Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w52 1/12 blz. 361-367
  • Loyaliteit de beproeving

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Loyaliteit de beproeving
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1952
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • SCHRIFTUURLIJKE VOORBEELDEN VAN LOYALITEIT
  • LOYALITEIT AAN HET ENE HEILIGDOM
  • HET ZOUTVERBOND
  • WET VAN JEHOVAH
  • ‘U alleen bent loyaal!’
    Nader dicht tot Jehovah
  • Zie de loyalen!
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1996
  • Bent u een loyaal christen?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1964
  • De toets op loyaliteit doorstaan
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1996
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1952
w52 1/12 blz. 361-367

Loyaliteit de beproeving

1, 2. Wat is de betekenis van loyaliteit, hoe wordt dit door het voorbeeld van Christus Jezus toegelicht, en aan wie vertrouwt Jehovah Koninkrijksbelangen toe?

HET woord „loyaliteit” komt niet in de Statenvertaling of in de Nieuwe Vertaling van het Nederlandsch Bijbelgenootschap voor. Toch zijn er in de Bijbel vele woorden die precies dezelfde betekenis hebben. In de vertaling van Moffatt wordt het in Deuteronomium 13:4 gebruikt, waar het uit het Hebreeuwse woord dabáq is vertolkt, hetgeen betekent: „aanhangen of trouw blijven, hecht verbonden zijn, kleven”. Het is een Frans woord, afkomstig uit het Latijnse legalis, hetgeen „wettig” betekent en in het oude Frans loial is — vandaar ons Nederlandse woord „loyaal”. Het gangbare gebruik van het woord is: getrouw in liefde of plicht, zich aan zijn woord houden; of het wordt gebruikt voor iemand die in tijden van opstand trouw blijft aan zijn aanhankelijkheid. Het betekent datgene wat in stipte overeenstemming met de wet van God wordt gedaan. Een loyaal persoon is iemand die betrouwbaar is, niet achteloos, getrouw in het nakomen van verplichtingen, en in harmonie des harten met Gods regelingen. Dit wordt door het voorbeeld van Christus Jezus toegelicht. Over hem staat geschreven: „Een open oor hebt gij mij gegeven; ik antwoordde: ’Zie, ik kom om uw gebod dat in het Boek staat, te doen; u te behagen en te dienen is mijn vreugde, uw wet heb ik diep in mijn hart” (Ps. 40:6-8, Mo). Hij hield zich te allen tijde stipt en standvastig aan Gods wet, net alsof hij de wet was, nimmer week hij er van af. „Jezus Christus is gisteren en heden, en in alle eeuwigheid dezelfde” (Hebr. 13:8, NW). Jehovah God is altijd consequent en nooit veronachtzaamt hij zijn eigen wetten en beginselen. „Bij hem is geen verandering van het omdraaien van de schaduw.” — Jak. 1:17, NW.

2 Jehovah is nog steeds bezig zijn getrouwen voor hun tegenwoordige en toekomstige dienst op te leiden, en niemand is bekwaam autoriteit te oefenen voordat hij heeft geleerd gehoorzaam en loyaal te zijn aan autoriteit. Sommigen van Gods dienaren zijn geen mannen geweest met een groot „aangeboren talent” zoals de wereld die uitdrukking verstaat, maar zij bezaten in Gods ogen een werkelijke bekwaamheid en zijn door en door betrouwbaar en loyaal geweest aan Jehovah en zijn wil. De getrouwen van tegenwoordig aan wie God zijn Koninkrijksbelangen toevertrouwt, zijn degenen die hun loyaliteit onder beproeving hebben gedemonstreerd, terwijl zij dezelfde stipte onderwerping aan Gods wet bezaten als die welke door Christus werd gedemonstreerd. Ze moet het resultaat zijn van iemands persoonlijke overtuiging.

3. Wie blijven trouw aan Gods wet, en aan welke autoriteiten zijn zij loyaal?

3 De loyaliteit van iemand kan weliswaar op anderen indruk maken of hen beïnvloeden, maar ze wordt niet met dat doel ten toon gespreid, maar als gevolg van de getrouwheid van zulk een persoon. Evenmin moet de loyaliteit van een persoon de beheersende factor worden om anderen tot hetzelfde besluit te dwingen. Wanneer een groep evenwel dezelfde mening en dezelfde vastberadenheid heeft vanwege een ieders persoonlijke overtuiging en wanneer allen vrijwillig zijn verenigd, is dat een loyale groep. Tegenwoordig zijn Jehovah’s getuigen de enige groep mensen die Gods wet, zijn gedragsregel, trouw blijven. Zij zijn loyaal aan de hoogste autoriteiten in het universum, Jehovah en Christus Jezus, en hangen getrouw de theocratische regering aan, terwijl zij deze regering en haar Koning onwankelbare trouw schenken. Deze getuigen erkennen eveneens de regeling die Jehovah heeft getroffen door de „getrouwe en beleidvolle slaaf” te formeren, die thans de volledige verantwoordelijkheid over alle goederen en bezittingen van de Meester op aarde heeft. Zij erkennen blijmoedig en bereidwillig het Watch Tower Bible and Tract Society als de wettelijke dienstknecht van de „getrouwe en beleidvolle slaaf”, en zijn er loyaal aan, alsook aan de waarheid en aan hun broeders in het geloof. Loyaliteit leert men pas kennen wanneer ze wordt gedemonstreerd, en ze wordt in werkelijkheid geopenbaard wanneer er moeilijkheden, tegenstand en verzoekingen zijn. Wanneer ze echter eenmaal is getoond, is vertrouwen in de loyale persoon er het gevolg van.

4. Wat is de grondslag voor loyaliteit, en hoe wordt ze ontwikkeld?

4 Dienst en loyaliteit zijn onafscheidbaar. Er moet een onwankelbare volharding zijn in Jehovah’s dienst, en dit is de grondslag voor het ontwikkelen van loyaliteit. Indien wij loyaliteit willen bezitten, is het noodzakelijk de Koninkrijksbelangen gewillig en met vreugde te behartigen en volledig voordeel te trekken van zowel de kleine als de grote gelegenheden. Zij die loyaal willen zijn, moeten Jehovah’s Woord bestuderen en zijn wegen leren kennen, de beginselen begrijpen op grond waarvan hij handelt, alsmede zijn beweegredenen, en terzelfder tijd leren hoe men de wegen van de goddelozen moet verlaten. „Gelukkig de man, die de raad der goddelozen niet volgt, . . . maar die zijn vreugde vindt in Jahweh’s wet, en dag en nacht zijn wet overweegt.” — Ps. 1:1, 2, PC.

5. Op welke wijze is Jehovah’s naam bij onze loyaliteit betrokken?

5 De getuigen staan loyaal ten opzichte van Jehovah’s naam ofschoon deze thans wordt gesmaad en gelasterd. Zij blijven trouw en geloven in Hem en slaan geen acht op de oneer en schande die door de mensen van deze wereld op hen wordt gestapeld. Het profetische woord spreekt over deze toestand, en zegt: „Want om uwentwille lijd ik smaadheid, dekt schande mijn aangezicht; . . . Want de ijver voor uw huis heeft mij verteerd, de smaad dergenen die u smaden, is op mij gevallen; ik kastijdde mijne ziel door vasten, maar het werd mij tot smaad; ik trok een rouwgewaad aan, maar zij dreven den spot met mij. Zij die in de poort zitten, spreken over mij in dronkemansliederen” (Ps. 69:8-13, OB). Indien wij loyaal willen zijn, moeten wij dergelijke dingen verdragen. De apostel Paulus zeide: „Want zelfs Christus heeft zichzelf niet behaagd; maar zoals er staat geschreven: ’De smadingen van degenen die u smaadden, zijn op mij gevallen’” (Rom. 15:3, NW). Wij zijn een volk dat Gods naam draagt en moeten overeenkomstig zijn naam leven, wij moeten daarom weten wat de naam betekent, waar deze naam voor instaat, waarom wij Gods volk zijn, en hoe wij zijn naam moeten loven en verheerlijken. Ja, onze liefde voor die naam moet zodanig groeien, dat het ons pijn doet wanneer mensen er kwaad over spreken, dat wij die naam net zo zouden verdedigen als wij ons zelf zouden verdedigen. Jehovah heeft ons vereerd met de onthulling van zijn naam en heeft deze te midden van ons geplaatst, daarom moeten wij leren hoe wij alle geboden die de grote Koning van Zion, de Here Jezus Christus, in die naam geeft, moeten gehoorzamen. Hij is de Uitverkorene, de ’hoofdhoeksteen’, Gods grote Profeet, en naar hem moeten wij luisteren en hem moeten wij strikt gehoorzamen.

6. Verklaar manieren van loyaliteit onder broeders.

6 Loyaliteit of deloyaliteit kan in de organisatie des Heren zelf op zo veel manieren worden gedemonstreerd. Iemand zou de gevolgtrekking kunnen maken dat de plaats welke hem is toegewezen, ondergeschikt is aan de toewijzing van iemand anders, en, wegens het feit dat hij meer onderwijs heeft genoten en meer menselijk talent bezit, voelt hij zich superieur aan degene die door de Heer in de superieure positie werd geplaatst. Door er zulke gedachten op na te houden, laat hij het schild des geloofs zakken en laat hij toe dat giftige pijlen zijn geest binnendringen, en zeer spoedig kan hij deloyaal worden. Terwijl een loyale broeder er aan gedachtig zal zijn wie hij is, hoe de waarheid zijn geest heeft verlicht en dat alles wat hij over Jehovah, de Koning, en het Koninkrijk weet, werd verkregen door bemiddeling van de „getrouwe en beleidvolle slaaf”. Hij weet dat evenals Jehovah de kennis der waarheid schenkt, hij deze ook kan wegnemen. Wanneer hij dus diep over deze dingen nadenkt, zal hij zichzelf niet tegenover zijn broeder verheffen, maar hij zal het als een voorrecht beschouwen met hem te mogen dienen. Hierdoor toont hij loyaliteit tegenover de regel volgens welke te werk wordt gegaan. Of de loyaliteit van iemand kan worden beproefd door een schijnbaar onrechtvaardige behandeling. Het kan zijn dat er geen teken van spijt of leedwezen door de ander tot uitdrukking wordt gebracht, en hij kan zich diep gegriefd gevoelen, maar hij geeft er blijk van loyaal te zijn, wanneer hij de beproeving met vreugde en geduld doorstaat, wetend dat „God al zijn werken doet samenwerken voor het welzijn van degenen die God liefhebben” (Rom. 8:28, NW). Een andere broeder kan door zijn vleselijke familie en door degenen van wie hij dacht dat het zijn vrienden waren, in de steek zijn gelaten. Wat zal hij doen? Zal hij zich loyaal aan Gods gedragslijn houden? — Luk. 14:26, NW.

7, 8. Geef een voorbeeld van loyaliteit en deloyaliteit van dertig jaar geleden, en vermeld het resultaat.

7 In de moeitevolle tijden van 1918–1922 waren er zware beproevingen onder Gods volk. De Heer was in de tempel verschenen om te oordelen. Nu was de vraag: Wie zou loyaal aan Jehovah’s zijde staan, standvastig en onbeweeglijk blijven? „Maar wie kan den dag zijner komst verdragen, wie zal standhouden als hij verschijnt? want hij is als het vuur van den smelter, als de loog van den wasscher” (Mal. 3:2, OB). Jehovah beproefde door bemiddeling van zijn Rechter in de tempel, de harten van zijn volk en verwierp er duizenden omdat zij zelfzuchtig en deloyaal waren. Na dertig jaar lang door het getrouwe wettelijke besturende lichaam, het Watch Tower Bible and Tract Society, te zijn gevoed en daarvan leiding te hebben ontvangen, zeiden er velen: „Jehovah handelt ook door middel van andere organisaties.” Aldus konden zij hun eigen zelfzuchtige belangen bevorderen. De loyalen namen het voor de organisatie des Heren op. Zij verschaften het bewijs van zijn leiding en stonden hen die deloyaal waren, tegen. Zij vochten voor Jehovah’s wegen, en ofschoon de strijd jaren voortduurde, behaalden de loyalen de overwinning en werden de deloyalen verwijderd. Thans zijn er als resultaat daarvan honderdduizenden gelukkig in de kennis van de waarheid.

8 Ja, de deloyalen hadden het willen beletten dat de waarheid aan de mensen in het algemeen werd verkondigd, want zij zeiden: „De oogst is voorbij en het werk des Heren is gedaan. Thans moeten wij wachten om tot de Heer in de hemel te worden vergaderd.” De loyalen zeiden: „Jehovah openbaart thans nog meer waarheid. Het werk is nog niet voorbij, en wij zijn van plan dit werk voort te zetten ongeacht jullie nalatigheid en jullie beschuldigingen dat de Heer zich niet van het Wachttoren Genootschap bedient.” Daar de deloyalen geloofden dat zij de waarheid bezaten, gingen zij weg en trachtten meer licht te scheppen, maar het kleine sprankje licht dat zij bezaten doofde uit zoals het met alle sprankjes gaat wanneer ze van het grote vuur zijn afgescheiden. Zij verdwijnen in de lucht, en zo ging het ook met de deloyalen. Zelfs in de laatste dagen van dit boze samenstel van dingen zijn er enkelen die door een deloyaal gedrag van hun verkeerde hartetoestand blijk geven. Maak u niet bezorgd omdat zulke deloyale personen een sprankje licht schijnen te bezitten, neem veeleer in overweging waar zij dat sprankje vandaan hebben, en waar het hen zal heenleiden. Zal het iemand in nauwe verbinding en eenheid met Gods volk brengen, of hem verder van dit volk verwijderen? Zal het werkelijk de getrouwen verenigen, of is het veeleer een misleiding opdat men de ideeën van andere mensen zal volgen?

9. Wat betekent ’de schouder afkeren’?

9 In werkelijkheid veroorzaken zulke acties onenigheid, want de een gaat deze weg op en de rest de andere. Dan rijst de vraag: Wie heeft gelijk? Er is reeds verdeeldheid en geen eenheid. Zij die Jehovah’s wegen liefhebben, zullen loyaal en trouw blijven en onder de beproeving niet wankelen. Wij streven er naar Jehovah te eren en te rechtvaardigen en niet de een of andere individuele persoon. Wanneer zij hun schouders er niet onder willen zetten en het werk des Heren niet willen bevorderen, laat hen dan aan hun eigen lot over. „Beraamt geen kwaad in uw hart tegen elkander. Maar zij weigerden daarop acht te geven, en zij keerden wederspannig den schouder af” (Zach. 7:10, 11, OB). „Maar zij, in hun overmoed, wilden niet hooren naar uw geboden en zondigden tegen uw verordeningen, bij welker opvolging een mensch zal leven; zij keerden weerspannig de schouder af, waren hardnekkig en wilden niet luisteren” (Neh. 9:29, LV). Er zal onheil komen over hen die de weg van Jehovah kennen, aan de tafel des Heren hebben gegeten en daarna wederspannig de schouder afkeren. Zij hebben een grote verantwoordelijkheid, want zij zijn deloyaal aan Gods organisatie en leiden anderen er toe deloyaal te zijn.

10. Wordt loyaliteit nog steeds beproefd? Verklaar dit.

10 Alle getuigen van Jehovah werden op de een of andere wijze op hun loyaliteit beproefd. Vaak zijn het kleine dingen die een beproeving vormen. Er is niet slechts een beproevingstijd geweest van 1918 tot 1922, maar deze heeft sedert die dagen voortgeduurd, want in 1933 werd door de thans niet meer bestaande en tot schande gebrachte Nazi-organisatie, een hevige vervolging tegen de gemeente in Duitsland ingezet. Daarna, van 1939 af tot het einde van de 2de Wereldoorlog, kwam de grootste vervolging die het volk Gods ooit te verduren heeft gehad, en dit in vrijwel alle delen der wereld, maar de getrouwen bleven loyaal ten aanzien van Gods wil. De grote strijd tussen de natiën verschafte de valse religie-aanhangers de gelegenheid waarnaar zij hadden uitgezien om hun haat op Gods uitverkorenen te koelen en er werd hun op vreselijke wijze kwaad aangedaan. Maar de gehoorzamen waren werkelijk loyaal aan Jehovah’s gedragsregel. Zij weigerden een compromis te sluiten, met de waarheid te breken of er van af te wijken. Zij waren loyaal.

SCHRIFTUURLIJKE VOORBEELDEN VAN LOYALITEIT

11. Geef in het kort Davids loyaliteit weer ten tijde dat Gods ark naar Jeruzalem werd gebracht.

11 De zuiverheid van Davids dienst is altijd aangenaam om te overdenken, en hij stelt alle ware liefhebbers van rechtvaardigheid een voorbeeld. Stellig had hij zijn menselijke zwakheden, waarvoor hij altijd met een berouwvol hart om vergeving smeekte, maar hij was nimmer huichelachtig of aanmatigend. Hij bleef Jehovah trouw en verhoogde Hem te allen tijde. Toen bijvoorbeeld de ark uit het huis van Obed-Edom, de Gattiet, werd gehaald, danste David „uit alle macht voor het aangezicht des HEREN; David nu was omgord met een linnen lijfrok. David en het gehele huis Israëls haalden de ark des HEREN, onder gejubel en hoorngeschal”. Naderhand „toen David terugkeerde om zijn gezin te begroeten, ging Michal, de dochter van Saul, David tegemoet, en zeide: Wat een eer heeft de koning van Israël zich thans verworven, dat hij zich heden ontbloot heeft ten aanschouwen van de slavinnen zijner dienaren, zoals een lichtzinnig man zich schaamteloos ontbloot! Maar David zeide tot Michal: Voor het aangezicht des HEREN, die mij verkoren heeft boven uw vader en boven heel zijn huis om mij aan te stellen tot vorst over het volk des HEREN, over Israël, — voor het aangezicht des HEREN heb ik gedanst.” „Wanneer ik vreugde bedrijf in de tegenwoordigheid van de Eeuwige, acht ik mij te gering voor die eer! — Ik eer mij zelf niet!’” (2 Sam. 6:14, 15, 20, 21, NBG; vers 22, Mo) David nam het loyaal voor Jehovah’s eer op, en toen hij door zijn eigen vrouw werd gesmaad en gehaat omdat hij zulks deed, deinsde hij niet terug en hij week niet. Zo waren er ook de twee gelegenheden waarbij hij koning Saul had kunnen doden. Waarom spaarde hij hem? Niet omdat hij hem liefhad, noch omdat hij zijn dochter had getrouwd, maar wegens zijn loyaliteit aan Jehovah en zijn woord betreffende de gezalfde koning. „Raakt mijn gezalfden niet aan, en doet mijn profeten geen kwaad” (1 Kron. 16:22, NBG). Deze regel werd honderden jaren daarvoor in de tijd van Abraham vastgelegd. Jehovah’s gezalfde is de appel van zijn oog. — Gen. 26:11; Deut. 32:10; Zach. 2:8.

12. Hoe toonde Jozef loyaliteit in het huis van Potifar, en hoe kunnen wij hiervan voordeel trekken?

12 Jozefs ondervinding in het huis van Potifar illustreert eveneens loyaliteit. Hij was zo betrouwbaar, dat alles wat de zaken van zijn meester aanging, aan zijn zorg was toevertrouwd, en hij oefende vrijwel gelijke autoriteit. In die tijd was zedeloosheid onder vrouwen schrikbarend algemeen, en Potifars vrouw was geen uitzondering. Ongetwijfeld aangedreven door Jozefs schoonheid, kracht, sterkte en mannelijkheid, viel zij hem schaamteloos en met herhaalde opdringerigheid lastig. In zulk een situatie zouden de meeste mannen zijn gevallen; maar Jozef hield vast aan zijn onkreukbaarheid, niet slechts tegenover zijn werkgever, die hem vertrouwde, maar eveneens tegenover zijn God, Jehovah. Als antwoord op de verleiding van de vrouw zeide hij: „Hoe zou ik dan dit grote kwaad doen en zondigen tegen God!” Hij haatte de zonde, en kon niet blijven protesteren, opdat hij niet zou worden overmeesterd. Daarom meed hij de omgang die daartoe zou leiden. Toen de onheilige hartstocht van Potifars vrouw in bittere haat omsloeg, gebruikte zij het kleed van de onschuldige Jozef om hem vals te beschuldigen. De woedende echtgenoot liet Jozef in de boeien sluiten. Jehovah vergat hem niet, want na verloop van tijd werd de gehele gevangenistucht onder zijn toezicht geplaatst. Hij moet daar geruime tijd zijn geweest, want er verstreek een periode van dertien jaren van de tijd af dat het gericht over hem begon, tot aan de tijd dat hij voor Farao stond na zijn vrijlating uit de gevangenis. — Gen. 39:9, 22, NBG; 37:2; 41:46.

13. Op welke manier bleef Mozes in gebreke te bewijzen dat hij loyaal was? Met welk gevolg?

13 Dat Jehovah deloyale daden van de zijde van zijn dienaren afkeurt, blijkt uit de ervaringen van Aäron, Mirjam en, in één geval, zelfs van Mozes. In het geval van Mozes was het te Meriba, tijdens het laatste jaar in de woestijn, toen de kinderen van Israël tegen hem murmureerden omdat hij hen naar deze plaats had gebracht waar zij geen water hadden. Jehovah gaf Mozes het bevel: „Neem den staf en laat de vergadering samen komen, gij en uw broeder Aäron; spreek dan in hun tegenwoordigheid tot de rots, dan zal zij haar water geven; gij zult voor hen water uit de rots te voorschijn doen komen.” Mozes bracht het volk tezamen en zeide: „Hoort toch, wederspannigen, zullen wij uit deze rots voor u water te voorschijn doen komen? Daarop hief Mozes zijn hand op en sloeg de rots met zijn staf twee maal, en er kwam veel water uit.” Toen zeide Jehovah tot Mozes: „Aangezien gij op Mij niet vertrouwd hebt en Mij ten aanschouwen van de Israëlieten niet geheiligd hebt, daarom zult gij deze gemeente niet brengen in het land, dat Ik hun geef” (Num. 20:5-12, NBG). Ofschoon Mozes zal worden opgewekt en hem in de nieuwe wereld een beloning zal worden geschonken, werd te Meriba toch Gods misnoegen getoond, want hij is geen aannemer des persoons. Aäron had de heftige woorden en daden van Mozes kunnen stuiten maar heeft het niet gedaan, en daarom was hij ook schuldig aan zonde, en hij werd gestraft doordat hem kostbare voorrechten werden ontzegd. — Num. 20:24-28.

14, 15. Zet uiteen hoe Mirjam en Aäron deloyaal waren. Welke les houdt dit alles voor ons in, en hoe volgen enkelen heden ten dage hun voorbeeld?

14 Mirjam was deloyaal in het niet erkennen van haar broer Mozes als Jehovah’s ene en enige uitverkoren dienstknecht. Aäron nam eveneens deel aan deze deloyale actie. Zij zeiden: „Heeft dan de HERE [Jehovah] maar alleen door Mozes gesproken? Heeft Hij ook niet door ons gesproken?” Jehovah kende hun gedachten, en daarom bracht hij de drie tezamen en ondersteunde zijn dienstknecht Mozes, en in zijn misnoegen sloeg hij Mirjam met melaatsheid, waarvan zij later door voorspraak van Mozes werd genezen (Num. 12:1-16). Later stierf Mirjam te Kades. Deloyaliteit tegen zijn uitverkoren dienstknecht werd door Jehovah niet getolereerd.

15 Vandaag aan de dag is het hetzelfde, ook al zijn wij zo zeer nabij de nieuwe wereld. Hoewel Jehovah zo duidelijk heeft gemanifesteerd dat zijn goedkeuring op de „getrouwe en beleidvolle slaaf” rust, gebruiken sommigen bijna dezelfde woorden: ’Heeft Jehovah enkel en alleen door de „getrouwe en beleidvolle slaaf” gesproken? Heeft hij ook niet door ons gesproken?’ Dergelijke personen hebben hooghartige gedachten in zich aangekweekt, trots en zelfzucht de overhand laten nemen en zij maken de gevolgtrekking dat zij in vroegere jaren zijn gebruikt en waarom zouden zij dus in de tegenwoordige tijd geen deel hebben aan het besturen van geestelijk Israël? Dienen zij niet eveneens te worden gehoord? Deze personen denken te belangrijk van zichzelf, zijn aanmatigend en deloyaal. Het kan zijn dat zij de eer die aan de „getrouwe en beleidvolle slaaf” toekomt, niet in twijfel zullen trekken, maar zij wensen te weten waarom zij niet eveneens gehoord zouden worden. Precies de moeilijkheid waarmede Mirjam en Aäron te kampen hadden! Het is vermeldenswaard dat geen van drieën, Mozes, Mirjam en Aäron, het Beloofde Land zijn binnengegaan, want allen stierven in het veertigste jaar van hun verblijf in de woestijn. — Num. 33:38; 20:1; Deut. 34:1, 5.

LOYALITEIT AAN HET ENE HEILIGDOM

16. Waarom had Jehovah bij het natuurlijke volk Israël slechts één heiligdom? En waarom slechts één in deze tijd? Verklaar dit.

16 De plaats van aanbidding is het altaar, en het is de aangewezen plaats voor het brengen van offers. Een plaats van aanbidding moet eerst door Jehovah worden gekozen, en volgens de wet mag alleen de plaats die is opgedragen, worden gebruikt (Ex. 20:24; Deut. 12:5, 11). Er dient slechts één heiligdom te zijn, opdat Gods volk in theocratische eenheid bewaard moge blijven (1 Kon. 12:27). In de dagen van Israël ontstond er een groot aantal plaatsen waardoor de toename van afgodenaanbidding werd bevorderd. De tabernakel was het centrum van Israël en de juiste aanbidding betekende de eenheid van Israël, in de plaats die God had uitgekozen, de plaats waar het hem behaagde te wonen. Na de dood van koning Salomo kwam er een grote opstand onder Gods volk en zij verdeelden zich en de koning van Israël zeide: „Zo dit volk opgaan zal om offeranden te doen in het huis des HEREN [van Jehovah] te Jeruzalem, zo zal het hart dezes volks tot hun heer, tot Rehabeam, den koning van Juda, wederkeren; . . . Daarom hield de Koning een raad, en maakte twee gouden kalveren; en hij zeide tot hen: Het is ulieden te veel om op te gaan naar Jeruzalem; zie uw goden, o Israël, die u uit Egypteland opgebracht hebben. En hij zette het ene te Beth-El, en het andere stelde hij te Dan. En deze zaak werd tot zonde” (1 Kon. 12:27-30). Jerobeam hield zich niet aan Gods gedragsregel. Jehovah’s wet werd tot een aanfluiting gemaakt en de koning was volkomen deloyaal aan Jehovah en zijn uitverkoren heiligdom. In deze laatste dagen negeren sommigen de uitverkoren plaats van vergadering, waar God tot zijn volk spreekt, rondom de „getrouwe en beleidvolle slaaf”, die altijd van het Watch Tower Bible and Tract Society gebruik maakt. Dit is de uitverkoren plaats en er is gebleken dat het dit bijna zeventig jaar lang is geweest. Zij die hun eigen plaatsen voor aanbidding en dienst uitkiezen en anderen dienovereenkomstig onderwijzen, lopen het gevaar volledig van de gemeente te worden afgesneden, zoals het ook was bij het voorbeeldige volk (Lev. 17:4). Zij zijn deloyaal aan Jehovah en zijn uitverkoren organisatie.

17. Wat onthulde Mozes’ loyaliteit tegen valse aanbidding? Waarom dienen wij niet moede te worden?

17 Toen Aäron het gouden kalf vervaardigde, waardoor hij aan de eisen van het volk toegaf, kwam Mozes op loyale wijze op voor Jehovah en tegen deze valse aanbidding. Hij stelde zich aan de poort van het kamp op en zeide: „Wie is voor den HERE [Jehovah]? Die kome tot mij! en tot hem verzamelden zich al de Levieten” (Ex. 32:26, NBG). Er moest een beslissing worden genomen, want Jehovah was gehoond en zijn ingestelde regelingen waren genegeerd. Op dezelfde wijze worden thans sommigen het wachten moe en denken dat er met de „getrouwe en beleidvolle slaaf” iets verkeerds is gegaan, omdat de gebeurtenissen niet zo verlopen als zij geloven dat ze moeten verlopen. Het wachten moe worden, brengt velen in verzoeking. Indien wij wachten, zullen wij ons niet tevergeefs inspannen, maar zij die de dingen op hun eigen houtje gaan doen, beslist wel, en bovendien negeren en honen zij de Heer en zijn erkende dienstknecht.

18. Wat wordt aangetoond door de loyaliteit van de drie Hebreeuwse jongelingen, en hoe is hun loyale houding voor ons thans een hulp?

18 Ware loyaliteit wordt getoond door de houding van de drie Hebreeuwse jongelingen; en dit leert duidelijk dat, hoewel het onderscheid tussen koning en onderdaan groot moge zijn, zulk een onderscheid verloren gaat wanneer er een botsing komt tussen loyaliteit en plicht tegenover Jehovah en gehoorzaamheid aan de wetten van mensen. Deze drie mannen waren gehoorzaam aan de wet, en de wet van gehoorzaamheid en loyaliteit daaraan, was de eerste wet. Zij hadden niets gedaan dat in strijd was met de koning, alleen hadden zij geweigerd (en dat zonder veel ophef) te voldoen aan een bevel dat het recht van het geweten schond. Stellig berokkende het feit dat zij zich op grond van het geweten daarvan onthielden, anderen geen schade. Zij haalden anderen niet over hetzelfde te doen, alhoewel andere Israëlieten door hun loyale verknochtheid aan Gods wet werden gesterkt. Hun geest was vast besloten in de beproeving en zonder aarzeling luidde het antwoord: „U zij bekend, o Koning.” Deze mannen ’gaven aan Caesar wat hem toebehoorde’, en zorgden er voor dat Jehovah ontving wat hem toebehoorde. Wanneer Caesar de dingen voor zich opeist die van Jehovah zijn, dan moet zijn autoriteit worden wederstaan. God wil ook de dingen van Caesar niet hebben. Bij deze mannen ging het er om, van gedachten veranderen of verbranden, maar ware toewijding en loyaliteit aan Jehovah maakt de geest in kritieke tijden kalm, en met voorbeeldige kalmte gaven zij hun antwoord. In rustiger dagen hadden zij gezworen trouw en loyaal aan Gods wil te zijn, en nu was de beproeving er. Zij traden ze tegemoet terwijl zij alle tegenstand weerstonden, zelfs het dreigement van de koning en de straf van de vurige oven. Laat dus ook thans de kostbare tijd niet ongemerkt voorbijgaan om er dan maar het beste van te hopen wanneer gij onder de beproeving komt te staan. Bezit thans kennis en wees persoonlijk overtuigd, zodat gij, wanneer gij tegenover een onvoorziene omstandigheid komt te staan, zult weten wat gij moet doen. Het juiste antwoord zal dan worden gegeven en gij behoeft niet beschaamd, noch bevreesd te zijn er voor uit te komen wat gij gelooft. Een zeer vaste overtuiging van de waarheid zal u er voor bewaren Jehovah en zijn Zoon te verloochenen.

HET ZOUTVERBOND

19. Wat is het „zoutverbond”, en waarom werd het met David gesloten?

19 Achttien jaren na de opstand in Israël, voerde Jerobeam, koning van Israël, oorlog tegen Abia, koning van Juda, en voordat de strijd begon, riep Abia tot de opstandige koning: „Is het u niet bekend, dat de HERE [Jehovah], de God van Israël, het koningschap over Israël voor altijd aan David gegeven heeft, aan hem en aan zijn zonen, een zoutverbond?” (2 Kron. 13:5, 6, NBG) Wat is het „zoutverbond”? Jehovah had het gebod gegeven: „En elke offergave van uw spijsoffer zult gij zouten, gij zult het zout van het verbonds uws Gods aan uw spijsoffer niet laten ontbreken; bij al uw offergaven zult gij zout voegen” (Lev. 2:13, NBG; zie ook Numeri 18:19). Zout is een rotting- en bederfwerend middel, en getuigt daarom van zuiverheid en duurzaamheid. De vaste aard van zout toont standvastigheid en onveranderlijkheid. In oude tijden, zo wordt bericht, was het eten van zout met elkander een teken van gastvrijheid en trouw, een band van eeuwigdurende vriendschap of gelofte van trouw. Het was een gelofte van loyaliteit (Ezra 4:14, KJ). Derhalve zou het zoutverbond dat Jehovah met David had gesloten, voor eeuwig onverbroken bestaan, en Abia herinnerde deze verraderlijke, deloyale koning aan het verbond maar zonder resultaat. Met een leger dat tweemaal zo groot was, viel hij Abia aan, maar werd verslagen.

20, 21. Wat bedoelde Jezus met de verklaring in Markus 9:49, 50?

20 De Here Jezus zeide: „Want een ieder moet met vuur worden gezouten. Het zout is goed; maar indien het zout ooit zijn sterkte verliest, waarmede zult gij het dan vermengen? Hebt zout in u, en bewaart vrede onder elkander” (Mark. 9:49, 50, NW). De hitte der vervolging zal ongetwijfeld niemand schaden die loyaal is, en de beproevingen en bezoekingen die het gevolg zijn van de tegenwoordigheid van de grote Rechter, zullen tot zuivering en reiniging van Gods volk zijn (Mal. 3:2-4). Indien het geestelijke zout niet aanwezig is, is er bederf en verval. Indien wij in onze offerande aan Jehovah God geen trouw, betrouwbaarheid en loyaliteit hebben, dan zijn wij nergens goed voor. Het is zeer noodzakelijk dat wij vertrouwen hebben in onze broeders dat zij voor de dienst zullen zorg dragen en daarin betrouwbaar zullen zijn. Wij moeten in vrede leven, maar dit is onmogelijk indien wij zelf geen loyaliteit, betrouwbaarheid en onkreukbaarheid bezitten. Wij moeten ’zout in ons hebben’. Het houdt ons in de dienst, krachtig, vaardig, aanvaardbaar, volkomen en met broederlijke liefde.

21 Zij die zich vrijwillig voor Jehovah’s dienst aanbieden, moeten verwachten aan het vuur der vervolging ten offer te vallen. Zoals elk offer eerst met zout wordt bereid voordat het door vuur wordt verteerd, moeten ook wij zuiver van hart zijn, in de mate loyaal dat wij er zeker van zijn dat het een offer aan de Heer is. Ja, wij moeten ons zelfs van alles afsnijden wat een hindernis zou vormen bij het ten uitvoer brengen van ons aandeel in de overeenkomst. ’Hij zal getrouw zijn die een belofte heeft gedaan’ (Hebr. 10:23). Wanneer wij deelhebben aan het „zoutverbond”, moet dit betekenen dat er zich geen bedrog, oneerlijkheid of huichelarij in onze overeenkomst met Jehovah bevindt, dat wij nimmer iets zouden doen om hem schande aan te doen of hem te verraden. Zout gebruiken, getuigt stellig van loyaliteit. Hoe laakbaar en verschrikkelijk was daarom de daad van Judas Iskariot die aan de tafel des Heren was gezeten en aan deze tafel at! „Hij die zijn hand met mij in de schaal doopt, is degene die mij zal verraden.” „Maar ziet! de hand van mijn verrader is met mij aan de tafel.” Aan dezelfde tafel eten en toch op die tijd verraad in de zin hebben! — Matth. 26:23; Luk. 22:21, NW.

22. Hoe belangrijk is het aan Jehovah’s dienstknecht loyaal te blijven? en op welke wijze is Jehovah’s volk tegenwoordig het zout der aarde?

22 Wat een vreselijke ellende komt er over hen die in de tegenwoordige tijd aan de tafel des Heren geestelijk brood en zout hebben gegeten zoals dit door „de getrouwe en beleidvolle slaaf” wordt verschaft, en zich dan terugtrekken en hun eigen tafel aanrechten en hopen de Heer met zich mee te trekken. Niet alleen hebben zij de vriendschap verbroken en deloyaliteit ten toon gespreid maar zij hebben anderen aangemoedigd hetzelfde te doen. Laten wij de situatie goed begrijpen. Er bestaat geen twijfel over dat Jehovah’s getuigen het zout der aarde zijn, evenals Noach toen er destijds een wereld voorbijging. Zoals zout voor bederf vrijwaart, waren Noach en zijn gezin een overblijfsel dat werd gered en bewaard. Zij vormden het begin van de wereldbevolking, door wie de millioenen die sedert die tijd hebben geleefd, zijn ontstaan. Niemand van Adams geslacht zou heden ten dage nog leven, ware het niet ter wille van Jehovah’s getrouwe van destijds geweest. Het is thans hetzelfde. „Trouwens, indien die dagen niet werden verkort, zou geen vlees worden gered; maar wegens de uitverkorenen zullen die dagen worden verkort.” — Matth. 24:22, NW.

WET VAN JEHOVAH

23. Wat zijn de twee grootste geboden, en wat is het resultaat wanneer wij daaraan loyaal zijn? en wat dienen wij te doen ten einde door God te worden goedgekeurd?

23 „Jezus antwoordde: ’Het eerste is: „Hoor, O Israël, Jehovah onze God is één Jehovah, en gij moet Jehovah uw God liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw geest en met geheel uw sterkte.” Het tweede is dit: „Gij moet uw naaste liefhebben als u zelf.” Er is geen gebod groter dan deze’” (Mark. 12:29-31, NW). Dit betekent alles aan Jehovah toe te wijden; en er kan niet de gevolgtrekking worden gemaakt dat iemand, zolang hij Jehovah liefheeft, de vrijheid heeft anderen pijn te doen, want ook het tweede gebod moet worden gehoorzaamd, en niemand kan God liefhebben en terzelfder tijd zijn naaste pijn doen. Jakobus noemde dit „de koninklijke wet”. Daar waar Schriftuurlijke verantwoordelijkheden ten opzichte van ons gezin weinige zijn, dienen zij die zich aan Jehovah hebben opgedragen, zich af te vragen of zij zich ten volle aan de dienst geven. Ons wordt niet bevolen Caesar lief te hebben met geheel onze sterkte, en het is onmogelijk al onze liefde en sterkte tegelijkertijd aan Jehovah en aan Caesar te geven. Wegens de mogelijke aanspraken op onze tijd en sterkte door anderen dan Jehovah, zullen er beproevingen komen, en iedereen moet beslissen wie hij het eerst wil gehoorzamen. Misschien zal u worden opgedragen een daad te verrichten die ongehoorzaamheid aan de „koninklijke wet” zou betekenen overeenkomstig de schriftuurplaats: „Gij moet uw naaste liefhebben als u zelf” (Jak. 2:8, NW). Vraag u zelf af: Zoudt gij u zelf op een dergelijke wijze pijn doen? Zo niet, dan moet gij God het eerst gehoorzamen. Uw loyaliteit aan Jehovah en zijn wet zal u een rein en zuiver geweten geven en u een beloning schenken. Jehovah’s wetten zijn universeel verheven. Er kunnen aan de broeders eisen worden gesteld wegens onvoorziene situaties en nare omstandigheden, maar houd altijd in gedachten dat geen enkele situatie uw primaire verantwoordelijkheid tegenover de alvermogende, almachtige en alwijze Schepper kan opheffen. Loyaliteit wordt beproefd. Gehoorzaam eerst God en vertrouw volledig op hem en het resultaat zal goed zijn, terwijl de uitkomst wanneer gij toegeeft aan deloyaliteit, zover het u aangaat, rampspoedig zal zijn. Overdenk Gods Woord en wil, en handel daarna dienovereenkomstig. Luister naar Jehovah’s grote Profeet, Christus Jezus, en gij zult leven.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen