en zijn leven een mislukking blijkt te zijn.
3. Welke dingen moet men, als men een gekozen weg inslaat, in aanmerking nemen om te kunnen volharden?
3 Een ieder die iets in zijn leven wil bereiken en geen uitvaller wil zijn, moet van tevoren een plan maken, waarbij hij vier voorname dingen in aanmerking moet nemen. Ten eerste moet hij vaststellen of het doel waarnaar hij streeft het juiste is, een doel dat hem en degenen om hem heen blijvend geluk zal schenken. Ten tweede moet hij zorgvuldig onderzoeken en vaststellen of het middel dat hij zal gebruiken om het doel dat hij beoogt te bereiken, eerlijk, juist en rechtvaardig is. Ten derde moet hij de juiste zienswijze met betrekking tot volharding krijgen. Ten vierde moet hij, als hij van al deze dingen zeker is, het vaste besluit nemen verder te gaan. — Vergelijk Lukas 14:28-33.
4. Wat moet iemand, nadat hij op zijn doel is afgegaan, vervolgens doen?
4 Als hij zijn weg heeft bepaald, moet hij beseffen dat hij alle beschikbare hulpbronnen zal moeten aanspreken die hem de noodzakelijke kracht kunnen geven om hindernissen met succes het hoofd te bieden en de weg die hij heeft gekozen, tot het einde toe te gaan (Fil. 3:12-16). Hij moet zichzelf voortdurend onderzoeken om er zeker van te zijn dat hij recht op zijn doel afgaat en goed oppassen dat hij niet naar de ene of de andere kant afwijkt. Hij zal zijn gedrag van tijd tot tijd blijven corrigeren en de teugels weer aantrekken. Als hij recht vooruit gaat en in de koers blijft, zal dit zijn volharding vervolmaken. — 2 Kor. 13:5.
DE BELANGRIJKSTE ACTIVITEIT
5. Wat is het enige doel dat de moeite waard is, en waarom?
5 Iemand kan zich met tal van activiteiten bezighouden die in meerdere of mindere mate nuttig voor de mensheid en voor de persoon zelf zijn. De stand van zaken die in de wereld bestaat, maakt echter dat deze activiteiten tot teleurstelling en frustratie leiden. Deze krachtsinspanningen zijn in feite hoogstens slechts van tijdelijk nut, want de gehele mensheid sterft. Als er een manier is waarop men, niet alleen voor zichzelf, maar ook voor anderen, eeuwig leven kan verkrijgen, zou dit de beste weg zijn die men kan volgen. Het zou de enige weg zijn die de moeite waard is om er zijn hele leven aan te wijden, want zonder leven kan men geen andere activiteiten, nuttig of aangenaam, verrichten. Er is zulk een weg met een doel dat zeker de moeite waard is — in feite het enige doel in onze tijd dat alleszins de moeite waard is en de enige weg waarop iemand met succes kan volharden. Die weg is de dienst van Jehovah God en zijn koninkrijk door bemiddeling van Christus Jezus. Als de Schepper en Maker van alle goede dingen voor de mensheid, belooft hij door middel van zijn koninkrijk een rechtvaardige, blijvende nieuwe ordening op deze aarde te brengen waarin de mens, onder rechtvaardige toestanden en met eindeloos leven, op de meest volledige wijze de hoedanigheden tot uitdrukking kan brengen die God in hem heeft gelegd. — Jes. 9:5, 6 6, 7; 25:7, 8.
CHRISTELIJKE VOLHARDING
6. Beschrijf de zienswijze die de wereld ten aanzien van volharding heeft.
6 Wat de juiste zienswijze ten aanzien van volharding betreft: In de wereld heeft het woord „volharding” een onaangename bijsmaak. De zienswijze die de wereld ten aanzien van volharding heeft, kan het beste worden geïllustreerd door de ervaring van een man op een reddingsvlot. Zo’n man wordt tegen zijn wil in deze situatie gebracht. Hij is aan de genade van de elementen overgeleverd. Hij volhardt wellicht wegens een koppig verlangen te willen leven. Hij overleeft misschien een lange beproeving van gebrek aan voedsel en water en wordt mogelijk op tijd van het reddingsvlot gered, maar hij is zo zwak dat anderen hem misschien enige tijd moeten voeden en voor hem moeten zorgen. Hijzelf kan niemand anders helpen. Het is een vreugdeloze ervaring, een louter vastberaden ondergaan van lijden, wachtend totdat er een eind aan de beproeving komt.
7. Stel de christelijke zienswijze ten aanzien van volharding tegenover die van de wereld.
7 Iemand die God als een christen dient, is anders. Zeker, hij moet volharden. Die volharding houdt in dat hij, behalve veel tegenstand, lijden en vervolging, de problemen van het dagelijkse leven onder de ogen moet zien. In welk opzicht is de volharding van een christen dan anders? Welnu, in tegenstelling tot de man op het reddingsvlot, begint hij zijn loopbaan vrijwillig, wetend waarnaar hij streeft en waarom hij moet volharden. Ook weet hij dat hij Jehovah God aan zijn zijde heeft. Hij wanhoopt niet; hij verhongert onderweg niet, want hij wordt geestelijk gevoed. In plaats van zwakker te worden, zoals de man op het reddingsvlot, wordt hij steeds sterker omdat hij weet dat hij God behaagt. Hij helpt anderen te volharden. Zijn belangstelling voor anderen neemt hem zo in beslag dat hij nauwelijks aan de ontberingen denkt die hij wellicht moet lijden. Hij wordt geestelijk opgebouwd. Naarmate hij volhardt, wordt hij sterker in plaats van zwakker. Zijn bestemming is zeker, niet iets waarover twijfel bestaat, en hij is gelukkig. Wetend waarheen hij gaat en waarom, is hij in staat met vreugde te volharden, want dit vormt een bewijs dat hij op de juiste weg is en een teken dat God hem goedkeurt. Dit is de waarheid waarmee de apostel Paulus de christenen in Thessaloníka aanmoedigde:
8. Waarvan was, zoals Paulus zei, het verduren van vervolgingen een bewijs? Waarom dient iemand die aldus volhardt, geen bedrukt gezicht te hebben?
8 „Wijzelf [zijn] trots op u . . . onder de gemeenten van God wegens uw volharding en geloof in al uw vervolgingen en de verdrukkingen die gij verdraagt. Dit is een bewijs van het rechtvaardige oordeel van God, hetgeen ertoe leidt dat gij het koninkrijk Gods waardig wordt geacht, waarvoor gij ook lijdt” (2 Thess. 1:4, 5). Zulk een volharding heeft voor wie volhardt en voor degenen die zijn gedrag gadeslaan, zegeningen tot gevolg. Daar hij Gods goedkeuring heeft, kan het niet anders of hij is gelukkig. Hij ziet dat de dingen net zo gaan als hij had verwacht — net zoals het in Gods Woord was voorzegd — en hij heeft dus geen reden of neiging tot klagen. Hij zal geen bedrukt gezicht hebben, alsof het hem een last is te volharden.
9. Wat is de schriftuurlijke waardebepaling van volharding?
9 De Schrift hecht grote waarde aan volharding en toont aan dat ze een van de hoedanigheden is die een christen moet hebben. Zoals Jezus zelf te kennen gaf, zouden christenen door volharding van hun zijde hun ziel (leven) verwerven (Luk. 21:19). De apostel Paulus prees de christenen te Thessaloníka voor hun volharding ten gevolge van hun hoop op de Heer Jezus Christus (1 Thess. 1:3). Petrus gaf christenen de dringende raad aan de andere christelijke hoedanigheden de belangrijke hoedanigheid van volharding toe te voegen (2 Petr. 1:6). De Schrift waarschuwt voortdurend tegen het afvallen of verlaten van de christelijke weg, het uitvallen tijdens de wedloop. — Hebr. 10:38, 39; 2 Tim. 4:10; Matth. 24:13; Hebr. 6:4-6; Openb. 2:10.
DE HUIDIGE SITUATIE
10. Wat is de situatie in de christenheid met betrekking tot volharding?
10 Wat merken wij op met betrekking tot volharding onder hen die voorgegeven hebben de loopbaan van een volgeling van Christus op zich te nemen? Er zijn in de christenheid miljoenen uitvallers, de minachting voor wet en orde neemt op grote schaal toe en de kerken in de christenheid zijn het meest gealarmeerd door het enorm groeiende aantal uitvallers onder de geestelijken. Dit is precies wat Jezus heeft voorzien toen hij zei: „Wegens het toenemen der wetteloosheid zal de liefde van de meesten verkoelen” (Matth. 24:12). Deze dingen zijn voor iemand die de bijbel bestudeert dus geen verrassende feiten, want Gods Woord vertelt ons dat de christenheid deel uitmaakt van Babylon de Grote, het wereldrijk van valse religie, dat tegen God is, en daarom zijn deze geestelijken geen mensen die zich door bemiddeling van Jezus Christus werkelijk aan Jehovah God hebben opgedragen. Zij hebben niet zijn geest en zijn hulp, zonder welke het onmogelijk is te volharden. Geen wonder dat zij uitvallen. — Openb. 18:2, 21; Jer. 51:58; Jes. 40:30, 31.
NEGATIEVE HOUDING VERZWAKT VOLHARDING
11, 12. (a) Hoe is het met de meeste getuigen van Jehovah gesteld? (b) Uit welke aanwijzingen zou blijken dat de volharding van sommigen aan het verzwakken is?
11 Hoe is het echter gesteld met hen die tot een kennis van Jehovah en zijn voornemen door middel van zijn koninkrijk zijn gekomen en die zich door bemiddeling van Jezus Christus werkelijk aan Jehovah hebben opgedragen? Hoewel verreweg de overgrote meerderheid volhardt, hebben sommigen, jammer genoeg, in meerdere of mindere mate hun eerste liefde en hun vreugde in het dienen van God verloren en zijn de Koninkrijksdienst als een moeizaam werk gaan beschouwen. Hoewel wij wellicht niet die zienswijze hebben, vermindert de vreugde die het ons schenkt om te volharden als wij, wanneer wij in de velddienst zijn, alleen maar wachten tot het tijd is op te houden en naar huis te gaan. Het is een teken dat wij er ernstig over moeten denken onze volharding op te frissen.
12 Zo kan het ook zijn dat wanneer iemand erover spreekt de volle-tijdpioniersdienst ter hand te nemen, iemand anders zegt: „Dat is niets voor mij. Ik ben er gewoon niet geschikt voor, dat soort van werk dag in dag uit vol te houden.” En als iemand de wens uit, zendeling te willen worden of naar een ander land te verhuizen om in een groter gebied te werken, hebt u anderen dan opmerkingen horen maken zoals deze: „Waarom zou je dat doen? Je hebt het hier goed.” „Hoe kom je daar aan de kost?” „En als je eens ziek wordt? Je zult daar niet zulke ziekenhuizen vinden als hier.” Zulke opmerkingen vormen aanwijzingen dat de volharding van deze personen verzwakt. Erger, een dergelijke houding heeft tot gevolg dat de volharding van anderen te gronde wordt gericht.
13. Waarvan dient onze volharding vergezeld te gaan, en hoe heeft Jezus dit geïllustreerd?
13 Jehovah heeft zijn volk werk te doen gegeven en hij wil dat zij er vreugde in scheppen (Pred. 3:12, 13). Jezus was, zelfs toen hij zware beproevingen onderging, vreugdevol. Toen hij op dertigjarige leeftijd de bediening op zich nam, wist hij dat hij door toedoen van de joden veel zou lijden en ten slotte ter dood gebracht zou worden. Hij vertelde zijn discipelen dit van tevoren. Liet hij hierdoor echter een domper zetten op zijn vreugde in het dienen van God? Neen. De apostel Paulus zegt: „Wegens de hem voorgestelde vreugde heeft hij een martelpaal verduurd, schande verachtend, en is hij aan de rechterhand van de troon van God gaan zitten” (Hebr. 12:2). Hij beval anderen zijn loopbaan vreugdevol aan en toonde aan dat zij hierin niet alleen zouden staan toen hij de uitnodiging deed: „Komt met mij onder mijn juk” (Matth. 11:29, voetnoot NW, uitgave van 1950, Eng.). Zelfs op de laatste dag van zijn leven op aarde, toen hij wist dat hem een smadelijke dood aan de martelpaal boven het hoofd hing, verloor hij zijn vreugde niet en maakte hij zijn metgezellen niet bedroefd; hij versterkte zijn discipelen veeleer en gaf hun de moed staande te blijven. Ja, op de avond vóór zijn dood hield hij zelfs zijn meest gloedvolle, aansporende en bemoedigende toespraak tot zijn discipelen. — Johannes, de hoofdstukken 14 tot 17.
14. Welke taak hebben de engelen in de aangelegenheid van onze volharding?
14 Thans voert de in de hemel verheerlijkte Jezus Christus het bevel over de heilige engelen en is hij belast met het predikingswerk dat verricht moet worden. Hij heeft de onder hem staande engelen verantwoordelijke taken toegewezen, terwijl zij het toezicht hebben over de bekendmaking van „dit goede nieuws van het koninkrijk” (Matth. 24:14; Openb. 14:6, 7). Zij zijn „uitgezonden om te dienen ten behoeve van hen die redding zullen beërven” (Hebr. 1:14). Deze engelen zijn niet gezonden om naar de fouten te zoeken van degenen die het predikingswerk verrichten en hen te veroordelen, maar om hen te helpen. Het werk dat Gods dienstknechten verrichten, gaat hun bijzonder ter harte, omdat zij duidelijk inzien dat het te maken heeft met de rechtvaardiging van Jehovah’s naam. Zij zien graag dat Jehovah’s christelijke getuigen hun rechtschapenheid bewaren en bewijzen dat Satan een leugenaar is met te beweren dat de mens op aarde niet rechtschapen jegens God zal blijven doch — wegens zelfzucht of vrees — onder beproeving in gebreke zal blijven te volharden. De engelen slaan de houding en daden van Jehovah’s dienstknechten gade en zij zijn blij als Gods volk zijn werk in vrede en eenheid en met volharding voortzet (1 Kor. 4:9; 11:10). Zij zijn teleurgesteld wanneer enkelen gebrek aan gehoorzaamheid tonen en in gebreke blijven te volharden. Zij zijn volledig toegerust en staan klaar om christenen die zich voor hun diensten tot God wenden, alle nodige hulp te verlenen. Aangezien Jehovah’s geest op zijn christelijke getuigen rust en zij door engelen worden gesteund, hebben christenen de volle zekerheid dat zij kunnen volharden. — Ps. 34:8 7; 2 Kon. 6:15-17.
JEREMIA EEN VOORBEELD VAN VOLHARDING
15, 16. Wiens leven verschaft ons een voorbeeld van volharding, en welke situatie heerste er toen hij zijn weg van volharding begon?
15 De bijbel vertelt ons: „Alle dingen die eertijds werden geschreven, werden tot ons onderricht geschreven, opdat wij door middel van onze volharding en door middel van de vertroosting uit de Schriften hoop zouden hebben” (Rom. 15:4). Een van degenen wier opgetekende levensloop veel verschaft om onze volharding te versterken, is Jeremia. Het zal ons tot voordeel strekken als wij aandacht aan hem schenken, zodat wij de hoedanigheid van volharding in ons leven kunnen opbouwen.
16 Het koninkrijk Juda bevond zich ten tijde van Jeremia’s bediening in een slechte toestand. Het tien-stammenkoninkrijk Israël was bijna honderd jaar voordat Jeremia begon te profeteren door Assyrië weggevoerd. Het koninkrijk Juda had dezelfde weg van ontrouw gevolgd als „haar” zuster, het tien-stammenkoninkrijk, en was ten slotte nog erger geworden. Voordat Jeremia op het toneel verscheen, had koning Manasse zoveel goddeloosheid voortgebracht door de Baälaanbidding te bevorderen, dat, hoewel hij later berouw had, Juda doortrokken bleef van zulk een goddeloosheid en Jehovah verklaarde dat hij Jeruzalem mettertijd zou vernietigen en de inwoners van Juda zou laten wegvoeren. — 2 Kron. 33:18, 19; 2 Kon. 21:13, 14.
17. Hoe wist Jeremia dat het feit dat hij een profeet was een beproeving op zijn volharding zou betekenen?
17 Amon, de zoon van Manasse, was net als zijn vader. Na een goddeloze regering van twee jaar werd hij in 659 v.G.T. door Josía opgevolgd. In het dertiende jaar van Josía werd Jeremia door Jehovah geroepen om tegen Juda te profeteren, veertig jaar vóór de vernietiging van Jeruzalem. Koning Josía deed wat hij kon om de ware aanbidding in Israël te herstellen. Hij bracht grote hervormingen tot stand, doch er was nog altijd veel goddeloosheid in het land. Toen Jeremia tot profeet werd aangesteld, wist hij dat dit een beproeving op zijn volharding zou betekenen. Jehovah waarschuwde hem dat de joden tegen hem zouden strijden en dat het gevaar bestond dat hij wegens hen door vrees kon worden aangegrepen. Jehovah wees erop dat er geen reden voor vrees was omdat Hij Jeremia zou ondersteunen en met hem zou zijn om hem te bevrijden. Jeremia diende daarom alles te spreken wat God hem gebood te spreken. — Jer. 1:7, 8, 17-19.
18. Waarom was Jeremia’s boodschap van dien aard dat het volharding van hem zou vergen deze over te brengen?
18 Jehovah vertelde Jeremia wat de aard van zijn werk zou zijn door te onthullen dat hij een boodschap moest overbrengen die grote tegenstand zou verwekken. Jeremia moest Juda, speciaal de priesters, profeten en vorsten daarvan, midden in hun gezicht vertellen dat zij Jehovah hadden verlaten. Er waren bloedsporen van de zielen der onschuldigen in Juda’s slippen (Jer. 2:26, 34). De natie Juda was gelijk een prostituée (Jer. 3:1). Ze was ontrouw geworden aan het verbond dat ze met Jehovah had gesloten (Jer. 11:3-8). En tot slot moest Jeremia het volk vertellen dat zij zich, om hun leven te redden, aan de koning van Babylon dienden te onderwerpen — taal die volgens de joodse leiders verraad betekende en revolutionair was en maakte dat hij de dood verdiende (Jer. 27:12, 17). Bovendien deelde hij de joden mee dat Babylon hen zou verslaan en hen zeventig jaar lang in ballingschap zou wegvoeren — voorwaar een krachtige boodschap. — Jer. 25:7-11; 32:24, 36.
OVEREENKOMST MET JEHOVAH’S GETUIGEN
19. Wat zijn vijf op de voorgrond tredende overeenkomsten tussen Jeremia’s ervaring en die van Jehovah’s getuigen in deze tijd?
19 Een studie van het doen en laten van Jeremia is passend voor Jehovah’s getuigen in deze tijd, en zij dienen er meer dan gewone aandacht aan te schenken. De overeenkomst tussen Jeremia’s ervaring en die van Jehovah’s getuigen is gemakkelijk waar te nemen: Ten eerste, de opdracht waarmee hij werd belast, een dringende aankondiging van Jehovah’s oordeel; ten tweede, een geestelijke wederopbouw van degenen die ijverige dienstknechten van Jehovah zouden kunnen worden; ten derde, de demonstratie van de werking van Gods geest op Jeremia. Gods woord was als een vuur in Jeremia’s gebeente dat niet uitdoofde doch naarmate hij volhardde, in intensiteit toenam (Jer. 20:9). Ten vierde, de negatieve houding van Jehovah’s dienstknechten, de joden, die dezelfde was als van de religies der christenheid en van enkelen onder Gods volk in deze tijd. Deze joden hadden Jeremia in zijn werk kunnen ondersteunen en hadden dat ook moeten doen, doch zij hadden elkaars geloof ondermijnd, waardoor zij hun vreugde in Jehovah, hun ijver en hun geestelijke gezindheid zozeer verloren dat het hun dood tot gevolg had. En ten vijfde, de noodzaak van volharding.
