Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w75 1/3 blz. 140-142
  • Hoe zou u handelen jegens een ambassadeur?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Hoe zou u handelen jegens een ambassadeur?
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1975
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • WAAROM CHRISTUS’ AMBASSADEURS WORDEN GEHAAT
  • HOE MET BOKKEN TE VERGELIJKEN PERSONEN ZICH OPENBAREN
  • HET LOON VOOR DE „BOKKEN”
  • EEN BESLISSING DIE WIJ ALLEN ONDER DE OGEN MOETEN ZIEN
  • Gezanten in vroeger tijden
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1966
  • Gezant
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Gezant
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Hoe de medekoningen in hun ambt worden aangesteld
    Gods duizendjarige koninkrijk is nabij gekomen
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1975
w75 1/3 blz. 140-142

Hoe zou u handelen jegens een ambassadeur?

WIJ horen de laatste tijd veel over aanvallen op ambassades en zelfs over ontvoeringen van en moorden op ambassadeurs omdat de mensen niet tevreden zijn over de door hen vertegenwoordigde landen of de door die landen gevoerde politiek. In het verleden, toen er een betrekkelijke vrede tussen de natiën bestond, werden ambassadeurs over het algemeen echter goed behandeld.

Het is in het verleden echter een keer voorgekomen dat de koninklijke „boodschappers” of gezanten van een vreedzame natie op schandelijke wijze werden behandeld. Koning David van Israël had als een vriendelijk gebaar officiële vertegenwoordigers naar koning Hanun van Ammon gezonden. Hanun gaf echter van grove minachting jegens David blijk door de gezanten aan een bijzonder onwaardige behandeling te onderwerpen. Deze verraderlijke daad leidde tot een oorlog die tot gevolg had dat de Ammonitische natie bijna werd uitgeroeid. — 1 Kron. 19:1–20:3.

Eeuwen later werd Jehovah Gods Zoon, die door Jehovah als een daad van liefderijke goedheid naar de joodse natie was gezonden, op nog schandelijker wijze behandeld (Joh. 8:18, 19, 49). De joodse leiders hebben hem wreed mishandeld en lieten hem uiteindelijk ter dood brengen. Dit had tot gevolg dat God de joodse natie als zijn uitverkoren volk verwierp en dat hun stad Jeruzalem met haar tempel in 70 G.T. door de Romeinse legers werd verwoest.

De vijandig gezinde joden waren echter niet tevreden met de behandeling die zij Jezus Christus hadden toegemeten. Vóór de vernietiging van Jeruzalem hebben zij ook degenen die door Christus als ambassadeurs waren gezonden, zijn gezalfde discipelen, op schandelijke wijze mishandeld en velen van hen gedood (2 Kor. 5:20). Hoewel de mensen ertoe werden aangezet aan deze wreedheden deel te nemen, lag de schuld voornamelijk bij de joodse religieuze leiders, aangezien zij de mensen moedwillig in onwetendheid hielden met betrekking tot God. Jezus zei tot hen: „Gij hebt de sleutel der kennis weggenomen; zelf zijt gij niet binnengegaan, en die binnengingen, hebt gij verhinderd!” (Luk. 11:52) Deze leiders waren er uit zelfzuchtige beweegredenen bang voor hun machtspositie te verliezen. Zij zeiden onder elkaar: „Als wij [Jezus] zo laten begaan, zullen zij allemaal geloof in hem stellen, en de Romeinen zullen komen en zowel onze plaats als onze natie wegnemen.” — Joh. 11:48.

WAAROM CHRISTUS’ AMBASSADEURS WORDEN GEHAAT

De eerste-eeuwse ambassadeurs van Christus werden niet door de tegenstanders onder de joden vervolgd omdat dezen een persoonlijke haat jegens hen koesterden. De reden was dat deze ambassadeurs het koninkrijk van God aan de mensen bekendmaakten en uitlegden. Zij verklaarden aan de joden, die dachten dat dat koninkrijk een joods, aards koninkrijk zou zijn, dat het een hemelse regering is die alle menselijke regeringen zal vernietigen en een „nieuwe aarde”, een rechtvaardige menselijke maatschappij, zal invoeren. Zij toonden aan dat God van mensen die leven wensten te ontvangen, vereiste dat zij hun persoonlijkheid in overeenstemming brachten met de in de bijbel uiteengezette beginselen van God. Zij moesten zonder onderscheid of vooroordeel liefde voor hun medemensen ten toon spreiden. Dit stelde de zelfzuchtige religieuze leiders aan de kaak en bracht hen ertoe de Koninkrijksambassadeurs te haten. — 2 Petr. 3:7, 12, 13; Ef. 4:22-24.

Thans maken de gezalfde ambassadeurs van het koninkrijk van God vanzelfsprekend dezelfde waarheden bekend. Het is voor rechtgeaarde mensen goed nieuws, maar wekt de vijandschap op van vele religieuze leiders. Als gevolg van de propaganda die er tegen deze ambassadeurs wordt gevoerd, zijn veel mensen ertoe gebracht de bekendmaking die wordt gedaan hetzij tegen te staan of er geen aandacht aan te schenken. In veel gevallen worden de ambassadeurs van het Koninkrijk beledigd, vervolgd of ongastvrij behandeld.

Indien u echter zou weten dat iemand werkelijk een ambassadeur of gezant van het koninkrijk van God is, hoe zou u hem dan behandelen? Zou u geen dingen voor hem doen uit meer dan humanitaire overwegingen? Zou u hem geen speciale achting en aandacht schenken en nauwkeurig luisteren naar wat hij te zeggen had? Jezus zei tot zijn discipelen: „Al wie u een beker water te drinken geeft op grond van het feit dat gij Christus toebehoort, voorwaar, ik zeg u, zijn beloning zal hem geenszins ontgaan” (Mark. 9:41). In tegenstelling hiermee zouden sommigen, zoals hij zei, zijn discipelen ter wille van zijn naam slecht behandelen. — Matth. 24:9; Joh. 15:20, 21.

HOE MET BOKKEN TE VERGELIJKEN PERSONEN ZICH OPENBAREN

In de voorgaande uitgave van dit tijdschrift hebben wij Jezus’ gelijkenis van de schapen en de bokken besproken en hierbij speciaal aandacht geschonken aan de „schapen” en de beloning van eeuwig leven die hun wegens hun goede, gastvrije behandeling van Christus’ ambassadeurs wordt geschonken. Wie zijn dan de „bokken”, welke beloning ontvangen zij, en waarom? — Matth. 25:31-46.

De „bokken” zijn, zoals Jezus aantoont, die mensen uit „alle natiën” die, in tegenstelling tot de gastvrije, liefdevolle „schapen”, Christus’ ambassadeurs niet gunstig ontvangen of helpen. Zij worden in de gelijkenis door Jezus „vervloekten” genoemd. Zij reageren op Jezus’ veroordeling wegens hun ongastvrije houding door te zeggen: „Heer, wanneer hebben wij u hongerig of dorstig of als vreemde of naakt of ziek of in de gevangenis gezien en hebben wij u niet gediend?” — Matth. 25:44.

Ja, zij noemen hem „Heer”, maar zij doen dit op huichelachtige wijze, alsof zij hiermee te kennen willen geven dat hij hun Heer is. Indien zij hem namelijk werkelijk liefhadden, zouden zij de waarheden over hem hebben liefgehad en naar de komst van zijn koninkrijk hebben verlangd (Matth. 6:10). Hun excuus heeft geen waarde, want het wordt door hun daden gelogenstraft. Iemand hoeft een ander niet persoonlijk te zien om te beslissen of hij hem zal helpen of niet. De vraag is: Hoe behandelt iemand een zichtbare vertegenwoordiger van Christus die duidelijk heeft getoond dat hij Christus werkelijk vertegenwoordigt?

Dit doet Jezus in de gelijkenis uitkomen, wanneer de koning de zichzelf verontschuldigende „bokken” aan zijn linkerhand van afkeuring antwoordt: „Voorwaar, ik zeg u: Voor zover gij het niet voor een van deze geringsten hebt gedaan, hebt gij het niet voor mij gedaan.” — Matth. 25:45.

Het doet er niet toe hoe onbelangrijk een van Christus’ door de geest verwekte, gezalfde „broeders” is. Geen van Christus’ broeders behoort trouwens tot de aanzienlijken in politieke kringen of op het religieuze gebied van de christenheid, want Christus’ ware „broeders” — zijn ambassadeurs — zijn geen deel van deze wereld, evenals Christus zelf nooit een deel van deze wereld is geweest (1 Kor. 1:26-31; Joh. 15:19; 17:14, 16). De „bokken” behoeven deze ambassadeurs niet te vervolgen, hoewel sommigen van hen deze dienstknechten van Christus hebben ontvoerd, gevangen gezet en gedood. Doordat de „bokken” hun hulp of gastvrijheid ontzeggen, hen negeren en weigeren hen op enigerlei wijze te steunen in hun werk dat erin bestaat de Koninkrijksboodschap bekend te maken, nemen zij een verstandelijke beslissing met betrekking tot de kwestie. In werkelijkheid nemen zij in hun hart een standpunt in tegen Gods Messiaanse koninkrijk, dat door de ambassadeurs wordt bekendgemaakt, en derhalve tegen Christus, zoals duidelijk uit hun houding en daden blijkt. — Vergelijk Matthéüs 7:21-23.

HET LOON VOOR DE „BOKKEN”

Wat is derhalve het loon voor deze „bokken”? Christus zegt tot hen: „Gaat weg van mij, gij die zijt vervloekt, in het eeuwige vuur dat voor de Duivel en zijn engelen is bereid.” — Matth. 25:41.

Wat is het „vuur dat voor de Duivel en zijn engelen is bereid”? Betekent dit dat zij in iets wat op vuur gelijkt voor eeuwig bij bewustzijn worden gepijnigd? Misschien zal iemand zeggen: Dit moet beslist het geval zijn, want in Openbaring 20:10 staat: „En de Duivel, die hen misleidde, werd in het meer van vuur en zwavel geslingerd, waar zowel het wilde beest als de valse profeet reeds waren; en zij zullen dag en nacht gepijnigd worden tot in alle eeuwigheid.”

Wanneer men deze verklaring in Openbaring echter aandachtiger beschouwt, kan men zien dat hier beeldspraak of symbolische taal is gebruikt. Hoe dan wel? Welnu, het „wilde beest” en de „valse profeet” worden in het „meer van vuur” geslingerd. Het is duidelijk dat hiermee geen letterlijk beest en geen afzonderlijke man worden bedoeld maar dat ze organisaties afbeelden (Openb. 17:8-14). De bijbel vervolgt trouwens zelf met uit te leggen: „En de dood en Hades werden in het meer van vuur geslingerd. Dit betekent de tweede dood: het meer van vuur” (Openb. 20:14). De dood en Hades (het gemeenschappelijke graf van de mensheid) zijn abstracte dingen, waardoor verder wordt aangetoond dat het „meer van vuur” symbolisch is. Het is een afbeelding van absolute en blijvende vernietiging, „de tweede dood”, een dood waaruit geen herstel mogelijk is.

Bovendien zegt Christus dat de „bokken” zullen heengaan in de eeuwige „afsnijding” (Matth. 25:46). Het Griekse woord dat hier wordt gebruikt, betekent letterlijk „snoeien”. Doordat de „bokken” de eeuwige dood, „de tweede dood”, ondergaan, worden zij voor eeuwig afgesneden van het leven in welk rijk maar ook.

EEN BESLISSING DIE WIJ ALLEN ONDER DE OGEN MOETEN ZIEN

Er bestaat geen twijfel over dat Christus thans ambassadeurs op aarde heeft. De vraag ten aanzien waarvan wij een beslissing moeten nemen, is: Wie zijn deze ambassadeurs? Wie brengen ons het goede nieuws van het Koninkrijk, terwijl zij ons over de nabijheid ervan inlichten en ons over de zegeningen vertellen die het op aarde zal brengen na alle goddeloosheid vernietigd te hebben? En een ieder van ons kan zich afvragen: Wat doe ik om kennis van God te verbreiden? Verricht ik zelf, door mijn woorden en rechtvaardige handelwijze, dienst als een vertegenwoordiger van Christus? Zo niet, dan moeten wij degenen identificeren die dit wel doen. Wij moeten hen gastvrij bejegenen, net zoals wij dit jegens ambassadeurs van een zeer gerespecteerde koning zouden doen. Wij kunnen niet op twee gedachten ’hinken’. — 1 Kon. 18:21.

U zou zo’n ambassadeur in uw huis welkom heten. U zou met grote belangstelling luisteren naar de boodschap die hij van zijn koning of regering moest brengen. U zou hem met respect bejegenen. De ambassadeurs van Christus hebben geen gewone boodschap. Het is nieuws van de Schepper van het universum en zijn Koning, Jezus Christus. Het is derhalve van het grootste belang te beschouwen wat de ambassadeurs hebben te zeggen, omdat het niet slechts een kwestie is van respect te tonen. Door de aandacht die u aan hun bóódschap schenkt, wordt uw houding jegens God en Christus weerspiegeld, zodat het leven of dood voor u betekent.

Honderdduizenden mensen hebben deze ambassadeurs in deze tegenwoordige tijd vriendelijk bejegend, niet in de eerste plaats door hun materiële hulp te geven, maar door deze ambassadeurs bij te staan wanneer zij door hun vijanden onheus werden behandeld (2 Kor. 1:6, 7; Fil. 4:14; Hebr. 10:33). Meer dan dat, zij hebben zich bij de ambassadeurs aangesloten ten einde hen te helpen het goede nieuws over de gehele wereld bekend te maken (Zach. 8:23). Door dit te doen, zijn deze met schapen te vergelijken personen gezanten geworden, metgezellen van de ambassadeurs van de Koning Jezus Christus (Ps. 45:14, 15). Hebt u de ware ambassadeurs en hun metgezellen, de gezanten, geïdentificeerd en bejegent u hen met respect, wetend dat in de mate dat u dit jegens een van de minste van Christus’ broeders en hun liefdevolle, met schapen te vergelijken metgezellen doet, u het jegens Christus doet?

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen