Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w79 1/3 blz. 8-13
  • Waar Jezus is opgegroeid

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Waar Jezus is opgegroeid
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1979
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • OP WEG NAAR NAZARETH
  • TWEE NAZARETHS
  • VRIENDELIJKE MENSEN
  • EEN LONEND BIJBELS GESPREK
  • PLAATSEN DIE JEZUS HEEFT BEZOCHT
  • Nazareth
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Nazareth — Tehuis van de profeet
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1990
  • Nazareth
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Vragen van lezers
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (studie-uitgave) 2023
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1979
w79 1/3 blz. 8-13

Waar Jezus is opgegroeid

VERTELD DOOR EEN REDACTIELID

BIJ het busstation in Tibérias staan op de plaatsen waar de bussen binnenkomen banken voor de passagiers. Nadat wij hadden vastgesteld waar de bussen voor Nazareth aankwamen, gingen mijn vrouw en ik zitten. Wij waren opgewonden bij het vooruitzicht de plaats te bezoeken waar Jezus Christus ruim 1900 jaar geleden was opgegroeid. Toen wij naar buskaartjes informeerden, antwoordde de jonge vrouw die naast ons zat: „De kaartjes worden in de bus verkocht.”

Toen er enkele minuten later een bus aankwam, stond er al een flinke rij mensen te wachten. Nadat wij waren ingestapt, raadpleegden wij weer onze kaart en merkten wij op dat Nazareth ongeveer 31 kilometer van Tibérias af ligt en dat wij onderweg Kana zouden passeren. Wat een betekenisvolle plaatsen voor christenen! Wij hadden het er in de afgelopen jaren vaak over gehad eens naar Israël te gaan. Toen, in het voorjaar van 1978, deed de gelegenheid hiertoe zich voor, en nu waren wij hier!

Er waren die dag geen tochten georganiseerd door de charterbusgroep waarmee wij reisden. Wij wisten dat de groep de volgende dag Nazareth zou aandoen, maar wij wilden er meer tijd doorbrengen — hetgeen verklaart waarom wij hier, in de buurt van het Meer van Galiléa, deze plaatselijke ochtendbus hadden genomen. Wij hadden ons vaak afgevraagd: In wat voor gebied is Jezus opgegroeid en heeft hij het grootste gedeelte van zijn aardse leven doorgebracht?

OP WEG NAAR NAZARETH

Toen wij Tibérias uitreden, stopte de bus vaak om passagiers mee te nemen. Na korte tijd waren er alleen nog staanplaatsen. Het Meer van Galiléa ligt ongeveer 212 meter beneden de zeespiegel, terwijl Nazareth daarentegen ongeveer 375 meter boven de zeespiegel ligt. Wij moesten gedurende de eerste paar kilometer dus flink klimmen toen wij het Meer van Galiléa achter ons lieten. Beslist geen gemakkelijke tocht, zo beseften wij, als men net als Jezus en zijn apostelen moest lopen. Wat vreemd om na een lange stijging een bord te bereiken waarop „ZEESPIEGEL” stond!

Wij keken met belangstelling naar de mensen. Er waren Arabieren met hun lange witte hoofdtooi, landarbeiders in werkkleding en Israëlische soldaten in uniform, van wie velen vrouwen waren. Het duurde niet lang of wij reden door een vruchtbare vallei. Toen wij het kruispunt bereikten vanwaar een weg naar de Tabor gaat, konden wij deze beroemde berg, ongeveer negen kilometer naar het zuiden, zien liggen. Wij wisten dat Jezus deze berg heel goed gekend moet hebben en misschien heeft beklommen. De Tabor ligt slechts ongeveer acht kilometer ten zuidoosten van Nazareth en beheerst het oostelijke einde van het ruime en prachtige Dal van Jizreël (ook Vlakte van Esdrelon genoemd).

Wij gingen echter in zuidwestelijke richting verder, via de rechtstreekse weg naar Nazareth. Toen de bus in Kana stopte om passagiers te laten uitstappen en instappen, voelden wij de neiging in ons opkomen om ook uit te stappen en wat in het dorpje rond te kijken, maar ons verlangen om naar Nazareth te gaan, hield ons hiervan terug. De bus ging nu door bergachtiger terrein omhoog. Ongeveer zes kilometer voorbij Kana kwamen wij eerst bij Nazareth Elit (Opper-Nazareth), een moderne, geheel joodse stad. Ten slotte bereikten wij het oude Nazareth.

TWEE NAZARETHS

Het was voor ons verbazingwekkend twee afzonderlijke steden aan te treffen, en nog wel zulke grote steden! Het oude Nazareth, zo vernamen wij, is de grootste geheel Arabische stad in Israël, met een bevolking van ongeveer 40.000 inwoners — een flinke toename vergeleken met de situatie in vroeger tijden. Nazareth moet vroeger zelfs erg onbelangrijk zijn geweest.

De stad wordt niet genoemd in de Hebreeuwse Geschriften, en ook niet in de Talmoed of in de geschriften van de eerste-eeuwse joodse geschiedschrijver Flavius Josephus, die wel van 45 andere Galilese steden melding maakt. En dat er zelfs door mensen van Galiléa op werd neergezien, wordt te kennen gegeven door de opmerking van Nathanaël, die een van Jezus’ apostelen werd: „Kan uit Nazareth iets goeds komen?” (Joh. 1:46) Een 19de-eeuwse bezoeker schatte Nazareths bevolking op ongeveer 3000 en beweerde: „Het is nu groter en voorspoediger dan in enige voorgaande periode in zijn geschiedenis, en het neemt nog steeds in omvang toe.”

De grootste groei heeft zich in de afgelopen jaren voorgedaan. Sinds 1950 is Nazareth dubbel zo groot geworden. Maar in de heuvels ligt nu ook Nazareth Elit, de stad die wij zojuist waren gepasseerd. De nieuwe joodse stad Nazareth Elit, met de bouw waarvan in 1957 is begonnen, heeft ongeveer 20.000 inwoners. Het is duidelijk de voorspoedigste van de twee steden.

VRIENDELIJKE MENSEN

Nadat wij uit de bus waren gestapt, gingen wij naar het oudste gedeelte van Nazareth. Wij kwamen bij wat „Maria’s Bron” wordt genoemd. Er bevindt zich hier nu een kerk. Maar aangezien deze bron klaarblijkelijk de enige bron in Nazareth is, is het heel goed mogelijk dat dit de plaats is waar Jezus’ moeder Maria water voor haar gezin putte.

Toen wij verder gingen, werden wij vriendelijk begroet door een kapper die op het punt stond zijn zaak te openen. (Wij hadden gemerkt dat veel mensen in Israël vloeiend Engels spraken.) Toen wij stopten om een praatje te maken, waren wij een beetje verbaasd te vernemen dat hij een christen was; alle Arabieren die wij tot op die tijd in Israël hadden ontmoet, waren moslims. „De helft van de Arabieren in Nazareth is christelijk”, zo legde hij uit, „en de helft is mohammedaans”. Met een knikje in de richting van de volgende winkeldeur, zei hij: „Hij is een moslim, maar wij kunnen het goed met elkaar vinden.” De kapper nodigde ons uit binnen te komen, uit de hitte vandaan, om een kopje thee te drinken, maar aangezien wij graag meer van de omgeving wilden zien, voelden wij ons wel genoodzaakt zijn aanbod af te slaan.

Na enkele minuten bevonden wij ons in een labyrint van nauwe kronkelstraatjes, met een goot in het midden waar ezels konden lopen. Aan beide zijden van de straten waren open winkels waar alle denkbare artikelen werden verkocht — buiten sommige winkels hingen kleren te koop terwijl voor een andere winkel pasgeslachte lammeren aan haken bengelden! Toen wij een zwaarbeladen ezel door de straat zagen komen, beseften wij dat zulke taferelen overeenkwamen met die van bijna 2000 jaar geleden, toen Jezus hier woonde.

Toen wij ergens een snack wilden gebruiken, stonden wij stil voor een winkel waar allerlei aantrekkelijke noten en gedroogde vruchten in jute zakken lagen uitgestald. Met karakteristieke gastvrijheid nodigde de winkelier ons uit om te gaan zitten en een kopje Arabische koffie te drinken. Onder het genot van een kopje koffie leerden wij iets over het leven in het hedendaagse Nazareth. Toen een 18-jarige christelijke Arabier, die ook aanwezig was, onze belangstelling voor de bijbel opmerkte, bood hij vriendelijk aan ons iets van de omgeving te laten zien.

EEN LONEND BIJBELS GESPREK

Wij wilden graag de plaats zien van een gebeurtenis waarnaar in de bijbel speciaal wordt verwezen. De bijbel zegt namelijk dat de inwoners van Nazareth zo kwaad werden over Jezus’ leer, dat zij hem „de stad [uitjoegen], en zij brachten hem naar de vooruitspringende rand van de berg waarop hun stad was gebouwd, om hem in de afgrond te storten. Maar hij ging midden tussen hen door en vervolgde zijn weg” (Luk. 4:28-30). Julian, onze gids, ging ons voor naar het zuiden van de stad, naar de plaats waarvan algemeen wordt aangenomen dat dit voorval zich daar heeft voorgedaan.

Wij waren aangenaam verrast Julians belangstelling voor de bijbel op te merken. Hij had een exemplaar van de Engelse Good News Bible en zei dat hij er graag in las. Toen wij verder liepen, zei hij dat een priester in Nazareth leerde dat Jezus bij de hierboven vermelde gelegenheid over de rand van de afgrond werd geworpen, maar dat hij door een wonder weer omhoog was geheven. Ik sloeg de bijbel open die ik bij me had, en wij lazen deze passage, waarin vanzelfsprekend niets over zoiets dergelijks wordt opgemerkt.

Julian had nu een vraag voor ons. „Ik heb deze vraag aan veel mensen gesteld”, zo zei hij, „maar heb nooit een bevredigend antwoord ontvangen. Heeft Jezus broers en zusters gehad?”

Om deze vraag te beantwoorden, sloeg ik de bijbel open bij Matthéüs 13:54-56. Daar worden Jezus’ „broers Jakobus en Jozef en Simon en Judas” met name genoemd. Vervolgens wordt er gezegd: „En zijn zijn zusters niet allen bij ons?” Verder merkten wij op dat de bijbel duidelijk zegt dat Jozef geen betrekkingen met Maria had „totdat zij haren eerstgeboren zoon gebaard had”. — Matth. 1:25, Professoren-bijbel.

Julian gaf toe dat de katholieke leer dat Maria altijd maagd is gebleven, niet in de bijbel wordt aangetroffen. „En er zijn nog meer kerkelijke leerstellingen die niet door de bijbel worden ondersteund”, voegde ik hieraan toe. „Neem bijvoorbeeld de leer over het voorgeborchte, het vagevuur en de eeuwige pijniging van de goddelozen in een hellevuur.” Julian zag in hoe deze kerkelijke leerstellingen verschillen van wat in de bijbel wordt gezegd. Het deed ons goed hem te horen zeggen dat hij alleen gelooft wat hij in de Schrift leest.

Wij waren nu aan het einde van de stad gekomen. Hier bevindt zich inderdaad een vooruitspringende rand van een berg. Het is heel goed mogelijk dat de inwoners van de stad Jezus van deze rand naar beneden hebben willen gooien. Julian bleek werkelijk in Jezus te geloven als een persoon die bijna 2000 jaar geleden in Nazareth heeft gewoond. „Maar geloof je dat Jezus leeft en ons nu voordelen kan schenken?” vroeg ik. „Geloof je dat hij alles zal doen wat nodig is om verandering te brengen in de onaangename wereldsituatie waarin haat en vooroordeel aan de orde van de dag zijn?”

Zonder te aarzelen antwoordde hij „Ja”. Toen sprak hij over een schriftplaats waarin wordt gesproken over de komende koning die de armen op een billijke wijze zou oordelen en met gerechtigheid zou regeren. Opgewonden sloeg ik Jesaja hoofdstuk 11 in de bijbel op en na gevraagd te hebben of hij soms deze passage in gedachten had, begon ik te lezen: „En met rechtvaardigheid moet hij de geringen richten, en met oprechtheid moet hij terechtwijzing geven ten behoeve van de zachtmoedigen der aarde. En hij moet de aarde slaan met de roede van zijn mond; en met de geest van zijn lippen zal hij de goddeloze ter dood brengen. En rechtvaardigheid moet de gordel van zijn heupen blijken te zijn, en getrouwheid de gordel van zijn lendenen.” — 11 Vs. 4, 5.

Terwijl ik nog aan het lezen was, onderbrak Julian mij om te zeggen dat dit inderdaad de schriftplaats was die hij bedoelde. Ik merkte op dat dit een profetie was over de Messías, Jezus. Toen vestigde ik zijn aandacht op de rest van de passage, waarin wordt gesproken over de vrede die onder Christus’ heerschappij zal heersen. Er wordt onder andere in gezegd: „En de wolf zal werkelijk een poosje verblijven bij het mannetjeslam, en bij het bokje zal de luipaard zelf zich neerleggen, en het kalf en de jonge leeuw met manen en het weldoorvoede dier alle bij elkaar; en een kleine jongen nog maar zal leider over ze zijn. En de koe en de beer zullen weiden; samen zullen hun jongen neerliggen. En zelfs de leeuw zal stro eten net als de stier. . . . Men zal generlei kwaad doen noch enig verderf stichten op heel mijn heilige berg; want de aarde zal stellig vervuld zijn van de kennis van Jehovah zoals de wateren ook de zee bedekken.” — 11 Vs. 6-9.

Julian kende dit schriftgedeelte. „Het is mijn lievelingspassage”, zei hij. Ik vertelde hem dat het al heel lang ook een van mijn lievelingspassages was. „Wij geloven dat deze verzen uiteindelijk een letterlijke vervulling zullen hebben”, zei ik. „En de wonderen die Jezus lang geleden hier in Galiléa heeft verricht, door de zieken te genezen en zelfs de doden op te wekken, zijn slechts een voorproefje van wat Jezus onder zijn Koninkrijksheerschappij op wereldomvattende schaal zal doen.”

PLAATSEN DIE JEZUS HEEFT BEZOCHT

Tegen deze tijd waren wij weer in Nazareth teruggekeerd. Als een voorbeeld van een van Jezus’ wonderen, noemde ik het stadje Naïn en zei: „Daar heeft Jezus de zoon van een weduwe opgewekt” (Luk. 7:11-17). Terwijl ik naar het zuidoosten, in de richting van het Dal van Jizreël wees, merkte ik op: „Er ligt nog altijd een dorpje dat Naïn heet, zo’n acht of negen kilometer hiervandaan. Het bevindt zich klaarblijkelijk op dezelfde plaats als het dorpje dat in de bijbel wordt genoemd.”

Julian was er niet geweest, maar hij zei dat hij en zijn vrienden eens naar de berg Tabor waren gelopen, die niet ver van Naïn verwijderd ligt. Dit interesseerde ons, omdat wij veronderstelden dat Jezus als kleine jongen ook naar zulke plaatsen in de omgeving van Nazareth gelopen zal hebben. Nazareth ligt midden tussen de heuvels, vlak boven het Dal van Jizreël, zodat het dal niet zo ver van Nazareth verwijderd ligt. Julian zei dat hij en een paar vrienden een keer ’s morgens vroeg uit Nazareth waren vertrokken en door het Dal van Jizreël en voorbij de berg Tabor waren gelopen, tot dicht bij het Meer van Galiléa, en daarna weer terug naar huis waren gegaan — allemaal op dezelfde dag! „Wij waren die avond bekaf!” gaf hij toe.

Deze ervaring belichtte een aspect van het bovengenoemde bijbelse verslag over Naïn. Hoe dan wel? Welnu in Lukas 7:1 staat dat Jezus, nadat hij zijn beroemde Bergrede had gehouden, ’Kapérnaüm binnenging’. Terwijl hij zich in die stad aan de noordelijke oever van het Meer van Galiléa bevond, genas hij de slaaf van een legeroverste (Luk. 7:1-10). Vervolgens lezen wij in 7 vers 11: „Kort hierop”, of, zoals in sommige oude handschriften wordt gezegd, „Op de volgende dag reisde hij naar een stad die Naïn heette” (Luk. 7:11, voetnoot in de Herziene Engelse uitgave van 1971). Het was voor Jezus en degenen die met hem waren beslist niet gemakkelijk deze grote afstand — ruim 32 kilometer — over zulk heuvelachtig terrein af te leggen. Dat mensen die thans over hetzelfde heuvelachtige terrein lopen, zelfs een nog grotere afstand kunnen afleggen, was derhalve van betekenis voor ons.

Wij gaven te kennen dat wij op onze terugreis naar Tibérias graag het dorpje Kana zouden willen aandoen. Julian bood aan ons erheen te brengen en hij stond er zelfs op onze busreis te betalen. In Kana verrichtte Jezus zijn eerste wonder door tijdens een bruiloft die hij daar bijwoonde, water in wijn te veranderen (Joh. 2:1-11). Het staat echter nog te bezien of dit Kana, langs de hoofdweg tussen Tibérias en Nazareth, de werkelijke plaats is waar het in de bijbel genoemde dorp heeft gelegen. Er zijn bewijzen die erop duiden dat het bijbelse Kana ongeveer veertien kilometer ten noorden van Nazareth heeft gelegen. Hoe het ook zij, wij vonden het interessant door dit oude dorpje — de traditionele plaats van Jezus’ eerste wonder — te wandelen.

Toen wij weer op de hoofdweg terug waren, hield Julian een taxi aan die op weg was naar Tibérias. De chauffeur had een priester in de auto die op weg was naar de Berg der Zaligsprekingen om er een mis op te dragen. Wij namen afscheid van Julian en schoven op de achterbank. De chauffeur nodigde ons uit hem naar deze traditionele plaats van Jezus’ Bergrede te vergezellen. Het is inderdaad een schitterende plek met een prachtig uitzicht op het Meer van Galiléa. Terwijl de priester de kerk inging, wandelden de chauffeur en wij wat rond en spraken met elkaar.

Wat was het fijn nog iemand uit Nazareth te ontmoeten die graag over de bijbel sprak! Hij zei dat hij Jehovah’s Getuigen al eerder had ontmoet en dat hij in Haifa, waar zich de dichtstbijzijnde gemeente bevindt, een van hun vergaderingen had bijgewoond. Nadat wij ongeveer een uur lang kenmerken van het bijbelse, eerste-eeuwse christendom hadden besproken, zei de man uit zichzelf: „Ik zou graag lectuur willen verspreiden waarin deze waarheden voor de mensen worden uiteengezet.” En hij voegde hieraan, toe: „Ik ben ervan overtuigd dat veel mensen in Nazareth deze dingen graag zouden willen leren.”

De priester kwam terug, en na enkele minuten werden wij voor ons hotel in Tibérias afgezet. Wat hadden wij een drukke, lonende dag achter de rug! Wij waren niet alleen blij dat wij het gebied hadden gezien waar Jezus is opgegroeid, maar het vervulde ons vooral van dankbaarheid dat wij een aandeel hadden gehad aan dezelfde activiteit waarvoor Hij naar de aarde was gekomen — door het goede nieuws van Gods koninkrijk met anderen te delen. — Mark. 1:38; Luk. 4:43.

[Illustratie op blz. 12]

Het is mogelijk dat de mannen van Nazareth geprobeerd hebben Jezus van deze berg te werpen

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen