Zekerheid die met geen geld te koop is
VOOR de meeste mensen betekent zekerheid materiële bezittingen. Als zij een goede betrekking, een mooi huis en een dikke bankrekening hebben, menen zij dat zij veilig zijn.
Garanderen deze dingen echter, hoewel ze een zeker comfort kunnen geven, werkelijk zekerheid?
Kan iemand werkelijk garanderen dat hij zijn betrekking over een jaar nog heeft? Tallozen hebben hun betrekking verloren om redenen die zij niet in hun macht hadden. Misschien verhuisde hun firma of ging ze een ander beleid voeren waarbij ze mensen ontsloeg. Of wellicht gaat ze failliet, waardoor ze gedwongen is de arbeiders te ontslaan. In sommige plaatsen raken mensen zelfs wegens rassen- of religieuze vooroordelen hun betrekking kwijt!
Ook zijn in vele landen zowel huizen als zakenpanden door burgeroorlog of relletjes verwoest. Merk op wat een man die zijn levenswerk in enkele minuten in vlammen zag opgaan, vorig jaar zomer als nasleep van één zo’n rel in de Verenigde Staten deed. Een verslag vermeldt: „Een neger die door branden waarvan de rassenrel in Cambridge [Maryland] op 24 juni gepaard ging, twee zakenpanden had verloren, pleegde vandaag zelfmoord.”
En dan de kruidenier die zijn hele leven hard had gewerkt en die het volgende overkwam, zoals de pers bericht: „Een 60-jarige kruidenier werd gisteren bij een poging tot beroving in zijn winkel vermoord.” Aan zijn harde levenswerk was een bitter einde gekomen.
Welke zekerheid hebben miljoenen mensen als zij niet eens weten waar hun volgende maaltijd vandaan komt? Een bericht uit India meldde onlangs het volgende:
„Naar schatting tussen de 35 en 40 percent van de kinderen in India heeft wegens een tekort aan eiwit een permanente hersenbeschadiging opgelopen voordat zij de schoolgaande leeftijd bereikt hebben.
Dit betekent dat wij [in India] minder dan menselijke wezens produceren ten getale van 35 miljoen per jaar. Tegen dat zij de schoolgaande leeftijd bereiken, zijn zij niet in staat zich voldoende te concentreren om kennis in zich op te nemen en vast te houden.”
En wat valt er over de miljoenen mensen te eggen die dachten dat zij zekerheid hadden, naar die desondanks — in de verschrikkingen van twee wereldoorlogen, de Koreaanse oorlog, en nu in de oorlog in Vietnam — huizen, zaken en zelfs hun leven hebben verloren? Wat dunkt u van de velen wier spaarpenningen werden weggevaagd toen een wilde inflatie de waarde van hun geld teniet deed?
DE ONZEKERHEID VAN HET LEVEN ZELF
Hoe onbestendig zekerheid is, en hoe onverstandig het is al ons vertrouwen op materiële bezittingen te stellen, heeft Jezus geïllustreerd toen hij zei:
„Het land van een zeker rijk mens had een goede oogst opgeleverd. Dientengevolge overlegde hij bij zichzelf en zei: ’Wat zal ik doen, nu ik mijn gewas nergens kan bijeenbrengen?’ Hij zei dan: ’Dit zal ik doen: Ik zal mijn voorraadschuren afbreken en grotere bouwen, en daarin zal ik al mijn graan en al mijn goede dingen bijeenbrengen; en ik zal tot mijn ziel zeggen: „Ziel, gij hebt vele goede dingen opgelegd voor vele jaren; neem uw gemak, eet, drink en wees vrolijk.”’
Maar God zei tot hem: ’Onredelijke, nog deze nacht eist men uw ziel van u op. Voor wie zullen dan de door u opgeslagen dingen zijn?’
Zo gaat het met iemand die schatten vergaart voor zichzelf, maar niet rijk is met betrekking tot God.” — Luk. 12:16-21.
Waar het in Jezus’ illustratie om gaat, is, dat werkelijke zekerheid door materiële bezittingen een illusie is. Zelfs al slaagt iemand er ook in zijn materiële bezittingen zijn hele leven vast te houden, wat heeft hij er dan aan als hij sterft? Hij kan ze niet meenemen in het graf. Job zei hierover: „Naakt ben ik uit den schoot mijner moeder gekomen, naakt zal ik [naar de aarde] wederkeren.” — Job 1:21.
De nuchtere waarheid is precies zoals de apostel Paulus onder inspiratie schreef: „Wij hebben niets in de wereld meegebracht en kunnen er ook niets uit meenemen.” — 1 Tim. 6:7.
DE VERSCHAFFER VAN WARE ZEKERHEID
Jezus Christus heeft gezegd: „Ook al heeft iemand overvloed, zijn leven spruit niet voort uit de dingen die hij bezit” (Luk. 12:15). Geen enkel materieel bezit kan leven geven, noch iemand voor onbepaalde tijd in leven houden. En stellig kan geen enkel materieel ding de doden weer tot leven brengen.
Alleen de Almachtige God heeft de macht leven te geven (Hand. 17:25, 28). Hij heeft ook de macht eeuwig leven te schenken (Joh. 17:3). En God heeft beloofd degenen weer tot leven te brengen die reeds gestorven zijn, indien zij voor Christus’ loskoopoffer in aanmerking komen! Daarom werd Job ertoe bewogen te zeggen: „Och, of Gij mij in het dodenrijk wildet versteken, . . . dat Gij mij een tijd steldet en dan weer aan mij dacht” (Job 14:13). Ja, God gedenkt hen die hun vertrouwen in Zijn voorziening stellen in plaats van in materiële bezittingen. Zelfs de dood zal niet voor altijd over hen zegevieren, omdat God in zijn nieuwe samenstel van dingen de mensen die voor Christus’ loskoopoffer in aanmerking komen, zal opwekken of weer tot leven zal brengen. — Joh. 5:28, 29.
Wie kan u nog meer garanderen dat u weer zult leven? Wie kan u nog meer een hersteld aards paradijs beloven, ook al sterft u voordat die tijd is aangebroken? — Openb. 21:1-4.
De bijbelschrijvers hadden niet alleen het vertrouwen dat zij in de opstanding weer tot leven gebracht zouden worden, doch zij wisten ook dat hun God, Jehovah, voor hen zou zorgen als zij leefden.
Dit is ook thans het geval. Zij die hun vertrouwen in God stellen en niet in materiële bezittingen, hebben deze zekerheid eveneens. Het verlies van materiële dingen, hoewel dit misschien ongemak kan bezorgen, zal hen niet hun evenwicht doen verliezen of maken dat zij de moed opgeven. Daar zij niet hun vertrouwen in deze dingen hebben gesteld, zijn zij niet bovenmate verslagen als zij ze kwijtraken. Zij behouden hun mentale kalmte en hun geluk omdat zij weten dat God voor hen zal zorgen. Zij beseffen dat er nergens ware zekerheid is, behalve de zekerheid die Jehovah God verschaft.
Merk op hoe gedegen de basis voor hun vertrouwen in dit opzicht is. De bijbel verklaart in Hebreeën 13:5, 6: „Uw levenswijze zij vrij van de liefde voor geld, en weest tevreden met de tegenwoordige dingen. Want [God] heeft gezegd: ’Ik zal u geenszins in de steek laten noch u ooit verlaten.’ Zodat wij goede moed kunnen hebben en kunnen zeggen: ’Jehovah is mijn helper; ik zal niet bevreesd zijn. Wat kan een mens mij doen?’”
Hoe kunt u, of wie ook, zulk een vertrouwen stellen in de zekerheid die Jehovah verschaft? Door te doen wat iedereen heeft gedaan die deze zekerheid reeds bezit: Gods Woord, de bijbel, bestuderen; vaststellen wat Gods wil is, en deze ten uitvoer brengen. Dan zult u stellig de verzekering krijgen dat God voor uw beste belangen zal zorgen. Hij zal u in tijd van nood bijstaan, want „God is getrouw en hij zal niet toelaten dat gij wordt verzocht boven hetgeen gij kunt dragen, maar met de verzoeking zal hij ook voor de uitweg zorgen, opdat gij ze kunt doorstaan.” — 1 Kor. 10:13.
GEESTELIJKE BROEDERS GEVEN HULP
Iemand die de ware God dient, heeft geestelijke broeders die hem in tijd van nood ook te hulp zullen komen. Dit zijn personen die, evenals hij, in de ware God geloven en Hem dienen. Deze geestelijke broeders zijn ook niet gering in aantal. Het zijn er velen! Ja, zulke geestelijke broeders die de ware God, Jehovah, dienen, worden overal ter wereld, in 197 landen, aangetroffen. Ruim een miljoen personen zijn actief met deze organisatie verbonden en zij verlenen in tijd van nood graag hulp. De hulp die zij kunnen geven, is zeer aanzienlijk!
In september 1967 bijvoorbeeld, raasde de orkaan „Beulah” met vernietigende kracht over het zuidelijke deel van Texas en noordelijk Mexico langs de kust van de Golf van Mexico. Vele getuigen van Jehovah verloren praktisch al hun materiële bezittingen. Toen dit bekend werd, reageerden hun geestelijke broeders in nabijgelegen streken onmiddellijk door duizenden dollars aan geld, voedsel en kleding te zenden. Vrachtwagens vol levensbenodigdheden werden ijlings naar hen die zwaar getroffen waren, toegestuurd. Toen de overstromingen velen dwongen uit hun huizen te vluchten, werden zij in de huizen van medegetuigen in veiliger oorden opgenomen. Zij kregen voedsel, onderdak en kleding. Dergelijke uitingen van christelijke gastvrijheid maken deel uit van de liefde die een kenmerk is van ware aanbidders van Jehovah God, want Jezus zelf heeft gezegd: „Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt.” — Joh. 13:35.
Een van de vele aanbiedingen om te helpen, was afkomstig van gemeenten van Jehovah’s getuigen in New Orleans. Toen zij van de moeilijkheden ten gevolge van de orkaan „Beulah” hoorden, schreven zij: „De broeders in dit gebied zouden graag willen weten wat er gedaan kan worden om onze broeders in die gebieden bij te staan en te helpen.” Zij hadden grote waardering voor het voorrecht anderen te helpen, omdat zijzelf een dergelijke hulp reeds hadden ontvangen! In 1965 hadden zij in de baan van de orkaan „Betsy” gelegen, die met vernietigende kracht over het gebied van New Orleans raasde en een spoor van vernielde gebouwen en overstromingen achterliet. Toen waren de opzieners van de gemeenten van Jehovah’s getuigen aldaar onmiddellijk de hoofden gaan tellen om te zien wie hulp nodig hadden. Ook al was 80 percent van de telefoons buiten werking en al moesten zij zich een weg banen door water en puin waarin vaak slangen zaten, toch was er niet één geestelijke broeder van wie zij niet wisten waar hij was!
Bij die gelegenheid werden honderden die hulp nodig hadden in de huizen van medegetuigen opgenomen. En vanuit het hele land stroomde hulp van hun geestelijke broeders binnen in de vorm van duizenden dollars, voedsel, kleding en andere benodigdheden. Iemand die een dergelijke hulp had ontvangen, schreef: „Wat mij trof, was de liefde die de broeders aan de dag legden in het bijeenbrengen van al deze dingen om ons allen te helpen. Het was stellig een tentoonspreiding van werkelijke liefde.” Ja, deze christenen in en rond New Orleans hadden een grote waardering voor het voorrecht hun broeders in Texas en Mexico die door de orkaan „Beulah” getroffen waren, te mogen helpen!
En ook toen er verleden jaar zomer relletjes in Amerikaanse steden oplaaiden, namen Jehovah’s getuigen, waar nodig, contact op met hun geestelijke broeders en zeiden hun binnen te blijven. Er werden regelingen getroffen dat hun voedsel en andere dingen werden gebracht, zodat de meesten het vermeden zich aan gevaar bloot te stellen. En toen het huis van een getuige van Jehovah in Detroit door brand werd verwoest, werd zij snel naar een andere plaats gebracht, terwijl haar christelijke broeders haar voedsel, kleding en geld gaven totdat zij voor haar eigen levensbehoeften kon zorgen.
JEHOVAH ZORGT ALTIJD
Zelfs wanneer er geen medechristenen zijn om te helpen, vervult God toch zijn belofte om zekerheid voor zijn dienstknechten te verschaffen. Hij kan het hart van iedereen openen wanneer dit nodig zou blijken te zijn. Daarom kon de psalmist opmerken: „Jong ben ik geweest, ook ben ik oud geworden, maar — een rechtvaardige heb ik niet verlaten gezien, noch zijn nageslacht zoekende brood.” — Ps. 37:25.
Jehovah stelt er vooral behagen in voor de levensbenodigdheden te zorgen van hen die volle-tijdpredikers van Zijn koninkrijk zijn. Terwijl zij hun leven aan Gods werk wijden, zien zij naar God op om voor hen te zorgen, zoals hij heeft beloofd. Zij worden hierin nooit teleurgesteld. Daarom heeft Jezus gezegd: „.Zoekt . . . voortdurend [Gods] koninkrijk, en deze dingen zullen u worden toegevoegd.” — Luk. 12:31.
Als iemand God dus zoekt en hem dient, belooft God voor hem te zorgen en hem te verschaffen wat hij nodig heeft. Niet dat hij thans materiële rijkdom verschaft, want dat heeft hij niet beloofd. Jezus spoorde zijn discipelen niet aan om een dikke bankrekening te bidden. Hij leerde hun tot God te bidden: „Geef ons heden ons brood voor vandaag” (Matth. 6:11). In Gods nieuwe samenstel zal hij materiële welvaart uitstorten. Dan zullen alle bewoners van de aarde de goede dingen genieten die God in petto heeft voor wie hem liefhebben.
Totdat die tijd aanbreekt, is de juiste houding dezelfde die Paulus had toen hij verklaarde: „Wanneer wij . . . voedsel en kleding hebben, zullen wij daarmee tevreden zijn” (1 Tim. 6:8). Hij heeft echter ook gezegd: „Ze is . . . een middel tot groot gewin, deze godvruchtige toewijding gepaard aan het genoegen nemen met wat men heeft” (1 Tim. 6:6). Ja, kennis in zich opnemen van God en hem vervolgens dienen, geeft het grootst mogelijke gewin. Het schenkt u vele geestelijke broeders die werkelijk van u houden, heel veel zelfs. En het brengt de vriendschap en zorg van God met zich mee. Dat is zekerheid die met geen geld te koop is, die alleen God kan geven.
Een dergelijke zekerheid is ook niet tijdelijk. Ze zal eeuwig duren. Degenen die God thans dienen, zullen Gods goedkeuring hebben en zij zullen tot in zijn nieuwe ordening behouden worden, waarin Jehovah, zoals hij heeft beloofd, over de hele wereld „boog en zwaard en oorlogstuig in het land [zal] verbreken, en hen veilig doen wonen”. — Hos. 2:17 18.