Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w81 1/10 blz. 4-6
  • „Ik wil het”

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • „Ik wil het”
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1981
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • ’IK WIL HAAR NOG EENS BEZOEKEN’
  • „ZORG VOOR ELKAAR”
  • Persoonlijke belangstelling voor anderen tonen
    Onze Koninkrijksdienst 1991
  • Heb persoonlijke belangstelling voor anderen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1989
  • Mededogen met een melaatse
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1986
  • ‘De liefde van de Christus kennen’
    Nader dicht tot Jehovah
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1981
w81 1/10 blz. 4-6

„Ik wil het”

HET nieuws dat Jezus Christus zieken had genezen en demonen had uitgeworpen, was reeds tot een bepaalde Galilese stad doorgedrongen. Er kwam daar een man naar hem toe die overdekt was met melaatsheid.

De melaatse viel op zijn aangezicht, en op zijn knieën deed hij Jezus het dringende verzoek: „Als u het alleen maar wilt, kunt u mij rein maken.” „Door medelijden bewogen”, zo bericht de bijbel, strekte Jezus „toen zijn hand uit, raakte hem aan en zei tot hem: ’Ik wil het. Word rein.’ En onmiddellijk verdween de melaatsheid bij hem, en hij werd rein.” — Mark. 1:40-42; Luk. 5:12, 13.

Het ging hier om een man die melaats was — een walgelijke ziekte in die tijd. Gewoonlijk had men een afkeer van melaatsen, omdat men doodsbenauwd was besmet te worden. Maar wat deed Jezus? Hij strekte zijn hand uit en raakte de melaatse aan. Hij was niet bang. Hij werd veeleer door medelijden met de man bewogen.

Hoe druk Jezus het ook had, hij had altijd begrip voor de gevoelens, noden en omstandigheden van anderen. Er zijn veel van die kostbare voorbeelden waaruit blijkt dat Jezus persoonlijke belangstelling voor mensen toonde. Deze eigenschap van Jezus maakt hem geliefd bij ons, troost ons en sterkt ons. Hoe hij denkt over mensen die ook thans hulp nodig hebben, zou niet welsprekender uitgedrukt kunnen worden dan door de woorden die hij tot de melaatse sprak — „Ik wil het.”

Hierin weerspiegelde Jezus op schitterende wijze de persoonlijkheid van zijn Vader, Jehovah God. Als de God der eeuwigheid en volmaaktheid, ontbrak het hem aan niets. Niettemin verkoos hij zijn liefde en wijsheid met anderen te delen. Daarom schiep hij zowel in de hemel als op aarde met bewustzijn en intelligentie begiftigde schepselen die het vermogen bezitten lief te hebben. En niet alleen verzorgt hij zijn schepselen edelmoedig in collectieve zin, maar hij stelt ook innig belang in ons persoonlijk, luistert naar onze gebeden en onderzoekt het hart van een ieder van ons. — Rom. 8:26, 27.

Door onzelfzuchtige persoonlijke belangstelling voor anderen te tonen, geven Jezus’ ware volgelingen er blijk van dat zij navolgers van Jehovah God zijn en volbrengen zij Gods wil, soms zelfs zonder het te weten.

’IK WIL HAAR NOG EENS BEZOEKEN’

Jezus gebood zijn discipelen het goede nieuws van Gods koninkrijk te prediken (Matth. 24:14; 28:19, 20; Hand. 1:8). Omdat Jehovah’s Getuigen die opdracht heel ernstig opnemen, bellen of kloppen zij aan elke deur, verlangend de bijbelse boodschap te delen met hen die willen luisteren.

De succesvolste evangeliepredikers zijn zij die oprechte persoonlijke belangstelling hebben voor anderen in hun gebied. Zo’n persoonlijke belangstelling zal verkondigers van het „goede nieuws” er als vanzelf toe brengen naar de mensen te luisteren om zoveel mogelijk over hen te weten te komen. Een goede dokter overhandigt een patiënt geen recept voordat hij de persoon in kwestie grondig heeft onderzocht. Evenzo zal een christen, als zijn hart vervuld is van de wens mensen te helpen, hen willen leren kennen. Slechts dan zal een getuige van Jehovah in staat zijn personen doeltreffend hulp te bieden.

De beste manier waarop Jehovah’s Getuigen zich op het predikingswerk kunnen voorbereiden, schuilt dan ook niet zozeer in het uit het hoofd leren van enkele toespraakjes, maar in het voorbereiden van hun hart. Als wij in ons hart oprechte belangstelling koesteren voor de mensen die wij ontmoeten, zal het ons nooit aan woorden ontbreken. Wij zullen dingen zeggen en doen om hen in geestelijk opzicht te helpen.

Als wij in onze bediening persoonlijke belangstelling hebben voor anderen, blijven wij denken aan de personen die wij ontmoeten, ook nadat wij bij hun deur zijn weggegaan. Wij worden ertoe bewogen hen nog eens te willen bezoeken.

Een getuige van Jehovah in Connecticut (VS) vertelde haar moeder over een jonge vrouw die zij bij de van-huis-tot-huispredikingsactiviteit had ontmoet. „Zij keek me met haar grote blauwe ogen aan en zei: ’Ik geloof niet in God’”, zo vertelde zij haar moeder. „Maar ik voel dat er iets in zit, Moeder, en ik wil haar toch nog eens bezoeken.”

De Getuige ging inderdaad terug. Er werd een bijbelstudie opgericht. Zes maanden later begon de jonge vrouw deel te nemen aan de van-huis-tot-huisprediking en spoedig daarna werd zij als een christen gedoopt. Nu is deze voormalige atheïste de vrouw van een reizende opziener van Jehovah’s Getuigen.

Omdat wij Jehovah en Jezus navolgen door persoonlijke belangstelling voor anderen te tonen, voelen mensen zich aangetrokken tot ons en tot de waarheid van Gods Woord die wij onderwijzen.

„ZORG VOOR ELKAAR”

Wat de discipelen van Jezus samenbindt in de christelijke gemeente, is hun liefdevolle belangstelling voor elkaar (Joh. 13:35; Gal. 6:10). De apostel Paulus vergeleek de christelijke gemeente met het menselijk lichaam toen hij een beschrijving gaf van de onderlinge afhankelijkheid en wederzijdse belangstelling die er onder de gemeenteleden bestaat. Hij schreef:

„Het oog kan niet tot de hand zeggen: ’Ik heb u niet nodig’, en evenmin het hoofd tot de voeten: ’Ik heb u niet nodig.’ . . . zodat er geen verdeeldheid in het lichaam zou zijn, maar de leden ervan dezelfde zorg voor elkaar zouden hebben.” — 1 Kor. 12:14-25.

De Griekse uitdrukking voor ’dezelfde zorg voor elkaar hebben’, betekent letterlijk ’bezorgd om elkaar zijn’ (Kingdom Interlinear Translation). Daardoor wordt de intensiteit beklemtoond van de persoonlijke belangstelling die de leden van de gemeente voor elkaar dienen te koesteren. Paulus verschaft hier een overtuigend argument voor als hij zegt: „Wanneer één lid lijdt, lijden alle andere leden mee; of wanneer een lid heerlijkheid ontvangt, delen alle andere leden in de vreugde.” — 1 Kor. 12:26.

Door persoonlijke belangstelling te tonen voor anderen, brengen wij het goede in mensen boven. Wij zien een potentieel voor het goede in anderen en voeden het.

De bijbel vertelt ons dat Barnabas persoonlijke belangstelling had voor Johannes, bijgenaamd Markus, als metgezel op zijn zendingsreizen. Barnabas zag goede mogelijkheden in Markus, ondanks de moeilijkheden die hij Paulus en Barnabas op hun eerste zendingsreis had bezorgd. Het resultaat was dat Markus werd geholpen zich geestelijk te ontplooien tot een uitstekende dienstknecht van God (Hand. 13:5, 13; 15:36-39; 2 Tim. 4:9-11). Markus ontving uiteindelijk van God het voorrecht een bijbelboek te schrijven.

Insgelijks toonde in de Verenigde Staten een christelijke ouderling persoonlijke belangstelling voor een jonge broeder in de gemeente, een tiener. Hij nodigde de jongeman altijd uit met hem mee te gaan om hem te helpen bij de bouw van een Koninkrijkszaal, een vergaderplaats voor de gemeente. Op weg naar huis gebruikten zij dan ergens een verfrissing en praatten met elkaar. De jongen is nu volwassen en dient als kringopziener. De persoonlijke belangstelling van deze ouderling voor hem staat nog steeds in zijn geest gegrift als een van de hoogtepunten in zijn geestelijke ontwikkeling.

Als ware christenen kunnen wij een nieuw sprankje vreugde ervaren en ons doel in het leven verrijken door persoonlijke belangstelling te tonen voor anderen — niet alleen voor personen met wie wij de bijbelse boodschap delen, maar ook voor onze geestelijke broeders en zusters in de gemeente, met inbegrip van de jongeren, de bejaarden, de zieken, de weduwen, de wezen en onze eigen gezinsleden. Wij kunnen daardoor hun leven vullen met geluk.

Terzelfder tijd kunnen wij erop vertrouwen dat God ons ook op veel manieren zal belonen. In dit verband verzekerde Jezus ons: „Het is gelukkiger te geven dan te ontvangen” (Hand. 20:35). Laten dus allen die God oprecht liefhebben, de hemelse Vader navolgen door persoonlijke belangstelling voor anderen te tonen. Jezus gaf ons hierin het voorbeeld toen hij tot de melaatse zei: „Ik wil het.”

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen