Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w57 1/9 blz. 398-403
  • Verantwoordelijkheid aanvaarden in de Nieuwe-Wereldmaatschappij

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Verantwoordelijkheid aanvaarden in de Nieuwe-Wereldmaatschappij
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1957
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • HEB EEN AANDEEL AAN HET OPLEIDEN IN HET BEDIENINGSWERK
  • Opzieners over Jehovah’s volk
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1957
  • De verantwoordelijkheid van een christen jegens anderen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1957
  • Opzieners over de bediening
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1957
  • Vermeerder uw dienstvoorrechten
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1961
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1957
w57 1/9 blz. 398-403

Verantwoordelijkheid aanvaarden in de Nieuwe-Wereldmaatschappij

„De mens die getrouw is in het geringste, is ook in veel getrouw, en de mens die onrechtvaardig is in het geringste, is ook in veel onrechtvaardig.” — Luk. 16:10, NW.

1. Hoe denken wij over diensttoewijzingen in de Nieuwe-Wereldmaatschappij?

WANNEER men waardering heeft voor Jehovah’s Nieuwe-Wereldmaatschappij, erkent men ook dat het een gelukkig voorrecht is daarin te mogen dienen. David gaf in de volgende bewoordingen te kennen hoe hij over de dienst dacht: „Eén dag in uw voorhoven is beter dan duizend (elders); ik wil liever staan aan den drempel van het huis mijns Gods dan verblijven in de tenten der goddeloosheid” (Ps. 84:11, NBG). Zij die in de oude wereld zijn, dragen ongelukkige lasten, maar Jezus zei daarentegen: „Neemt mijn juk op u en wordt mijn discipelen, want ik ben zachtaardig en nederig van hart, en gij zult verkwikking vinden voor uw ziel. Want mijn juk is weldadig en mijn last is licht” (Matth. 11:29, 30, NW). Een ware christen vindt het een onuitputtelijke bron van vreugde, verantwoordelijkheid te mogen dragen en meer te kunnen doen om zijn broeders en zusters te dienen.

2. Hoe en waarom dient men ’te trachten een opzienersambt te verkrijgen’?

2 In 1 Timotheüs 3:1 staat geschreven: „Indien iemand een opzienersambt tracht te verkrijgen, verlangt hij naar een juist soort van werk” (NW). Wanneer dit goed is, zullen wij het willen doen ook. Hoe? Niet door ons zelf in de organisatie op de voorgrond te plaatsen en een hele veldtocht te voeren om een ambt te verkrijgen. Het is meer zo dat de organisatie voortdurend groeit en er telkens behoefte is aan meer dienaren om het opzicht over de Koninkrijksbelangen op zich te nemen. Zo zijn er wanneer er nieuwe gemeenten worden gevormd of er nieuwe dienstcentrums in de gemeente worden opgericht, meer rijpe broeders nodig om de daarmee verbonden verantwoordelijkheid op hun schouders te nemen. Zult u hiertoe in staat zijn? Toen u zich aan Jehovah opdroeg om hem te dienen, zei u: „Hier ben ik, zend mij” (Jes. 6:8, NBG). U bent nu verplicht dat wat u toen aan Jehovah God hebt gezegd, na te komen. U bent zich er volledig van bewust dat hij u niet zal zenden om hem als opziener van een gemeente van zijn volk te vertegenwoordigen, tenzij u aan de bijbelse vereisten voldoet. U dient er dus naar te streven rijper te worden en u er voortdurend op toe te leggen aan de aan opzieners gestelde hoge maatstaven te voldoen (Hebr. 5:12–6:3). Wanneer er dan behoefte aan een opziener is, zal Jehovah u zenden, omdat u er in zijn Woord voor bent aangewezen. Mocht het echter zo zijn, dat er niet direct een opziener nodig is, dan heeft u er toch niets mee verloren. Elke rijpe bedienaar van het evangelie in de Nieuwe-Wereldmaatschappij dient evenveel belang te stellen in de vooruitgang van de organisatie als de aangestelde dienaren. Zij bieden hun diensten dus gaarne aan de aangestelde broeders aan en gebruiken hun bekwaamheid om het werk op theocratische wijze uit te breiden.

3. Welke verstandige regeling wordt er voor toekomstige expansie getroffen?

3 Opzieners in de gemeente dienen eveneens een vooruitziende blik te hebben. Zij dienen te beseffen dat er een dag zal aanbreken dat er meer broeders nodig zullen zijn om in dienstposities aangesteld te worden. Met een praktische en vooruitziende blik doen zij er dus goed aan, hen die de vereiste hoedanigheden van liefde en nederigheid aan de dag leggen en ernstig verlangen hun broeders en zusters te dienen, toe te rusten voor het dienaarschap. Wanneer er dan behoefte aan bestaat, zal er geen gebrek aan zijn, maar zullen er mannen die reeds opgeleid en schriftuurlijk bekwaam zijn, klaar staan om het werk over te nemen. Dit opleiden geschiedt natuurlijk niet door hen werkelijk de vergaderingen te laten overnemen of het werk van de dienaar te laten doen, wanneer deze zelf aanwezig is en zich van zijn taak kan kwijten. Degene die opgeleid wordt, kan echter met de aangestelde dienaar samenwerken en goed opletten, en de aangestelde dienaar kan hem zorgvuldig onderwijs geven, zoals Jezus zijn apostelen en Paulus Timotheüs onderwees.

4. Wat blijkt volgens 1 Petrus 5:1-5 de juiste houding van een opziener te zijn?

4 Wat dient men te doen wanneer men eenmaal door de heilige geest als opziener is aangesteld? In 1 Petrus 5:1-5 wordt aangegeven welke handelwijze wij dan moeten volgen: „Weidt de kudde Gods die aan uw zorg is toevertrouwd, niet onder dwang, doch bereidwillig, noch uit liefde voor oneerlijke winst, maar volijverig, noch als heersend over hen die Gods erfdeel zijn, doch als voorbeelden voor de kudde wordend. . . . Omgordt u . . . allen met nederigheid des geestes jegens elkaar, want God wederstaat de hooghartigen, maar de nederigen schenkt hij onverdiende goedgunstigheid” (NW). Daar u beseft dat de kudde Gods — mensen die hij liefheeft, zij die tot zijn uitverkoren gezalfde overblijfsel behoren en anderen die hij als het kostbaarste aller natiën beschouwt, zijn „andere schapen” — aan uw hoede is toevertrouwd, dient u zich goed bewust te zijn van de grote verantwoordelijkheid welke op u rust. Zulk een positie kweekt in iemand die werkelijk theocratisch is, geen superioriteitsgevoel aan, maar hij wordt er eerder nederig door. Zijn wens is, Jehovah en zijn broeders en zusters te dienen, en niet door anderen gediend te worden. — Micha 6:8; Matth. 20:26, 27.

5. Waarom is het zo belangrijk dat men thans getrouw zijn dienst volbrengt?

5 Zij die tot het gezalfde overblijfsel behoren, zijn broeders van de Koning Christus Jezus. Het is belangrijk dat ieder van hen persoonlijk getrouw zijn dienst volbrengt door voor de Koninkrijksbelangen zorg te dragen. Wanneer zij nu niet aan de vereisten van de dienst voldoen, zullen zij verworpen worden omdat zij in enkele dingen ontrouw zijn, zij zullen de vreugde des Heren verliezen en niet tot het hemelse koningschap verheven worden. Zij willen de hen voor ogen gehouden prijs verwerven (Matth. 25:14-30). De „andere schapen” moeten eveneens tonen dat zij getrouw de belangen van de Meester bevorderen. In dat geval zal hun het gelukkige lot ten deel vallen door Armageddon heen en ook nog in Gods nieuwe wereld hun vorstelijke positie te behouden. — Jes. 32:1.

6. Waardoor wordt iemand als een bedienaar van het evangelie aanbevolen?

6 Men wordt in de Nieuwe-Wereldmaatschappij geen bedienaar van het evangelie doordat men een brief krijgt met zijn naam er op en men ziet dan ook niet voor een aanbevelingsbrief naar een mens op om zijn positie als dienstknecht van God hoog te houden. Jehovah God heeft ons de bediening van het evangelie toevertrouwd en de vruchten hiervan vormen onze aanbevelingsbrief en tonen dat wij de bediening van het evangelie verrichten. Deze voor allen leesbare brief is op de harten van mensen geschreven (2 Kor. 3:1-3). Zo is het ook gesteld met opzienersambten welke de Heer aan rijpe bedienaren van het evangelie geeft. Daarmee is de zaak echter niet ten einde. Alhoewel door dit extra-dienstvoorrecht blijkt dat God onze voorgaande getrouwe dienststaat erkent, moet men niet op zijn bericht uit het verleden teren. Onze aandacht moet op onze huidige toewijzing gericht zijn en men moet vruchten blijven voortbrengen waardoor zijn God geëerd wordt. — Joh. 15:1-8; Matth. 21:18, 19.

7. Welke prachtige maatstaf is er in de Schrift voor opzieners vastgelegd?

7 Om op juiste wijze opzicht over de gemeente te houden, moet men nauwgezet Christus Jezus’ voorbeeld volgen, want hij is onze Leider en ons Voorbeeld. Jehovah zelf is de „herder en opziener van uw zielen” (1 Petr. 2:25, NW). Jezus erkende dat Jehovah vol mededogen met zijn volk omgaat, dat hij geduldig en vergevensgezind ten aanzien van onze tekortkomingen is en dat, alhoewel de mens zijn schepselen niet kan tellen, Hij rekening houdt met de noden van elk hunner (Jes. 49:13; Ps. 103:14; 145:14-16). Alhoewel er velen bijeenkomen om hem te aanbidden, schenkt hij in zijn oneindige liefde zelfs aandacht aan de schijnbaar onbetekenenden onder hen. Omdat zij hem in waarheid aanroepen, verhoort hij hun gebeden en leidt hij hen (Ps. 145:18, 19). Jezus zei: ’Mijn Vader in de hemel, wenst niet dat een van deze kleinen vergaat’ (Matth. 18:12-14, NW). De profeet Jesaja toonde hoe teder de Vader de schapen liefhad, want hij schreef: „Ziet, Jahve, de Heer, komt als de sterke, . . . Als een herder weidt Hij zijn kudde, de lammeren neemt Hij op zijn arm, laat ze liggen op zijn schoot, en waakt met zachtheid over de moederschapen” (Jes. 40:10, 11, KB). Jezus volgde het voorbeeld van zijn Vader en liet ons aldus een navolgenswaardig liefderijk voorbeeld na.

8. Waarom is het belangrijk dat er aan elke bedienaar van het evangelie persoonlijk belangstelling wordt geschonken, en hoe kan dit worden gedaan?

8 Men toont ware liefde voor de kudde Gods wanneer men persoonlijk belang stelt in de noden van elke bedienaar van het evangelie afzonderlijk (1 Kor. 10:24, NW). Er moet niet alleen aan hen als groep aandacht worden geschonken, maar elk moet de nodige hulp krijgen om gelijke tred te kunnen houden met de geestelijke groei der gemeente in haar geheel. Een der voornaamste redenen waarom er berichten van de predikingsactiviteit van Jehovah’s getuigen worden opgemaakt is, dat de afzonderlijke personen in de gemeente op de juiste wijze hulp kan worden geboden hun bediening van het evangelie beter te volbrengen. Het bericht op zich is niet het doel; er blijkt slechts uit dat er goed werk is verricht en er wordt door te kennen gegeven waar hulp nodig is om vooruit te kunnen gaan. Zij die ijverig in de dienst zijn, doen iets wat goed is. Jehovah zegent hun krachtsinspanningen en zij brengen vruchten voort. Zij zijn dientengevolge gelukkig, energiek en willen graag nog meer doen. Nu gaan wij eens onderzoeken wat er gedaan kan worden om anderen in de gemeente te helpen een even volledig aandeel te hebben en dezelfde vreugde in hun dienst te hebben.

HEB EEN AANDEEL AAN HET OPLEIDEN IN HET BEDIENINGSWERK

9. Hoe dient men te reageren wanneer er regelingen zijn getroffen dat men in de bediening van het evangelie wordt opgeleid?

9 Wanneer men de waarheid leert kennen en waardering heeft voor het voorrecht om de Almachtige God als een van zijn getuigen te dienen, doet men een stap voorwaarts met zich aan God op te dragen en door de onderdompeling in water te symboliseren dat men het onvoorwaardelijke besluit heeft genomen Jehovah te dienen (Hebr. 10:9). Alhoewel men beseft dat dit ongetwijfeld de belangrijkste stap voorwaarts in Gods dienst is, weet men ook dat het niet de enige stap is. Men zal vooruit moeten blijven gaan door gebruik te maken van de voor ons getroffen voorzieningen om als een rijpe bedienaar van het evangelie tot volle wasdom te komen. De opzieners en anderen in de gemeente weten dat u onderwijs nodig heeft om de Koninkrijksboodschap doeltreffend te kunnen aanbieden en om moeilijkheden welke zich kunnen voordoen wanneer men de waarheid aan anderen uitlegt, op te lossen. Daar zij dit beseffen, zenden zij de nieuwe broeders niet zo maar uit om te prediken, hen dan daarbij succes wensend zonder hun enige werkelijk praktische hulp te geven (Jak. 2:14-17). Integendeel, de theocratische organisatie heeft een goed georganiseerd programma voor de opleiding in het bedieningswerk in het leven geroepen (Ef. 4:11-13). Zowel nieuwelingen als anderen die al jaren met de gemeente zijn verbonden, krijgen liefderijk hulp geboden. „Schenkt daarom” wanneer die hulp wordt gegeven, „aandacht aan de wijze waarop gij luistert” (Luk. 8:18. NW). Wees niet onverschillig, waardoor het doel van deze voorziening — een uiting van Gods onverdiende goedgunstigheid — gemist zou worden. Tracht ernstig elk punt van het onderwijs te begrijpen en toe te passen. Maak van elke gelegenheid gebruik om tot rijpheid voort te gaan. Grotere zegeningen zijn voor u weggelegd.

10. Wat is de volgende stap nadat wij zijn opgeleid, en hoe dienen wij daarover te denken?

10 Nadat u zelf zo bent opgeleid, behoort u „met het oog op de tijd leraars” te zijn, zegt de apostel Paulus (Hebr. 5:12, NW). Trek u nu niet terug en zeg niet dat u niet tegen zo’n toewijzing bent opgewassen, dat u een ander niet kunt leren hoe hij aan de deuren moet prediken, huisbijbelstudies moet leiden en een doeltreffend aandeel kan hebben aan de gemeentevergaderingen (Hebr. 10:38, 39). Jehovah belooft u dat hij u zijn geest zal schenken en daarmee kunt u het wel. U heeft het zelf werkelijk geweldig fijn gevonden dat u hulp aangeboden kreeg en stap voor stap in uw dienst vooruitging. Lees nu eens wat er in Handelingen 20:35 staat opgetekend: „Ik heb u in alles getoond dat gij door aldus te arbeiden de zwakken moet bijstaan en de woorden van de Here Jezus indachtig moet zijn, die zelf zeide: ’Het is gelukkiger te geven dan te ontvangen’” (NW). U heeft gezien welk een voorbeeld uw broeders u gegeven hebben. Volg dat nu na en ervaar de grotere vreugden welke u nog te wachten staan, ervaar dat het zelfs gelukkiger is anderen hulp te bieden dan zelf iets te ontvangen. Wees dankbaar voor het voorrecht en kwijt u er van als voor Jehovah (Kol. 3:23, 24). „Waarnaar . . . in rentmeesters wordt uitgezien, is, dat het een man is die getrouw wordt bevonden” (1 Kor. 4:2, NW). Zulk een getrouwe rentmeester zal zich er niet tevreden mee stellen een minimale hoeveelheid dienst te verrichten. Wanneer hij geen definitieve resultaten ziet, zal hij de wijze waarop hij zich van zijn taak kwijt, eens aan een nader onderzoek onderwerpen. Hij heeft zijn Meester lief en wil zijn werk goed verrichten. De opziener stelt ook belang in de vooruitgang van elke bedienaar van het evangelie en in het opleidingsprogramma, en hij toont dit door geregeld na te gaan hoe elk zich van alle gegeven toewijzingen kwijt. Hij gaat aan de hand van elk dienstrapport na welke vooruitgang er is gemaakt en hij gaat met elk van hen eens mee wanneer zij naar de huizen van anderen gaan om een uiteenzetting te geven van het goede nieuws van het Koninkrijk. Aldus kan hij vriendelijk raad geven en nagaan wie er bekwaam zijn geworden om anderen te helpen.

11. Waarom is het belangrijk dat de opziener de gemeente een goed voorbeeld geeft?

11 Nimmer dient een dienaar te heersen over hen die Gods erfdeel zijn. Hij moet veeleer een voorbeeld voor de kudde zijn (Matth. 23:8-11; 2 Kor. 1:24). Dit betekent dat hij niet iemand is die anderen alleen maar zegt wat zij moeten doen, maar dat hij gelijk met hen moet optrekken. Gewoonlijk ziet men in de gemeenten weerspiegeld hoe de dienaren zijn. Wanneer zij ijverig zijn, is de gemeente levendig. Zijn zij onverschillig, dan zit er ook geen leven in de gemeente en is er maar weinig vooruitgang. Het is daarom belangrijk dat de opzieners grote belangstelling voor hun werk aan de dag leggen. De Nieuwe-Wereldmaatschappij gaat snel en gestadig vooruit, en wil men voor het ambt van opziener geschikt zijn dan moet men vooruitstrevend zijn. Men is natuurlijk verstandig en loopt niet vooruit op de organisatie, noch gaat men zo langzaam vooruit dat de organisatie ons vóórkomt. Men loopt de wedloop met volharding en houdt gelijke tred met de Nieuwe-Wereldmaatschappij. — Fil. 3:16; Hebr. 12:1, 2.

12. Waardoor wordt men er van weerhouden door onbelangrijke aangelegenheden afgeleid te worden?

12 Iemand die rijp in christelijke groei is, heeft de gave ontwikkeld alles in zijn juiste verhouding te zien. Hij is niet gemakkelijk af te leiden van het huidige, werkelijk belangrijke werk. „Dit blijf ik bidden, dat uw liefde steeds overvloediger moge zijn in nauwkeurige kennis en volledig onderscheidingsvermogen, opdat gij u er van moogt vergewissen wat belangrijker is, zodat gij onberispelijk moogt zijn en anderen niet tot op de dag van Christus doet struikelen, en vervuld moogt zijn van rechtvaardige vruchten, welke door Jezus Christus zijn, tot heerlijkheid en lof van God” (Fil. 1:9-11, NW). Op welke werkelijk belangrijke dingen richt hij zijn aandacht? Niet op het op het ingeleverde rapport genoteerde aantal uren; niet op de hoeveelheid verspreide lectuur. Neen, die dingen weerspiegelen slechts de mate waarin wij de aangelegenheden die van het grootste belang zijn, waarderen en geleerd hebben doeltreffend aan anderen uiteen te zetten.

13. Op welke werkelijk belangrijke punten dient onze aandacht gericht te zijn, en hoe zal dit uit onze bediening van het evangelie blijken?

13 Van het grootste belang is, dat Jehovah’s naam door zijn koninkrijk gerechtvaardigd zal worden en dat wij het voorrecht hebben zijn zijde van de strijdvraag te verdedigen, door, terwijl wij van de waarheid getuigenis blijven afleggen, onze rechtschapenheid te handhaven (Job 2:1-6; Spr. 27:11). De voornaamste taak van de opziener is derhalve, hen die tot de gemeente behoren, te helpen er aan te denken Jehovah’s soevereiniteit te erkennen en Hem te allen tijde te verheerlijken, en hij dient aller aandacht op Jehovah’s organisatie te richten als de enige regeling waardoor zijn volk hem kan aanbidden. Wanneer men de juiste waardering heeft voor het voorrecht dat men door Jehovah toegewijd te zijn, zijn zijde van het grote geschilpunt mag hooghouden, en wanneer men inziet dat de ware aanbidding niet slechts voor het gemak van de mens is ingesteld, maar dat wij God door middel hiervan moeten dienen, dan ziet men zijn verhouding tot de Levende God in het ware licht. Wanneer wij door zulk een waardering voor de belangrijker dingen worden geleid, kunnen wij er zeker van zijn dat de vruchten welke wij in onze bediening van het evangelie hebben voortgebracht, een lofzang voor de Vader zullen zijn. Wanneer het slechts het „penninkske van de weduwe” is, van iemand die slechts een uur of twee per maand aan de Koninkrijksprediking kan besteden en niet meer kan doen, dan is dit Jehovah aangenaam (Mark. 12:41-44). Wanneer er daarentegen iemand is die de strijdvraag inziet en vijftig uur per maand in de velddienst zou kunnen staan of zijn aanbieding van de waarheid zou kunnen verbeteren, dient hij dit te willen doen. Of wanneer hij zijn aangelegenheden zo zou kunnen regelen dat hij een volle-tijd-pionier-bedienaar van het evangelie zou kunnen worden, zullen nauwkeurige kennis van de betreffende strijdvraag en diep-gewortelde liefde hem er toe brengen God in die hoedanigheid te loven. — 2 Kor. 9:7.

14. (a) Hoe kunnen wij tonen dat wij ’bereid zijn te gehoorzamen’? (b) Wat is onontbeerlijk voor toename?

14 „De wijsheid van boven is . . . bereid te gehoorzamen” (Jak. 3:17, NW). Door die wijsheid gedreven zullen wij ook graag gehoorzamen. Wij dienen zelfs zo graag te willen gehoorzamen, dat wij aan het werk gaan om te zien wat wij gehoorzaam kunnen doen. Jehovah’s getuigen zijn er zich terdege van bewust dat de groei der Nieuwe-Wereldmaatschappij geen mensenwerk is. Alhoewel een hunner het waarheidszaad uit Gods Woord mag planten en een ander die acht slaat op de bijbelse raad om bij de zachtmoedigen nabezoeken te brengen, opkweekt, doet God het per slot van rekening toch groeien (1 Kor. 3:6). Voor toename is zijn heilige geest of werkzame kracht nodig, en die werkt samen met zijn Woord en organisatie. Dat betekent dat het belangrijk is aan het geschreven Woord vast te houden, dit te bestuderen en in praktijk te brengen, om aldus toename aan de dag te leggen. — Joz. 1:8.

15. Hoe dient men te reageren op van het Genootschap ontvangen instructies? Wat dient er te worden gedaan om er op toe te zien dat zij volledig worden toegepast?

15 Zo ook met de instructies van de „getrouwe en beleidvolle slaaf,” hetzij dat die in gedrukte of gestencilde vorm worden verzonden of in een door een kringdienaar of iemand anders die als vertegenwoordiger van het Wachttorengenootschap is uitgezonden, geschreven rapport zijn achtergelaten. De priesters in het Israël uit de oudheid leerden, om maar nergens in tekort te schieten, de instructies voor hun tempeldienst zelfs uit het hoofd. Thans dienen de opzieners de van het Genootschap ontvangen instructies goed te kennen, en zij dienen zich er punt voor punt van te vergewissen dat ze ter plaatse alle in praktijk worden gebracht. Zij zullen regelingen treffen voor leerzame en praktische wekelijkse dienstvergaderingen waarin die instructies zijn verwerkt en welke aan de plaatselijke omstandigheden van de gemeente zijn aangepast, zodat allen zullen beseffen dat ze ook voor hen bedoeld zijn. Zelfs daarmee is de zaak nog niet af, omdat de opziener er belangstellend op toe ziet dat alle bedienaren van het evangelie de instructies in praktijk brengen. Hij gaat nog verder door regelingen te treffen dat de punten op de verschillende dienstcentrums besproken worden wanneer de broeders en zusters voor de velddienst bijeenkomen, en hij werkt met hen samen om hen te helpen het gehoorde in praktijk te brengen. Aldus worden allen geholpen volledig gehoor te geven aan de raadgevingen van de organisatie waarop Jehovah’s geest werkzaam is. Allen zullen bemerken dat Jehovah hun bediening van het evangelie zegent. Zij zullen allen tezamen voorwaarts gaan met de Nieuwe-Wereldmaatschappij. Opzieners stellen niet alleen in hun eigen bediening van het evangelie belang maar zij houden tevens vol belangstelling het oog gericht op het persoonlijke welzijn van hun broeders en zusters. — Fil. 2:1-4, NW.

16. Welke goede raad gaf Paulus Timotheüs en hoe kunnen wij nagaan of wij zelf vorderingen maken?

16 De apostel Paulus schreef de jonge man Timotheüs iets wat ons tot nadenken stemt: „Denk hierover diep na, word er geheel door in beslag genomen, opdat uw vooruitgang voor alle mensen zichtbaar kan zijn. Schenk voortdurend aandacht aan u zelf en aan uw onderwijs. Blijf hierbij, want hierdoor zult gij zowel u zelf redden als hen die naar u luisteren” (1 Tim. 4:15, 16, NW). Elk van ons kan die raad ter harte nemen. Grijpt u als Gods dienstknecht alle u geboden gelegenheden aan? Verricht u als gemeenteverkondiger of volle-tijd-bedienaar van het evangelie uw bediening ten volle? Is er vooruitgang merkbaar? Breidt u uw bediening uit en legt u er zich voortdurend op toe uw theocratische bekwaamheden te vergroten, zodat u de Nieuwe-Wereldmaatschappij van groter nut bent? Geeft u de theocratisch aangestelde dienaren 100 procent steun en neemt u alle raad welke de theocratische organisatie ons geeft, persoonlijk ter harte?

17. Welke raad wordt de dienaren hier gegeven?

17 Indien u een dienaar in een geestelijk ambt bent — een van de dienaren aangesteld om de gemeenteopziener te helpen — kwijt u dan goed van uw toewijzing. Neem de verantwoordelijkheid welke de theocratische organisatie u geeft, op u, niet onder dwang, maar graag. Doe uw werk van ganser harte omdat u er behagen in schept de reine aanbidding te bevorderen. Laat de gemeente-, kring-, districts- en bijkantooropzieners ook dit gezegd wezen: Leg u er ijverig op toe volgens de hoge maatstaven te leven welke voor u in de bijbel zijn vastgelegd. Wend u altijd tot de bijbel om raad. Houd u vast aan de theocratische organisatie. Luister goed naar de raad welke ze geeft, want juist in deze instructies staat vervat dat u er voortdurend op uit moet zijn middelen te vinden om uw dienst als opziener te verbeteren. Volg dezelfde handelwijze als de apostel Paulus, die tot zijn broeders en zusters kon zeggen: „Wordt mijn navolgers, evenals ik het van Christus ben” (1 Kor. 11:1, NW). Er is veel aan uw zorg toevertrouwd en er zal dan ook veel van u verlangd worden. Zelfs nu kunt u echter reeds de vreugde van de Meester binnengaan door getrouw uw toewijzing te vervullen. — Matth. 13:12.

18. Welke plaats dienen onze theocratische toewijzingen in ons leven in te nemen?

18 Het is boven elke twijfel verheven dat Jehovah thans zijn Nieuwe-Wereldmaatschappij toerust om in de nieuwe wereld leven te ontvangen. Uw levensdoel is, Jehovah te dienen. Hij heeft u het gelukkige voorrecht gegeven dienst in zijn organisatie te mogen verrichten. Wat zou God dan aangenamer kunnen zijn, dan dat u gehoor geeft aan deze oproep tot dienst en uw gehele leven van ganser harte instelt op de aan uw zorg toevertrouwde dienst? Er moet thans nog een geweldig werk verricht worden en met Jehovah’s geest zal dit gebeuren. Wanneer u zich goed van uw taak kwijt, zal u eeuwig leven ten deel vallen, waarin u het opzicht zult hebben over Gods belangen in zijn nieuwe wereld.

Ik heb lust om uw wil te doen, mijn God, uw wet is in mijn binnenste. Ik verkondig de blijde mare van uw gerechtigheid in een grote gemeente; zie, mijn lippen weerhoud ik niet. — Ps. 40:9, 10, NBG.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen