De „gulden regel” — blijk van wijsheid
ENIGE tijd geleden zag men in de wijk Columbia Heights van Brooklyn, New York, een man van middelbare leeftijd zich naar zijn auto haasten, net op het moment dat een politieagent een groene bon aan zijn auto bevestigde wegens een parkeerfout. Diep verontwaardigd gaf hij een stroom heftige, boze woorden ten beste welke door de agent, die rustig doorliep, werden genegeerd. Wat had deze autobezitter met zijn uitbarsting gewonnen? Niets; zijn ontstemming was alleen nog groter geworden, terwijl hij de politieagent tegen zich had ingenomen.
Hoe anders ging het dan toe in het geval van een Engelse zendeling in Lagos, Nigeria! Toen deze op een dag bij zijn geparkeerde auto kwam, stond er een inheemse agent met een donkere huid die hem onder handen nam omdat hij zijn auto had geparkeerd op een plek waar toevallig een bord met Stopverbod stond, dat er echter pas een dag geleden was geplaatst. De agent vroeg om zijn identiteitspapieren en tijdens het overnemen van de inlichtingen hield hij een tirade over de ernst van de overtreding.
Plotseling keek de agent echter met een verbaasde uitdrukking op zijn gelaat op en vroeg: „Scheldt u me niet uit?” De zendeling antwoordde: „Waarom zou ik? U doet uw werk.” Hem wat nieuwsgierig aankijkend, vroeg de agent: „En wat voor werk doet u dan wel?” „Ik ben zendeling, een van Jehovah’s getuigen”, luidde het antwoord. Klaarblijkelijk had de agent dit antwoord niet verwacht en onmiddellijk sloeg hij een andere toon aan. Het gesprek kwam op de bijbel, met als resultaat dat de twee als vrienden afscheid namen, echter pas nadat was afgesproken dat de zendeling de bijbel met de agent zou gaan bestuderen. Het was voor deze zendeling dus de moeite waard geweest de agent te behandelen zoals hij zelf graag behandeld zou zijn.
Hoe gemakkelijk wordt niet vergeten dat een agent, een bewaker of een zaalwachter zich er soms volkomen van bewust is hoe u zich moet voelen en dat hij het wel helemaal niet prettig kan vinden dat hij moet doen wat de aard van zijn werk nu eenmaal met zich meebrengt, zoals het kracht bijzetten aan beperkingen en verordeningen en het uitschrijven van een bon voor een verkeersovertreding of een parkeerfout! Hij heeft geen gemakkelijke taak. Scheld niet op hem omdat hij zich van zijn plicht kwijt en tracht evenmin druk op hem uit te oefenen waardoor hij zijn plicht zou verzaken. Waarom zou u het in plaats daarvan niet gemakkelijker voor hem maken door eerbiedig, hoffelijk en attent te zijn, want zou u zo niet behandeld willen worden indien u in zijn plaats was? U zou het op die manier niet alleen gemakkelijker voor hem, maar ook prettiger voor uzelf maken.
Ja, het is niet alleen goed en juist, liefdevol en vriendelijk, maar ook het verstandigste om u aan de zogenoemde Gulden Regel te houden, namelijk: „Zoals gij wilt dat de mensen u doen, doet hun desgelijks.” Jezus Christus, die de mens de positieve vorm van de „gulden regel” heeft gegeven, legde hierop juist in het bijzonder de nadruk toen hij in hetzelfde verband zei: „Beoefent het geven, en u zal gegeven worden. Een ruime, aangestampte, geschudde en overlopende maat zal men in uw schoot storten. Want met de maat waarmee gij meet, zal men ook u meten.” — Luk. 6:31, 38, NW.
De „gulden regel” dringt tot de kern van de menselijke verhoudingen door, en het probleem der menselijke verhoudingen is, zoals door geleerden als P. A. Sorokin van de Harvard-universiteit werd opgemerkt, het voornaamste waarvoor de mensheid zich geplaatst ziet. In een commentaar op de krantenstaking in New York werd terecht verklaard: „Hoe is het mogelijk dat een zo ontwikkelde beschaving een mens in de ruimte kan brengen, maar geen geloof en vertrouwen tussen een werkgever en een werknemer kan opbouwen?” — Wall Street Journal, 14 februari 1963.
Hoe is het mogelijk? Het is mogelijk omdat men er thans niet in gelooft anderen zodanig te behandelen als men zelf graag door anderen behandeld zou worden. Hun gebrek aan geloof in God en hun kortzichtige zelfzucht maken de mensen blind voor de wijsheid die er in de „gulden regel” schuilt.
Waar wij ook kijken, wij zullen tot de slotsom komen dat het naleven van de „gulden regel” een blijk van wijsheid is. De kelner, de winkelbediende of de vertegenwoordiger die zijn gasten of klanten zó behandelt als hij graag door hen behandeld zou worden, zal beslist meer succes boeken dan iemand die onverschillig is. Zo zal ook de gast of de klant die zich tegenover de kelner, de winkelbediende of de vertegenwoordiger gedraagt zoals hij graag zou zien dat men zich tegenover hem gedraagt, zeer waarschijnlijk beter bediend worden dan iemand die zo’n werknemer als zijn knechtje behandelt.
Dit beginsel is in het bijzonder van kracht voor gehuwde mensen omdat zij voortdurend, nauw en intiem met elkaar in contact staan. Hoe tactvoller, attenter en liefdevoller de echtgenoten voor elkaar zijn, des te meer tact, hoffelijkheid en liefde beiden van elkaar zullen ondervinden. Wanneer een van de huwelijkspartners dus bemerkt dat de ander in tact of liefde te kort schiet, is het goed zich af te vragen: „In welke mate krijg ik alleen terug wat ik de ander geef?” Zouden beiden zich aan de „gulden regel” houden, dan zou de toestand nooit in verlating of scheiding ontaarden, om nog maar te zwijgen van ontrouw in het huwelijk. Dergelijke dingen zijn beslist niet bevorderlijk voor het geluk.
Ook ouders mogen dit beginsel niet over het hoofd zien, ook al zegt Gods Woord dat kinderen hun ouders gehoorzaam moeten zijn. De bijbel zegt namelijk ook: „Vaders, irriteert uw kinderen niet” (Ef. 6:4, NW). Door zijn kinderen onnodig te irriteren, doet een vader afbreuk aan het welzijn van beide partijen. In het begin van 1963 werd via de radio melding gemaakt van een tiener, een jongen, die zijn vader had doodgestoken omdat zijn vader hem een standje had gegeven. Klaarblijkelijk was dat standje de druppel geweest die de emmer had doen overlopen. Niet dat enige ergernis ooit de moord op iemands vader rechtvaardigt, maar wanneer de vader er aan gedacht had zijn zoon niet nodeloos te irriteren, zou hij ongetwijfeld nog in leven zijn. Terloops zij opgemerkt dat dit beginsel van kracht is voor allen die anderen mogen berispen. Geef berispingen op de manier waarop u ze zelf zou willen krijgen, en u zult meer kans hebben dat de persoon die u berispt, er voordeel van trekt, terwijl u bovendien zijn liefde zult behouden.
Merk bij dit alles op dat de „gulden regel” van u verlangt dat u het initiatief neemt. Het is niet: ’Doe anderen zoals zij u doen’, maar: ’Doet u anderen zoals u graag zou willen dat zij u doen’, ongeacht wat zij wellicht doen. Dat is wijsheid, goddelijke wijsheid. Houd u aan deze „gulden regel”, tot uw eigen welzijn en geluk.