Vragen van lezers
● Wij hebben een aantal vragen ontvangen met betrekking tot details over de viering van het Avondmaal des Heren. Wij geven hierop het volgende antwoord:
Voor ware christenen is de jaarlijkse viering van het Avondmaal des Heren een gewichtige gebeurtenis. Ze is zowel ernstig als vreugdevol. Er is echter geen ritualistisch formalisme, noch iets mystieks aan verbonden. Als men de bijbelverslagen over Jezus’ instelling van de viering leest, bemerkt men een eenvoud en waardigheid die passend zijn. — Matth. 26:26-30; Luk. 22:19, 20; 1 Kor. 11:23-26.
De viering geschiedt in wezen op de volgende manier: Zoals op vergaderingen van Jehovah’s getuigen gebruikelijk is, wordt het programma geopend met lied en gebed. De spreker legt vervolgens aan de hand van de Schrift de betekenis van de plechtigheid en de symbolen uit, waarbij hij zijn toehoorders in gedachten houdt. Er wordt een kort en eenvoudig gebed over het brood uitgesproken, waarna dit onder de aanwezigen wordt doorgegeven. Dan wordt kort de zegen over de wijn gevraagd, waarna deze wordt doorgegeven. Er worden passende slotopmerkingen gemaakt, waarna de vergadering met lied en gebed wordt besloten.
Daar dit vooral een vergadering is waaraan met de geest gezalfde christenen deelnemen, houden mannelijke christenen die de hemelse hoop bezitten vaak de lezing, hoewel dit ook door hen die tot de „andere schapen” behoren mag worden gedaan. Soms kunnen bejaarde gezalfden die niet in staat zijn de lezing te houden, wel een van de gebeden uitspreken. Zulke dingen kunnen echter plaatselijk geregeld worden, naar gelang van de omstandigheden en de bekwaamheden van degenen die erbij betrokken zijn.
Het is niet nodig iets over het brood en de wijn heen te leggen en dit er vlak voordat ze worden rondgegeven, af te halen. Ze zijn op zich niet „heilig”, doch slechts symbolen. Ze dienen op een schone, presentabele tafel dicht bij de spreker te staan of zo dat degenen die ze laten rondgaan er gemakkelijk bij kunnen. Ze dienen nadat ze helemaal zijn rondgegaan, op de tafel te worden teruggezet.
Wat de symbolen zelf aangaat, laten wij eerst het brood beschouwen. Bij de instelling van de Paschaviering schreef Jehovah de joden voor „ongezuurde broden” te gebruiken (Ex. 12:8). En gezien het feit dat het „brood der verdrukking” was, werd er stellig geen zout noch iets van kruiden aan toegevoegd om het smakelijker te maken (Deut. 16:3). Jezus gebruikte dit soort van ongezuurd brood toen hij ter gedachtenis van zijn dood het Avondmaal instelde. Tegenwoordig worden sommige joodse matses alleen van water en tarwemeel gemaakt en deze kunnen door christenen bij de Gedachtenisviering gebruikt worden. Wij zullen echter geen matses gebruiken die gemaakt zijn met toevoeging van ingrediënten zoals zout, suiker, mout, eieren, uien, enzovoort.
Sommige Getuigen hebben er de voorkeur aan gegeven een kleine hoeveelheid ongezuurd brood van meel en water te maken. Dit kan als volgt worden gedaan: Vermeng anderhalf kopje (ongebuild tarwe-) meel met een kopje water en maak hiervan een vochtig deeg. Rol het deeg op een plat, goed met bloem bestrooid oppervlak uit tot ongeveer 1,5 millimeter dik, of zo dun mogelijk. Leg dit in een met olie bestreken bakpan of op een bakplaat om te voorkomen dat het deeg eraan vastplakt. Prik met een vork overal in het deeg en vorm het tot een plat brood, op de manier van het Midden-Oosten. Bak het in een vrij warme oven, op ongeveer 175 graden C, tot het droog en croquant is.
Wat de wijn betreft, Jezus gebruikte echte wijn, geen ongefermenteerd druivensap. (Zie Ontwaakt! van 22 maart 1961, blz. 19, 20.) Rode druivenwijn zou een passend symbool van Jezus’ vergoten bloed zijn. Sommige rode wijnen zijn sterker gemaakt met brandewijn of spiritualiën en er zijn specerijen en kruiden aan toegevoegd. Daarom zijn sherry, port, Marsala, Malaga, Madeira, Muscatal, vermouth en Dubonnet voor dit doel niet geschikt. Christus’ bloed was toereikend zonder er iets aan toe te voegen; de wijn die wordt gebruikt, dient gewoon ongezoete rode wijn te zijn. Wijnen zoals chianti, bourgogne en rode bordeaux zouden gebruikt kunnen worden, evenals zelfgemaakte, ongezoete rode wijn.
Bij de instelling van deze viering nodigde Christus zijn getrouwe discipelen uit, uit een gewone beker te drinken (Matth. 26:27). Tegenwoordig, nu duizenden gemeenten van Jehovah’s getuigen op dezelfde avond de viering hebben, kan er niet voor allen één beker worden gebruikt. Het beginsel is echter gehandhaafd door de beker of bekers (in grote gemeenten zouden een aantal bekers gebruikt kunnen worden zodat allen binnen een redelijke tijd bediend kunnen worden) onder de aanwezigen rond te laten gaan. Het glas of de drinkbeker behoeft geen speciale vorm te hebben. Ze kunnen, al naar gelang van wat er plaatselijk voorhanden is, de eer en waardigheid van de gebeurtenis weerspiegelen. Het beste zou zijn de beker niet zó vol te schenken dat het onnodige gevaar bestaat bij het doorgeven te morsen.
Nadat er een kort gebed over het brood is uitgesproken, kunnen degenen die hiervoor zijn uitgekozen dit onder de aanwezigen laten rondgaan. Het schijnt dat Jezus het brood heeft gebroken, klaarblijkelijk in tweeën, ten einde degenen die aan weerskanten van hem aanlagen er iets van te geven, want er werd slechts één brood gebruikt (Matth. 26:26). Het is echter niet nodig dat de spreker het brood breekt voordat het wordt doorgegeven. Het wordt waarschijnlijk op een schaal of schalen doorgegeven en als er iemand van de gezalfden aanwezig is, kan hij of zij het brood nemen en er een stukje van afbreken. De broeders die de symbolen uitreiken, dienen de gelegenheid te hebben er, als zij tot de gezalfden behoren, van te gebruiken, en natuurlijk dient de spreker de gelegenheid te krijgen ervan te gebruiken. Het ronddelen van de wijn gebeurt op dezelfde ordelijke manier als bij het brood.
Mocht er een gezalfde christen zijn die wegens zwakte of ziekte niet in staat is aanwezig te zijn, dan kan een rijpe mannelijke christen een afzonderlijk deel van het brood en de wijn diezelfde avond, vóór zonsopgang, naar die persoon toe brengen. Al naar gelang de omstandigheden zouden er enkele passende opmerkingen gemaakt kunnen worden, waarna de symbolen, na het uitspreken van de gebeden, verstrekt kunnen worden. In het uiterste geval zou een gezalfde, als hij de Gedachtenisviering niet op 14 Nisan heeft kunnen houden, dit dertig dagen later kunnen doen, zoals onder de Wet was toegestaan met betrekking tot het Pascha. — Num. 9:9-14.
Aangezien de symbolen op zich niet heilig zijn, kunnen het brood en de wijn, als de viering in de Koninkrijkszaal voorbij en de vergadering ontbonden is, mee naar huis worden genomen en op een ander tijdstip als normaal voedsel worden gebruikt.
De belangrijkheid van deze viering heeft gewoonlijk tot gevolg dat er vele nieuwelingen naar de Koninkrijkszaal komen. Het is daarom een gelegenheid tot aangename en opbouwende omgang vóór en na de vergadering. In plaatsen waar een aantal gemeenten dezelfde zaal gebruiken, zullen degenen die verantwoordelijk zijn voor de regelingen, voorzieningen voor deze omgang trachten te treffen. Soms delen zulke gemeenten de onkosten voor het huren van een afzonderlijke zaal zodat allen op een redelijk uur kunnen samenkomen en de symbolen zonder al te veel haast na zonsondergang kunnen worden doorgegeven.
Vaak houdt een gezin van Jehovah’s getuigen, nadat zij van de vergadering zijn thuisgekomen, nog een nabespreking over de betekenis van het Gedachtenisfeest. Deze ongedwongen beschouwing van de viering en de bijbelverslagen over de instelling ervan, kunnen ertoe bijdragen de gewichtige en vreugdevolle avond tot een prachtig besluit te brengen.
● Waarom zei Jezus na zijn opstanding tot Maria Magdalena, hem niet aan te raken? Later zei hij tot Thomas hem wel aan te raken. — P.P., Haïti.
De grootte van het probleem Johannes 20:17 op een juiste wijze te begrijpen, hangt grotendeels af van de bijbelvertaling die men gebruikt. Zowel in De Katholieke Bijbel als de Statenvertaling staat dat Jezus tot Maria zei, hem niet ’aan te raken’. De Katholieke Bijbel luidt als volgt: „Jezus zei haar: ’Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet opgegaan tot den Vader’” (Joh. 20:17). Toch zei Jezus later volgens deze vertaling tot Thomas: „Kom met uw vinger hier en zie mijn handen en kom met uw hand en leg ze op mijn zijde.” — Joh. 20:27, KB.
Ditzelfde probleem, dat Jezus Maria zegt zijn gematerialiseerde lichaam niet aan te raken, terwijl hij er later bij Thomas op aandrong hem wel aan te raken, doet zich ook in vertalingen in andere talen voor. In Duitsland hebben de Elberfelder- en Luther-vertalingen het in Johannes 20:17 over het niet ’aanraken’ van Jezus. Dit is ook het geval met de Franse Crampon- en Liénart-bijbel, de Italiaanse Riveduta- en Diodati-vertaling.
Het woord „aanraken” is echter slechts één van de betekenissen van het Griekse woord hapto. Nog een van de vele betekenissen van dit Griekse woord is „zich vastklemmen aan” of „vastpakken” (An Expository Dictionary of New Testament Words, door W. E. Vine, Deel IV, blz. 145). Volgens de Nieuwe Vertaling van het Nederlandsch Bijbelgenootschap zei Jezus in Johannes 20:17: „Houd Mij niet vast, want ik ben nog niet opgevaren naar den Vader.” De Spaanse Ediciones Paulinas-bijbel gebruikt de uitdrukking „Suéltame”, hetgeen betekent: „Laat me los”.
De situatie in het geval van Maria Magdalena schijnt te zijn geweest, dat zij zeer verontrust was wegens het feit dat Jezus zijn volgelingen door zijn dood verlaten had. Toen zij Jezus na zijn opstanding in zijn gematerialiseerde lichaam zag, klemde zij zich aan hem vast alsof zij hem nog datzelfde moment zou verliezen en hem nooit meer terug zou zien. Jezus’ verklaring had nu tot doel haar verkeerde kijk op de situatie te corrigeren, doordat hij haar duidelijk maakte dat zij zich niet angstig aan hem hoefde vast te klemmen alsof zij zijn verdwijning wilde beletten. Na enige tijd zou hij naar de hemel opstijgen en vandaaruit de heilige geest zenden om zijn discipelen te helpen en te versterken. De Nieuwe-Wereldvertaling van de Christelijke Griekse Geschriften geeft Jezus’ woorden tot Maria dan ook heel passend als volgt weer: „Klem u niet langer aan mij vast. Want ik ben nog niet naar de Vader opgestegen. Maar ga naar mijn broeders en zeg hun: ’Ik stijg op naar mijn Vader en uw Vader en naar mijn God en uw God.’” — Joh. 20:17.
Enkele dagen later, vóór zijn hemelvaart, verzocht Jezus Thomas zijn gematerialiseerde lichaam voor een ogenblik aan te raken met het doel Thomas ervan te overtuigen dat hij, Christus, werkelijk uit de doden was opgewekt (Joh. 20:27). Dit was, met het oog op hetgeen Jezus eerder had gezegd, niet inconsequent.