Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w59 1/11 blz. 653-658
  • Vrees Jehovah — nooit mensen

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Vrees Jehovah — nooit mensen
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1959
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • EEN COMPROMIS NIMMER TOEGESTAAN
  • VREES — DE GROTE VIJAND
  • HEB EEN GOEDE NAAM IN JEHOVAH’S OGEN
  • Persoonlijk voordeel trekken van de wetten en beginselen van de bijbel
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1970
  • De rechtvaardige wet van de Eeuwige Koning is de waarheid
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1970
  • Waarom God vrezen en geen mensen?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1989
  • Vrees voor God — Kan het u tot voordeel strekken?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1987
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1959
w59 1/11 blz. 653-658

Vrees Jehovah — nooit mensen

„De vreze des HEREN is het begin der wijsheid.” — Ps. 111:10.

1. Waarom zijn Jehovah’s getuigen thans als één menselijke familie verenigd?

JEHOVAH God is de grote Wetgever wiens wetten volmaakt en waarachtig zijn (Jes. 33:22; Ps. 19:8; 119:142). Ongeacht waar christenen op aarde ook leven, Jehovah’s wet is op hen van toepassing. Er bestaan voor Zijn wet geen grenzen of ijzeren gordijnen. Daar Jehovah’s getuigen in alle natiën, ongeacht ras of taal, maatschappelijke positie of genoten opleiding, deze wet als de hoogste hebben aanvaard en ver boven welke door mensen gemaakte wetten ook verheven achten, zijn zij thans als een Nieuwe-Wereldmaatschappij in één menselijke familie verenigd, met Jehovah God als hun Wetgever.

2. Waarom genieten de natiën geen vrede?

2 De natiën van deze wereld hebben Jehovah’s wet echter niet als de hoogste erkend, maar hebben hun eigen menselijke wetten, meningen of tradities boven Gods wet gesteld. Dat dit zeer onverstandig is, blijkt wel hieruit dat de natiën der aarde in grote moeilijkheden verkeren. De mensen hunkeren naar vrede, maar hun politieke en religieuze leiders zijn niet in staat vrede tot stand te brengen. Waarom niet? Omdat vrede alleen hen toebehoort die Jehovah’s wet liefhebben en als de hoogste gehoorzamen. „Hun die uw wet liefhebben, behoort overvloedige vrede toe, en er is voor hen geen struikelblok.” — Ps. 119:165, NW.

3. Waarom kan men alleen maar gelukkig zijn wanneer men zich aan Jehovah’s wet houdt?

3 Alle natiën verkeren thans in een zeer ongelukkige toestand en kennen de weg tot geluk niet. Daar zij geen visioen van Jehovah’s in zijn wet en Woord opgetekende voornemen hebben, gaan zij zonder zich ergens door te laten weerhouden hun gang, waardoor zij het de mensen onder hen zeer moeilijk maken. Geluk kan alleen maar worden verkregen wanneer men zich aan Jehovah’s verheven wet houdt. „Waar geen visioen is, gaan de mensen teugelloos voort, maar gelukkig zijn zij die de wet houden” (Spr. 29:18, NW). Door middel van zijn woord en wet onderwijst Jehovah beginselen en vereisten waardoor het leven gelukkig wordt gemaakt. Deze te negeren, brengt een ongelukkig gevoel met zich mee. „Welzalig de man . . . dien Gij onderwijst uit uw wet.” Gods wet zou de natiën tonen hoe zij de duisternis waarin zij verkeren, kunnen verlaten, want „het gebod is een lamp, en de wet is een licht”. De politieke en religieuze leiders van de treurende natiën zouden in Gods wet de weg van succes en wijsheid kunnen leren kennen, maar dan zouden zij deze wet als de opperste, de boven hun eigen wetten staande wet moeten erkennen. Jozua, een leider van een natie, kreeg van Jehovah het volgende bevel: „Dit wetboek dient niet te wijken van uw mond en gij moet er dag en nacht met gedempte stem in lezen . . ., want dan zult gij uw weg succesvol maken en wijs handelen.” In tegenstelling tot de leiders in deze tijd, was Jozua zo verstandig dit bevel te gehoorzamen, waardoor hij succesvol was. — Ps. 94:12; Spr. 6:23, SV; Joz. 1:8, NW.

4. Waarom dient een christen Gods wet dagelijks te lezen en te raadplegen en erover te mediteren?

4 Daar de heersers van deze oude en gebrekkige wereld niet dag en nacht met gedempte stem in Jehovah’s wet lezen, maar naar hun eigen inzicht wetten ontwerpen, zijn zij niet werkelijk succesvol. De mensen van goede wil, die dit zien, keren zich thans derhalve tot Gods wet. „Leen uw oor toch, o mijn volk, aan mijn wet; neig uw oor naar de uitspraken van mijn mond” (Ps. 78:1, NW). Iemand die verstandig is, heeft „zijn lust . . . in de wet van Jehovah, en in zijn wet leest hij dag en nacht met gedempte stem” (Ps. 1:2, NW). Er dient geen dag voorbij te gaan waarop niet alle christenen Gods wet lezen en raadplegen en erover mediteren. „Verlaat mijn wet niet.” — Spr. 4:2, SV.

5, 6. Waarom is Gods wet superieur aan menselijke wetten? Wat heeft een Engelse rechter hierover te zeggen?

5 Menselijke wetten en plannen hebben de mensen niet gelukkig kunnen maken en hun geen vrede en zekerheid kunnen schenken. Alleen Jehovah’s verheven wet kan mensen van de ’gehele bewoonde aarde in één menselijke familie verenigen; alleen Jehovah’s wet toont de weg naar vrede, geluk, succes en wijsheid; alleen Jehovah’s wet is het licht dat ons van het pad waarop de natiën in dodelijke blindheid zijn voortgestruikeld doordat zij Jehovah als Wetgever hebben genegeerd, af kan leiden. Mogen alle mensen van goede wil de wonderbaarlijke dingen die door Jehovah’s wet worden geleerd, inzien en hetzelfde verlangen koesteren als de psalmist: „Ontdek mijn ogen, opdat ik aanschouwe de wonderen uit uw wet” (Ps. 119:18). Binnenkort zal Jehovah in Zijn strijd van Armageddon aantonen dat Zijn wet de hoogste plaats inneemt en dat geen autoriteit in hemel of op aarde boven Zijn wet verheven is. Gezien het heel gevaarlijk is menselijke wetten boven Gods wet te stellen, handhaven Jehovah’s getuigen hun loyaliteit jegens Jehovah’s wet en houden zij deze hoog, en geen macht kan hen er wettelijk toe dwingen deze unieke wet te overtreden of hen ertoe aanzetten onvolmaakte, gebrekkige door mensen gemaakte wetten op de eerste plaats en Gods wet op de tweede plaats te stellen. Voor hen is Petrus’ verklaring wettelijk bindend, welke luidt: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen” (Hand. 5:29, NW). Er wordt geen ruimte voor een compromis opengelaten.

6 Dat Gods wet de hoogste plaats inneemt en niet aan menselijke wetten ondergeschikt gemaakt mag worden, wordt door de grote Engelse rechter Blackstone ondersteund. Hij verklaart dat Gods wet „wat verplichtingen betreft natuurlijk superieur is aan elke andere wet. Ze is bindend over de gehele aardbol, in alle landen, te allen tijde: menselijke wetten hebben geen enkele waarde wanneer ze met deze wet in strijd zijn; de wetten die waardevol zijn, ontlenen al hun kracht en autoriteit, direct of indirect, aan deze oorspronkelijke wet”. — Blackstone’s Commentaries on the Laws of England, Chase, New York, Baker, Voorhis and Company, 1938, de bladzijden 5 en 6.

EEN COMPROMIS NIMMER TOEGESTAAN

7. Waarom mag een christen geen compromis aangaan?

7 De verheven wet van Jehovah is het waard aan alle mensen van goede wil onderwezen te worden en boven alle andere wetten onderhouden en nageleefd te worden. Gods wet en woord zijn waar, en men kan in verband met waarheid geen compromis aangaan (Joh. 17:17). Gezien waarheid waarheid is, kan ze het niet met iets verkeerds op een akkoordje gooien, want dan kan ze geen waarheid meer genoemd worden. Mensen die er in toestemmen een compromis aan te gaan, geven òf toe dat zij de waarheid niet bezitten òf dat zij haar vaarwel zeggen, en christenen mogen zich aan geen van deze beide onjuiste handelwijzen schuldig maken. — 2 Kor. 6:14-18.

8. Zet uiteen wat een compromis is.

8 Wat wordt er eigenlijk met een compromis bedoeld? Het zou door middel van het volgende voorbeeld geïllustreerd kunnen worden. Twee mensen zijn in een rechtsgeschil gewikkeld. De benadeelde wordt de eiser genoemd. Hij eist volledige schadevergoeding. De schuldige, gedaagde genoemd, ontkent en beweert in het geheel geen schuld te hebben. De gedaagde biedt bij wijze van tegemoetkoming wellicht aan de helft van de veroorzaakte schade te vergoeden. Om moeilijkheden te voorkomen, doet de eiser afstand van dingen waarvan hij weet dat hij er recht op heeft en ze juist zijn. Hij vermindert zijn eis. Ten slotte bereiken zij overeenstemming over een bepaald bedrag. Er is een compromis bereikt!

9. Welke straf staat er op het aangaan van een compromis, en waarom? Zet Mattheüs 16:25 uiteen.

9 Deze gewoonte om een compromis aan te gaan of overeenstemming te bereiken door ter voorkoming van moeilijkheden afstand te doen van dingen waar men recht op heeft, of die juist zijn, wordt niet in Jehovah’s hoogste gerechtshof toegelaten; ze is op straffe des doods verboden. Lafaards en zij die compromissen aangaan, zullen Jehovah’s oordeel in Armageddon niet overleven. Jehovah’s wet verklaart hier duidelijk over: „Maar de lafhartigen, de ongelovigen . . . hun deel is in den poel, die brandt van vuur en zwavel: dit is de tweede dood”, de eeuwige vernietiging (Openb. 21:8). Christenen dienen nimmer een compromis aan te gaan om moeilijkheden te voorkomen, maar ongeacht de consequenties, aan de verheven wet van hun God trouw te blijven. Denk aan Jezus’ woorden: „Want ieder, die zijn leven zal willen behouden [bijvoorbeeld door een compromis aan te gaan], die zal het verliezen, maar ieder, die zijn leven verloren heeft [wegens loyaliteit] om Mijnentwil, die zal het vinden.” — Matth. 16:25.

VREES — DE GROTE VIJAND

10. Wat is de grondoorzaak voor het aangaan van een compromis? Waarom?

10 Wat is de grondoorzaak waardoor mensen ertoe worden gebracht een compromis aan te gaan? Dat grote, kleine woord: VREES, vrees. Is mensenvrees niet een van onze grootste vijanden? Wanneer u bang voor mensen bent, geraakt u in een strik. Ja, door deze vrees staat u als aan de grond genageld want ze verlamt uw gehele ziel. Salomo schreef: „Vrees voor mensen spant een strik” (Spr. 29:25). Maar „de vreze des HEREN is het begin der wijsheid”, verklaarde de psalmist (Ps. 111:10). Zij die mensen vrezen, bezitten geen liefde voor God. Johannes schreef dat wij God zodanig moeten liefhebben, „dat wij vrijheid van spreken mogen hebben in de dag des oordeels, . . . Er is in liefde geen vrees, maar volmaakte liefde werpt vrees buiten, want vrees legt een beperking op” (1 Joh. 4:17, 18, NW). Mensenvrees kan ons ertoe brengen compromissen aan te gaan, terwijl liefde voor Jehovah ons er daarentegen voor beschermt een laffe, mensen vrezende schipperaar te worden.