20. Waarom was Jeremia, hoewel hij zoveel verduurde, gelukkig?
20 Jakobus, de halfbroer van Jezus en een van zijn getrouwe discipelen, zei: „Ziet! Wij verklaren hen die hebben volhard, gelukkig” (Jak. 5:11). Jeremia was, na te hebben volhard, gelukkig. Hij maakte de door hem voorzegde vernietiging van de stad Jeruzalem en de gevangenneming van haar koning uit de geslachtslijn van David mee en volhardde al die tijd. Hij werd door de weinige joden die door de Babyloniërs in het land waren achtergelaten, naar Egypte gebracht ten einde zijn werk dat bestond in profeteren, voort te zetten — in totaal meer dan veertig jaar van volharding in Jehovah’s dienst, in een gebiedstoewijzing die steeds slechter werd. Hij was niet blij Jeruzalem verwoest of haar tempel geplunderd te zien worden; hij schreef zelfs het boek Klaagliederen, een uiting van diepe smart om de smaad die dit op Jehovah’s naam wierp. Hij was echter blij Gods woord ten uitvoer te zien brengen, hetgeen hem als Jehovah’s ware profeet rechtvaardigde. Zó krachtig profeteerde hij dat een jammerklacht of een veroordelende klaagzang thans een „jeremiade” wordt genoemd. Jeremia zag bovendien dat zijn prediking vrucht droeg: andere lofprijzers van Jehovah die ten gevolge van de opbouwende aard van zijn boodschap eveneens werden gespaard. Onder hen traden Baruch en Ebed-Melech op de voorgrond.
21. Wat voor iemand was Jeremia?
21 Jeremia had tijdens de meer dan veertig jaar waarin hij profeteerde menig keer de gelegenheid uit te vallen, doch hij behoorde niet tot dat soort. Hij behoorde veeleer tot het getrouwe, volhardende soort van aanbidders over wie God zich niet behoeft te schamen „om als hun God te worden aangeroepen, want hij heeft een stad voor hen gereedgemaakt”. — Hebr. 11:16; 1 Joh. 2:19.
22. (a) Heeft Jehovah thans geïnspireerde profeten? (b) Zo ja, wat voor profeten zijn het dan?
22 Jeremia was een profeet die door Jehovah was geroepen en geïnspireerd om zijn woord bekend te maken. Hij was ook een priester (Jer. 1:1, NW). Thans is Jehovah’s Woord volledig en hij inspireert geen personen meer om voor hem te profeteren, doch hij heeft wel getuigen op aarde op wie hij zijn geest heeft gelegd en hij heeft hen in een priesterlijke hoedanigheid gezonden om Gods wetten te onderwijzen en hen ook aangesteld om te prediken. Zijn getrouwe gezalfden zijn profeten, in die zin dat zij de opgetekende profetieën, alsmede de toepassing ervan, bekendmaken (Hand. 2:17). Hun metgezellen, de „grote schare” „andere schapen”, hebben het op zich genomen hen in de wereldomvattende aankondiging van het goede nieuws van het Koninkrijk te helpen en de profetieën zoals deze door het getrouwe gezalfde overblijfsel worden aangekondigd, bekend te maken. Kunnen zij het geloof en de volharding van Jeremia handhaven? In het volgende artikel zullen wij zien hoe dit mogelijk is. — Mark. 13:10.
[Illustratie op blz. 553]
De wereldse opvatting over volharding is dat ze vergeleken zou kunnen worden met wat iemand op een reddingsvlot meemaakt. De volharding van een christen is anders; hij begint zijn loopbaan vrijwillig en wordt steeds sterker