-
Zendelingen brengen goed nieuws naar tot voordien onaangeroerde gebiedenOntwaakt! 1975 | 22 februari
-
-
bijbelse inlichtingen worden voorzien, totdat de zendeling hen de volgende keer weer zou bezoeken.
Ja, door middel van het goede werk van de zendelingen zullen „zij aan wie geen aankondiging betreffende [Christus] is gedaan, . . . zien, en zij die niet hebben gehoord, zullen begrijpen”. — Rom. 15:21.
-
-
Dienen wij onze zonden te belijden? Zo ja, aan wie?Ontwaakt! 1975 | 22 februari
-
-
Wat is de zienswijze van de bijbel?
Dienen wij onze zonden te belijden? Zo ja, aan wie?
KUNT u naar waarheid zeggen dat u nooit iets verkeerds hebt gedaan? Nee, wij falen allemaal. Maar hoe voelt u zich daarna?
Als eerste reactie bent u misschien geneigd de fout te bedekken of te verbergen. Niet? Maar dan gaat uw geweten u waarschijnlijk kwellen (1 Joh. 3:4; Rom. 2:14, 15). Hebt u niet ontdekt dat een verlangen naar een rein geweten en een juiste positie ten aanzien van God, u ertoe aanspoort om de zaak te bekennen, vergiffenis te ontvangen en weer opnieuw te kunnen beginnen? Maar dienen wij onze zonden te belijden, en zo ja, aan wie?
Uit de bijbel blijkt duidelijk dat het erkennen of belijden van onze zonden belangrijk is. Toen Johannes de Doper berouw kwam prediken van zonden die tegen de Wet waren begaan, werden veel joden „door hem gedoopt in de rivier de Jordaan, terwijl zij openlijk hun zonden beleden” (Mark. 1:4, 5). Ook Jezus spoorde zijn volgelingen aan te bidden: „Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij onze schuldenaren hebben vergeven.” — Matth. 6:12.
Met betrekking tot zonden tegen God is het natuurlijk duidelijk dat wij onze fouten aan hem moeten bekennen en zijn vergeving moeten zoeken (Vergelijk Psalm 32:3-5). Maar wat te doen als wij een medemens onrecht hebben aangedaan? De bijbel zegt ons dat wij de zaak recht moeten zetten met de persoon die we onrecht hebben aangedaan. Merk op wat Jezus in zijn Bergrede tot de joden zei: „Wanneer gij daarom uw gave naar het altaar brengt en u daar herinnert dat uw broeder iets tegen u heeft, laat uw gave dan daar vóór het altaar en ga heen; sluit eerst vrede met uw broeder en offer daarna, wanneer gij zijt teruggekomen, uw gave [aan God]” (Matth. 5:23, 24). Deze raad opvolgen, betekent dat men de ander bekent fout te zijn geweest en stappen onderneemt om zich met hem te verzoenen. Dit geldt ook ten aanzien van onze familieleden.
Maar wat nu als iemand bekent overspel te hebben gepleegd? Overspel is een zonde tegen God. Maar het is ook een zonde tegen iemands huwelijkspartner, aangezien uw huwelijkspartner het alleenrecht heeft op seksuele betrekkingen met u (Matth. 19:5, 6; 1 Kor. 6:16). Als iemand dus overspel bedrijft, hoe kan hij dan van God vergeving verwachten wanneer hij zijn zonde niet aan zijn huwelijkspartner belijdt?
Iets wat hiermee overeenkomt is de kwestie of iemand die verloofd is, aan zijn toekomstige huwelijkspartner dient te belijden dat hij in het verleden immoraliteit heeft bedreven. Veel echtparen rakelen het verleden liever niet op. Zij zien die daad in het verleden, misschien jaren geleden door een van twee begaan, en zelfs voordat men een christen werd, niet als een zonde tegen de persoon met wie in het huwelijk zal worden getreden. Jezus’ raad in Matthéüs 5:23, 24 zou dan ook niet van toepassing zijn op zo’n situatie en een belijden van die vroegere overtreding aan de toekomstige huwelijkspartner zou achterwege
-