11. Waardoor wordt vrees welke een schipperende houding tot gevolg heeft, veroorzaakt?

11 Waardoor wordt de vrees welke een schipperende houding tot gevolg heeft, veroorzaakt? Door zeer vele dingen! Door trots, of doordat men vrouw, vader of moeder, broer of zuster en persoonlijke populariteit meer liefheeft dan God. Door vrees voor spot en vernedering, door vrees zijn fouten toe te geven of doordat men zijn figuur tracht te redden, door vrees een bedelaar of venter genoemd te worden wanneer men zijn hoge roeping vervult door het goede nieuws van Gods koninkrijk en de gesel waarmee de oude wereld in Armageddon gestraft zal worden, bekend te maken en door vrees door de oude wereld als iemand die met de Nieuwe-Wereldmaatschappij is verbonden, herkend te worden. Door vrees anders te zijn dan de mensen. Door vrees niet meer door de mensen gevleid te worden en zijn goede naam als een „fijne vent” te verliezen.

12. Waarom is het gevaarlijk mensen te behagen?

12 Mensenvrees is thans zeer algemeen; velen behandelen mensen met een kruiperig respect en verlangen er alleen maar naar mensen te behagen en in het belang van een goede naam bij de mensen compromissen met hen aan te gaan. Als een laaghangende, donkere tornadowolk die dicht boven de aarde zweeft, hangt er in deze tijd een sluier van gedachten-conformiteit en geneigdheid compromissen aan te gaan over de mensheid. Individuele moed is haast niet meer te vinden. De mensen zijn bang voor de mening van hun familieleden, hun chefs, zij die over hen regeren en hun buren; zij zijn bang voor kritiek. „Wat zou mevrouw Jansen er wel van denken als ik met Jehovah’s getuigen van huis tot huis het Koninkrijk zou gaan prediken?” Wat een angstaanjagende vraag voor iemand die gewoon is mensen te behagen! Waarom vraagt men zich niet af wat Jehovah er wel van zal denken? Overal ziet men in deze tijd dat de mensen er naar verlangen mensen te behagen en dat slechts weinigen de wens bezitten God, de hoogste Rechter, te behagen. Iemand die mensen behaagt, kan echter niet terzelfder tijd een christen zijn, want de apostel Paulus verklaarde zeer duidelijk: „Zoek ik mensen te behagen? Want indien ik nog mensen behaagde, zo ware ik geen dienstknecht van Christus.” — Gal. 1:10, SV.

13, 14. (a) Welke droevige ervaring deed Petrus na Jezus’ arrestatie op? (b) Wat kunnen wij hieruit voor onze tijd leren?

13 Op het gevaar een behager van mensen en een schipperaar of lafaard te zijn, kan niet genoeg de nadruk worden gelegd. Iedere christen dient nauwlettend op zichzelf toe te zien, opdat hij niet in deze duivelse valstrik geraakt. Laat de ervaring die Petrus opdeed, ons tot leer zijn. Hij was een zeer intieme vriend van Jezus en was ervan overtuigd dat niets hem van Jezus kon scheiden. Zei hij niet: „Al zouden allen aanstoot aan U nemen, ik nooit”? Jezus zei hem dat hij hem in dezelfde nacht drie keer zou verloochenen. Petrus was er zeker van dat dit hem nooit zou overkomen: „Zelfs al moest ik met U sterven, ik zou U voorzeker niet verloochenen.” Het is iedereen bekend wat er in diezelfde nacht is gebeurd. Jezus werd gearresteerd en voor het gerecht gebracht, waar hij als een impopulaire misdadiger werd beschuldigd en veroordeeld. Het was op dat moment gevaarlijk en vernederend om met deze man in verband gebracht te worden. Sommige mensen herkenden Petrus als een volgeling van de veroordeelde Jezus en wezen naar hem. Wat deed Petrus? „Hij loochende het ten aanhoren van allen en zeide: Ik weet niet, wat gij zegt.” Toen er voor de tweede maal naar hem werd gewezen, loochende hij het met een eed, en de derde keer begon hij te vloeken en te zweren, zeggende: „Ik ken den mens niet” (Matth. 26:33-35, 70-74). Hij verloochende zijn meester en ging een compromis aan om moeilijkheden of vernedering te voorkomen.

14 Jehovah’s getuigen zijn in deze tijd even impopulair als Jezus. Hij had gezegd dat dit zo zou zijn. „Gij zult door allen gehaat worden om mijns naams wil.” „Indien de wereld u haat, weet dan, dat zij Mij eer dan u gehaat heeft” (Matth. 10:22; Joh. 15:18). Wilt u dezelfde fout als Petrus maken? Schaamt u zich ook voor deze volgelingen van Christus omdat men hen in deze wereld niet erg op prijs stelt en zij gehaat en tegengesproken worden? Indien dit zo is, trek dan voordeel van de les die Petrus leerde. Wat deed hij? „Hij ging naar buiten en weende bitter” (Matth. 26:75). Hij had hier goede reden toe, en hetzelfde geldt voor hen die zich aan dezelfde fout schuldig maken als die welke hij 1900 jaar geleden beging. Petrus deed echter meer dan wenen. Hij gaf zijn zwakheid en fout toe en trachtte geen excuses voor zijn schipperende houding aan te voeren. Hij wijzigde zich en werd volgens het bijbelse bericht een van de meest onbevreesde dienstknechten van de impopulaire, veroordeelde Jezus Christus; ja, hij stierf zelfs als een martelaar. Hij stierf met een goede naam, niet bij de mensen, maar bij Jehovah God. Volg dus Petrus na!

HEB EEN GOEDE NAAM IN JEHOVAH’S OGEN

15. In wiens ogen dienen christenen een goede naam te bezitten, en waarom?

15 Zou u niet graag tot degenen behoren die ongeacht wat andere mensen er wel van denken, Jehovah God, de Levengever, willen vrezen, liefhebben, dienen, eren en loven? Wilt u, ten einde in Jehovah’s ogen een goede naam te hebben, zelfs tot uw laatste ademtocht, als dit nodig zou zijn, aan rechtvaardige beginselen, zoals deze in Jehovah’s wet worden omschreven, vasthouden? In Jehovah’s ogen een goede naam te bezitten, betekent eeuwig leven. Voor iemand die in Jehovah’s ogen een goede naam bezit, zal, zoals in Prediker 7:1 staat, de dag des doods beter zijn dan de dag van zijn geboorte. Heeft Jezus zelf niet over hen die in Jehovah’s ogen een goede naam bezitten, gezegd: „Verheugt u, dat uw namen staan opgetekend in de hemelen” om op de opstandingsdag in herinnering gebracht te worden? (Luk. 10:20) Christenen hopen te leven en nimmer te sterven. Indien iemand echter toch moet sterven, laat hij dan vastbesloten zijn in rechtschapenheid en met een goede naam in Gods ogen, een naam die Hij zich zal herinneren, te sterven, en niet met een verrotte naam als een vreesachtige en schipperende mensenbehager, een naam die voor eeuwig uit Zijn herinnering zal verdwijnen.

16. Welke voorbeelden dienen wij na te volgen? En welke hoop hebben deze onbevreesde mensen?

16 Neem de mensen die hun rechtschapenheid hebben gehandhaafd als voorbeeld. Moedigt Jakobus christenen niet aan: „Broeders, neemt als een voorbeeld van het verduren van kwaad en het oefenen van geduld de profeten, die in de naam van Jehovah hebben gesproken”? (Jak. 5:10, NW) Zij waren onbevreesde, rechtschapen mensen, die zich niet enkel en alleen omdat het populair was, naar het kwade schikten. Als getrouwe christenen ’hebben zij hun ziel niet liefgehad, zelfs niet in weerwil van het gevaar des doods’ (Openb. 12:11, NW). Zij hebben nooit als „joviale lui” getracht mensen te behagen. Wat deden zij in plaats dat zij Gods beginselen door een schipperende houding de rug toekeerden? Zonder te murmureren ondergingen zij martelingen en de dood. In Hebreeën 11:37, 38 lezen wij over hen: „Zij zijn gestenigd, op zware proef gesteld, doormidden gezaagd, met het zwaard vermoord; zij hebben rondgezworven in schapevachten en geitevellen, onder ontbering, verdrukking en mishandeling — de wereld was hunner niet waardig.” O neen, zij ontvangen niet de toejuichingen waarmee een koning over het algemeen door het volk wordt begroet en zij trachtten niet bij de rijken of bij hen die een bepaalde machtspositie bekleedden, in de gunst te komen. Zij zochten niet op laffe wijze de eer van mensen. Hoewel velen van hen zijn gedood, is hun naam toch niet vergaan, want in Maleachi 3:16 wordt te kennen gegeven dat hun namen in het „gedenkboek . . . van hen die den HERE vrezen en zijn naam in ere houden” zijn geschreven. Hebben wij de moed net zo’n gedrag aan de dag te leggen als deze mensen, die wij volgens de geïnspireerde discipel Jakobus moeten navolgen?

17. (a) Zet uiteen wat er met het pad van christelijk gedrag wordt bedoeld. (b) Hoe kan men veilig de smalle weg die ten leven leidt, bewandelen?

17 Het pad van het christelijke gedrag is hoog, verheven, smal en recht. Door mensenvrees te vermijden, worden christenen ervan weerhouden van het pad af te vallen en in de dodelijke diepten van geschipper en verlies van leven te geraken. Jezus geeft christenen het bevel: „Gaat in door de enge poort, want wijd is de poort en breed de weg, die tot het verderf leidt, en velen zijn er, die daardoor ingaan; want eng is de poort, en smal de weg, die ten leven leidt, en weinigen zijn er, die hem vinden” (Matth. 7:13, 14). Bewandelt u graag de gemakkelijke, brede weg die naar de vernietiging leidt, en dat enkel en alleen omdat de meeste mensen op die weg lopen? Wilt u nog steeds graag mensen behagen die op deze brede weg der vernietiging wandelen? Waarom zou u sterfelijke mensen trachten te behagen en hen vrezen, mensen over wie de bijbel zegt dat zij ’als gras worden weggeworpen’? (Jes. 51:12) Bewandel derhalve de rechte en smalle weg van rechtschapenheid en vrees Jehovah, de opperste Soeverein. In de strijd van Armageddon zal Jehovah de aarde van alle lafaards, schipperaars; mensenbehagers en vreesachtigen reinigen.

18. In wie dienen christenen hun vertrouwen te stellen? Wat is hiervoor noodzakelijk, en waarom?

18 Christenen dienen hun vertrouwen op Jehovah te stellen en nimmer bang te zijn voor mensen of te trachten mensen te behagen. Voor wie zouden wij vrezen wanneer Jehovah met ons is? De psalmist heeft gezegd: „De HERE is mijn licht en mijn heil, voor wien zou ik vrezen?” (Ps. 27:1) Om mensenvrees te overwinnen, is kennis van Jehovah nodig, en om Jehovah te kennen, moet men Zijn Woord en wet nauwkeurig bestuderen. Door gebrek aan kennis gaat men op mensen vertrouwen en wordt men bang voor hen, maar door kennis van Jehovah wordt vrees uitgebannen. Door te studeren, leert u dat ’de naam van Jehovah een sterke toren is. De rechtvaardige snelt er naar binnen en vindt bescherming’ (Spr. 18:10, NW). Door te studeren, leert u welke machtige daden Jehovah voor hen die hem en geen mensen vrezen, heeft gedaan. „Hoort naar Mij, gij die de gerechtigheid kent, gij volk, in welks hart mijn wet is. Vreest niet voor den smaad van stervelingen, wordt niet verschrikt vanwege hun beschimpingen. Want als een kleed verteert hen de mot en als wol verteert hen de worm; maar mijn gerechtigheid duurt eeuwig en mijn heil van geslacht tot geslacht.” Studeer derhalve en wees nooit bevreesd voor mensen, maar leer Jehovah vrezen. — Jes. 51:7, 8.

19, 20. (a) Wat verwachten wij? (b) Welke aansporing geeft de bijbel echter?

19 Laten christenen toch nooit beven en wegens vrees voor mensen of de duivel zwak en dubbelhartig of onstabiel zijn. Jehovah heeft zijn dienstknechten over de komende aanval van Gog van Magog ingelicht. Jehovah’s getuigen verwachten van de zijde van Caesar vervolging te moeten ondergaan. Zij weten dat deze oude wereld hen haat, maar evenals zij die Jehovah in het verleden onbevreesd dienden, hebben zij vertrouwen in de macht van hun God. Wat gebood Mozes Jehovah’s strijders van de voorbeeldige organisatie in de oudheid te doen? „Weest sterk en moedig, vreest niet en siddert niet voor hen, want de HERE, uw God, zelf gaat met u; Hij zal u niet begeven en u niet verlaten. . . . de HERE zelf zal vóór u uit trekken” (Deut. 31:6, 8). Laat iedere waarachtige christen evenals de psalmist uit de oudheid, zijn geest versterken en vastbesloten zijn geschipper en het verlies van rechtschapenheid te vermijden: „Jehovah is aan mijn zijde; Ik zal niet vrezen. Wat kan de aardse mens mij doen? Het is beter in Jehovah zijn toevlucht te nemen dan op edelen te vertrouwen. Alle natiën omringden mij. . . . Ze omringden mij als bijen; ze werden als een doornenvuur uitgeblust. In de naam van Jehovah bleef ik hen op een afstand houden.” — Ps. 118:6, 9-12, NW.

20 Hoe spoort Paulus ons aan? „Wat zullen wij dan van deze dingen zeggen? Als God vóór ons is, wie zal tegen ons zijn?” „Wij [hebben] u, in onzen God vrijmoedig, onder zwaren strijd het evangelie Gods gebracht.” „Want God heeft ons niet gegeven een geest van lafhartigheid, maar van kracht.” — Rom. 8:31; 1 Thess. 2:2; 2 Tim. 1:7.

21. Welke houding dienen alle christenen aan de dag te leggen om het gevaar van te schipperen en mensen te behagen uit de weg te gaan?

21 Welnu, christelijke strijders, weest moedig, weest nooit bang voor mensen, tracht nooit mensen te behagen en schippert nooit enkel en alleen om moeilijkheden uit de weg te gaan. Houdt u aan Gods hoogste wet en woord. Dient Jehovah, niet met „ogendienst, als mensenbehagers, maar door als slaven van Christus den wil Gods van harte te doen” (Ef. 6:6). Wanneer u uw geloof en uw hoop onbevreesd en doeltreffend predikt en verdedigt, zult u als beloning eeuwig leven in Jehovah’s nieuwe wereld verkrijgen. Moge Jehovah God al zijn bedienaren van het evangelie en alle mensen van goede wil met zijn geest van kracht zegenen.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen