Geef er blijk van getrouw te zijn
„Wat . . . van beheerders wordt verwacht is, dat elkeen getrouw wordt bevonden.” — 1 Kor. 4:2.
1. Waarom moeten Gods dienstknechten zich grote moeite getroosten om hun medemensen te helpen?
ALLEN die Jehovah God als loyale discipelen van Jezus Christus dienen, hebben een kostbare schat. (Vergelijk 2 Korinthiërs 4:1-7.) Zij bezitten uiterst belangrijke kennis die leven kan betekenen voor degenen die er in overeenstemming mee gaan handelen (Joh. 17:3). Het spreekt dan ook vanzelf dat zij zich grote moeite moeten getroosten om hun medemensen in geestelijk opzicht te helpen. Ook moeten zij bereid zijn degenen die behoeftig zijn, materiële hulp te geven. Zulk geven op materieel gebied gaat hand in hand met geven op geestelijk gebied. Dit komt doordat voedsel, kleding en onderdak onontbeerlijk zijn voor leven, en zonder leven kan iemand Jehovah God niet loven. — Ps. 30:9; 88:10-12.
2. Waartoe moeten Jezus’ discipelen, met het oog op zijn vermaning in Lukas 12:33, 34, bereid zijn?
2 Jezus Christus spoorde zijn discipelen aan: „Verkoopt al wat u toebehoort en geeft gaven van barmhartigheid. Maakt u beurzen die niet verslijten, een onuitputtelijke schat in de hemelen, waar geen dief bij komt en geen mot verteert. Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn” (Luk. 12:33, 34). Er moest van hun zijde dus een bereidwilligheid zijn om hun tijd en bezittingen tot nut van anderen aan te wenden. Het is duidelijk dat Jezus niet bedoelde dat zijn discipelen arm moesten worden om zich daarna op de liefdadigheid van anderen te verlaten. Deze discipelen moesten echter wel bereid zijn afstand te doen van bezittingen om mensen te helpen die in werkelijke fysieke of geestelijke nood verkeren.
3, 4. (a) Welke vermaning moest Timótheüs aan rijke christenen geven? (b) Welke houding moesten zij in overeenstemming met deze vermaning vermijden?
3 De geest van Jezus’ raad wordt goed geïllustreerd door wat de apostel Paulus Timótheüs gebood tot rijke christenen te zeggen. Wij lezen: „Beveel hun die rijk zijn in het tegenwoordige samenstel van dingen, niet hooghartig te zijn en hun hoop niet op onzekere rijkdom te vestigen, maar op God, die ons alle dingen rijkelijk verschaft om ervan te genieten; goed te doen, rijk te zijn in voortreffelijke werken, vrijgevig te zijn, mededeelzaam, voor zichzelf een voortreffelijk fundament voor de toekomst veilig als een schat wegleggend, opdat zij het werkelijke leven stevig mogen vastgrijpen” (1 Tim. 6:17-19). Wat houdt deze vermaning in?
4 Rijke christenen moesten zich als gevolg van hun rijkdom niet als superieure personen beschouwen. Ook moesten zij hun vertrouwen niet in rijkdommen stellen. Omdat bezittingen gestolen kunnen worden, verloren kunnen gaan of vernietigd kunnen worden, vormen ze een bijzonder armzalig fundament waarop men zijn hoop zou moeten baseren. De eeuwige God, Jehovah, verdient echter ons absolute vertrouwen. Indien wij het zonder de edelmoedige voorzieningen zouden moeten stellen die Hij voor de instandhouding van het leven op aarde heeft getroffen, zou niemand zichzelf in leven kunnen houden (Hand. 14:16, 17; 17:25). Hoe dwaas zou het daarom zijn wanneer wij de Schepper zouden negeren en ons leven rondom materiële dingen zouden opbouwen!
5. Hoe moeten wij onze middelen gebruiken, en waarom? (Luk. 16:1-13)
5 Krachtens het feit dat Jehovah de Schepper is, is hij de Eigenaar van alle dingen. Het is daarom alleen maar juist dat wij hem aanbidden en al onze middelen op een wijze gebruiken die hem welgevallig is (Ps. 95:3-6). Dit betekent dat wij deze middelen gebruiken om anderen in geestelijk en materieel opzicht te helpen. Welgestelde christenen werden ertoe aangespoord hun voortreffelijke werken, waardoor zij een bericht opbouwden, net zo overvloedig te laten zijn als hun bezittingen. Door datgene wat zij bezaten, te gebruiken om de nood van anderen te lenigen, zouden zij schatten in de hemel wegleggen. In werkelijkheid leggen alle toegewijde christenen, door personen die in geestelijk of stoffelijk opzicht behoeftig zijn, actief te blijven helpen, schatten in de hemel weg die rijke dividenden zullen geven in de vorm van beloningen van Jehovah God.
6. Waarom moeten wij er zorgvuldig op toezien dat wij ons er door niets van laten afbrengen schatten in de hemel weg te leggen?
6 In tegenstelling tot materiële bezittingen, die gestolen kunnen worden, of kleren, die door motten kunnen worden aangetast, kan een bericht van voortreffelijke werken bij God niet worden vernietigd. Daarom moeten wij, zolang wij leven, beslist onze uiterste best doen om ervoor te zorgen dat materiële bezittingen, dagelijkse zorgen of genoegens geen belemmering vormen voor het opbouwen van een voortreffelijk bericht bij Jehovah God. Vooral met het oog op de onzekere duur van ons leven, is het dringend noodzakelijk dat wij ons niet laten afbrengen van ons belangrijkste doel goedgekeurde dienstknechten van Jehovah God en loyale discipelen van onze Meester Jezus Christus te blijven. Wat zou het droevig zijn wanneer iemand door de dood wordt overvallen zonder een goed gebruik gemaakt te hebben van zijn gelegenheden om schatten in de hemel weg te leggen!
7. Wat kan ons helpen ons op het wegleggen van schatten in de hemel te concentreren?
7 Het is daarom erg belangrijk dat wij ons hart erop zetten onze schat in de hemel te vermeerderen. Wij zullen hier onder andere bij worden geholpen door er tijd voor te nemen om met waardering na te denken over hetgeen Jehovah God en Jezus Christus ten behoeve van ons hebben gedaan. Wij hebben niets minder dan ons leven aan Jehovah God te danken (Openb. 4:11). Ondanks de ondankbare houding van zovelen van de mensheid staat de Allerhoogste allen nog steeds toe van zijn edelmoedige voorzieningen voor het instandhouden van het leven voordeel te trekken (Matth. 5:45). Ja, als een uiting van zijn allesovertreffende liefde heeft Jehovah God zelfs zijn meest geliefde Zoon, Jezus Christus, niet voor een schandelijke dood aan een paal gevrijwaard. Dit heeft het voor ons mogelijk gemaakt van zonde en de dood bevrijd te worden ten einde uiteindelijk tot in alle eeuwigheid Gods volmaakte kinderen te worden (Rom. 5:8; 8:32). En Jezus Christus heeft zijn grote liefde getoond door bereidwillig zijn leven ten behoeve van ons te geven (1 Joh. 2:2). Dient de liefde die ons is betoond, ons er niet toe aan te zetten elke gelegenheid aan te grijpen om ons dankbaar te tonen door medemensen in geestelijk en materieel opzicht te helpen?
GEBRUIK DE TIJD GOED
8. Waaruit zou blijken dat iemand te veel tijd besteedt aan het najagen van genoegens?
8 Onze liefde voor Jehovah en Jezus Christus dient ons er werkelijk toe aan te zetten een goed gebruik van onze tijd te maken. Gebruiken wij onze tijd goed als genoegens zo belangrijk worden dat hierdoor de indruk wordt gewekt dat wij er niet buiten zouden kunnen? Beslist niet! Wij dienen nooit het feit uit het oog te verliezen dat vele miljoenen mensen eeuwenlang zonder radio, televisie, bioscoop, auto, sportactiviteiten, uitgebreide plezierreizen en dergelijke hebben geleefd. Is het daarom niet alleen maar redelijk en verstandig om zulke dingen in ons leven op de tweede plaats te laten komen? Indien iemand daarom bemerkt dat hij meer tijd besteedt aan het najagen van genoegens dan aan kwesties die rechtstreeks met de ware aanbidding verband houden, zou het dan niet kunnen zijn dat hij „liefde voor genoegens” heeft gekregen? (2 Tim. 3:4) En verkeert hij dan niet in gevaar geheel en al onvruchtbaar te worden wat het loven van Gods naam betreft? — Luk. 8:14.
9, 10. (a) Wanneer wij het voorbeeld van Jezus Christus in aanmerking nemen, wat is dan een evenwichtige kijk op gezonde ontspanning? (b) Wat bedoelde Jezus toen hij zei: „Mijn voedsel is, dat ik de wil doe van hem die mij heeft gezonden en zijn werk voleindig”?
9 Toegewijde dienstknechten van Jehovah God mogen zich natuurlijk terecht in verscheidene vormen van gezonde ontspanning of recreatie verheugen. Zelfs Jezus Christus aanvaardde uitnodigingen voor maaltijden en feestmalen en hij droeg tot de vreugde van een bruiloft bij door water op wonderbare wijze in bijzonder goede wijn te veranderen (Luk. 5:29; 7:36; 14:1; 19:5, 6; Joh. 2:1-11). Maar Jezus maakte genoegens, met inbegrip van voedsel en drank, niet tot het belangrijkste in zijn leven. Hij zei eens tegen zijn discipelen: „Mijn voedsel is dat ik de wil doe van hem die mij heeft gezonden en zijn werk voleindig” (Joh. 4:34). Vinden ook wij onze grootste verrukking in het doen van Gods wil?
10 Toen Jezus bovenstaande, woorden sprak, was hij moe en hongerig. Aangezien zich echter een gelegenheid voordeed om getuigenis te geven, ging hij hier zo in op dat zijn persoonlijke ongerief van ondergeschikt belang werd. De vreugde en voldoening die hem ten deel vielen doordat hij Gods wil deed, waren als voedsel voor hem. Wij zullen beslist willen dat dit ook in ons geval zo is. Daarom moeten wij genoegens binnen de perken houden, zodat ze ons niet zullen beletten het veel grotere geluk te smaken dat ons ten deel valt wanneer wij onze medemensen in geestelijk en materieel opzicht helpen.
11. Hebben christenen het recht tijd eenvoudig voor hun eigen genoegens te gebruiken, en welk beginsel kunnen wij in dit opzicht aan Jesaja 58:13, 14 ontlenen?
11 Ten einde te vermijden dat wij zelfzuchtig worden in het gebruik van onze tijd, moeten wij steeds in gedachten houden dat tijd op zichzelf een gave van Jehovah is die in overeenstemming met zijn wil gebruikt moet worden. Wij hebben niet het recht tijd eenvoudig voor onze eigen genoegens te gebruiken. Dit wordt goed geïllustreerd door wat Jehovah God tijdens de sabbatdag van de Israëlieten verwachtte. Hij verklaarde door bemiddeling van zijn profeet Jesaja: „Indien gij met het oog op de sabbat uw voet zult terughouden met betrekking tot het doen van al wat uzelf behaagt op mijn heilige dag en de sabbat werkelijk een heerlijke verrukking zult noemen, een heilige dag van Jehovah, een die verheerlijkt wordt, en hem werkelijk zult verheerlijken in plaats van uw eigen wegen te volgen, in plaats van datgene te vinden wat u behaagt en een woord te spreken in dat geval zult gij uw heerlijke verrukking in Jehovah vinden” (Jes. 58:13, 14). Behalve dat de Israëlieten op die dag geen werk verrichtte, moesten zij de sabbat dus als een dag beschouwen die speciaal aan Jehovah was gewijd. Het was geen dag waarop zij alleen maar hun eigen genoegens konden najagen, maar een tijd om werkelijk behagen te scheppen in het doen van Gods wil en geestelijke zaken op de eerste plaats te stellen. In harmonie met de geest van de sabbatwet moeten ware christenen zich erom bekommeren elke dag op een dusdanige wijze te gebruiken dat Jehovah God hier lof door ontvangt.
WEES VOORBEREID OP DE TERUGKOMST VAN DE MEESTER
12. (a) Welke andere reden hebben wij, zoals in Lukas 12:35-40 wordt aangetoond, om ijverig in Jehovah’s werk bezig te zijn? (b) In welke toestand moeten wij trachten ons elke dag te bevinden, en waarom?
12 Er is nog een reden waarom toegewijde dienstknechten van de Meester Jezus Christus Jehovah’s werk niet traag moeten verrichten. Dit wordt beklemtoond in de volgende illustratie die de Zoon van God uitsprak: „Houdt uw lendenen omgord en uw lampen brandende, en weest als mensen die op hun meester wachten, wanneer hij van de bruiloft terugkeert, om hem, als hij aankomt en klopt, terstond te kunnen opendoen. Gelukkig zijn de slaven die de meester bij zijn aankomst wakende vindt! Voorwaar, ik zeg u: Hij zal zich omgorden en hen aan tafel doen aanliggen en zal langs komen en hen bedienen. En wanneer hij in de tweede of zelfs in de derde nachtwake aankomt en hen aldus aantreft, gelukkig zijn zij! Maar weet dit, dat als de heer des huizes had geweten op welk uur de dief zou komen, hij voortdurend gewaakt zou hebben en niet in zijn huis zou hebben laten inbreken. Houdt ook gij u gereed, want de Zoon des mensen komt op een uur dat gij het niet waarschijnlijk acht” (Luk. 12:35-40). Evenals wij niet weten wanneer ons leven zou kunnen eindigen, weten wij niet precies wanneer Jezus Christus zal komen om het oordeel te voltrekken, hoewel wij wel weten dat deze gebeurtenis steeds dichterbij komt. Dit betekent dat wij elke dag gereed moeten blijken te zijn, als personen die op de terugkeer van onze Meester wachten.
13. (a) Wat deden de slaven in Jezus’ illustratie gedurende de afwezigheid van hun meester? (b) Hoe beloont de meester zijn wachtende slaven?
13 In de illustratie doen de slaven dit inderdaad. Hun lange gewaden hangen niet los maar zijn tussen hun benen opgetrokken en onder de gordel vastgemaakt. Aldus omgord, blijven zij hun taken behartigen terwijl hun lampen de nodige verlichting verschaffen. Hoewel de wachttijd zich uitstrekt tot in de tweede nachtwake ongeveer 9 uur ’s avonds tot middernacht) en zelfs tot in de derde nachtwake (middernacht tot ongeveer 3 uur ’s morgens) blijven de getrouwe slaven actief en waakzaam. Wanneer de meester ten slotte arriveert en de toewijding van zijn dienstknechten ziet, beloont hij hen op een bijzonder ongewone wijze. Hij laat hen aan tafel aanliggen en begint hen te bedienen. Hij behandelt hen niet als slaven maar als loyale vrienden. Wat een schitterende beloning ontvangen zij omdat zij tot diep in de nacht in afwachting van de terugkeer van hun meester, voor hem zijn blijven werken!
14. Welke vragen zouden er gesteld kunnen worden met het oog op het grote aantal jaren dat er is verstreken sinds Jezus de in Lukas 12:35-40 opgetekende woorden heeft uitgesproken?
14 Er zijn meer dan 1900 jaar verstreken sinds Jezus Christus deze illustratie uit sprak. Zijn volgelingen hebben dus inderdaad lang gewacht op zijn terugkeer om het oordeel aan een goddeloze wereld te voltrekken. Voor velen lijkt het misschien alsof de tweede nachtwake reeds voorbij is en wij al ver gevorderd zijn in de derde nachtwake. Maar worden sommigen van ons moe? Of zijn wij nog steeds stevig omgord voor het verrichten van activiteit? Laten wij ons licht schijnen door middel van een voortreffelijk gedrag en door ijverig getuigenis te geven, waarbij wij ons van brandstof blijven voorzien door ons gewillig aan de werking van Gods geest te onderwerpen? — Matth. 5:14-16; vergelijk Zacharia 4:2-6.
15. Wanneer Jezus Christus terugkomt om het oordeel te voltrekken, naar welke bewijzen zal hij dan zoeken onder degenen die belijden zijn discipelen te zijn?
15 Naar welke bewijzen zal onze Meester zoeken wanneer hij terugkeert om het oordeel te voltrekken? Hij zal er nota van nemen of degenen die belijden zijn dienstknechten te zijn, dit ook werkelijk zijn. Hebben zij zich getrouw betoond in het gehoorzamen van de opdracht: „Maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb”? (Matth. 28:19, 20) Bezitten zij een voortreffelijk bericht van werken waaruit een actieve bezorgdheid voor de „geringsten” van Christus’ broeders blijkt? Hebben zij, wanneer zij deze broeders van Christus in nood zagen, de hongerigen gevoed, de dorstigen te drinken gegeven, vreemdelingen gastvrij ontvangen, de slecht gekleden in goede kleding gestoken, de zieken geholpen en vertroost en degenen die ten onrechte gevangen zaten, bezocht? (Matth. 25:35-40) Zijn zij geestelijk wakker gebleven, onbezoedeld door de onterende werken van het vlees? — Matth. 7:21-23; Luk. 21:34-36; 2 Petr. 3:14.
16. Waarom moeten wij heel ernstig nadenken over hetgeen wij doen om een bericht van voortreffelijke werken bij God op te bouwen?
16 Wij allen dienen ernstig na te denken over de positie die wij thans voor het aangezicht van God en Christus innemen. De tijd waarover wij beschikken om een bericht van voortreffelijke werken op te bouwen, is niet onbeperkt. Ongeacht onze huidige leeftijd zal of de dood of de terugkeer van onze Meester ons overvallen. Indien wij nalatig zijn met betrekking tot onze christelijke verantwoordelijkheden zou een van beide gebeurtenissen ons als een dief kunnen overvallen, zonder dat wij erop zijn voorbereid. Mogen wij daarom elke dag ons uiterste best doen om te leven alsof het onze laatste dag is, zonder toe te laten dat persoonlijke verlangens of genoegens ons erin belemmeren Jehovah God en onze Meester Jezus Christus getrouw te dienen. In dat geval zullen wij nooit spijt hebben over de wijze waarop wij onze tijd, onze energie en onze materiële bezittingen hebben gebruikt. Wij zullen niets te vrezen hebben wanneer wij voor de oordeelstroon van Christus staan, als hij voor zijn Vader rechtspreekt (2 Kor. 5:10). Mogen wij dan personen blijken te zijn die overvloedige schatten in de hemel hebben.
[Illustratie op blz. 23]
Actieve hulp aan degenen die in geestelijk of stoffelijk opzicht behoeftig zijn, kan rijke geestelijke beloningen afwerpen