Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w68 15/2 blz. 99-101
  • Welke plaats neemt Jezus in uw hart in?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Welke plaats neemt Jezus in uw hart in?
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1968
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • LIEFDE VOOR JEZUS
  • DEGENE DIE DOOR JEZUS BOVEN ALLE ANDEREN WORDT BEMIND
  • WAAROM HIJ DE EERSTE PLAATS IN UW HART DIENT IN TE NEMEN
  • BEWIJS VAN UW LIEFDE VOOR JEZUS
  • Zult u op Jezus’ liefde reageren?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1992
  • Hebt u genegenheid voor Jehovah?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1983
  • Welke liefde leidt tot leven?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1965
  • Het nieuwe gebod van de liefde naleven
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1965
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1968
w68 15/2 blz. 99-101

Welke plaats neemt Jezus in uw hart in?

ONGETWIJFELD koestert u genegenheid voor een groot aantal personen, maar voor wie hebt u een speciaal plaatsje in uw hart?

Het is heel natuurlijk dat intieme familieleden tot degenen zullen behoren die u liefhebt. Maar is er iemand die meer voor u betekent dan uw huwelijkspartner of uw vader of moeder of zoon of dochter? Als u belijdt een christen te zijn, dienen er nog anderen te zijn die een zelfs nog grotere plaats in uw hart innemen.

LIEFDE VOOR JEZUS

Toen Jezus zijn twaalf apostelen uitzond, legde hij uit dat zij een grotere liefde voor hem moesten hebben, door te zeggen: „Wie grotere genegenheid voor vader of moeder heeft dan voor mij, is mij niet waardig; en wie grotere genegenheid voor zoon of dochter heeft dan voor mij, is mij niet waardig” (Matth. 10:37). Later legde Jezus hier opnieuw de nadruk op toen hij tot de grote scharen die hem volgden, zei: „Indien iemand tot mij komt en zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broers en zusters, ja, en zelfs zijn eigen ziel niet haat, kan hij mijn discipel niet zijn” (Luk. 14:26). Natuurlijk bedoelde Jezus niet dat christenen hun familie moeten haten, maar hij bedoelde veeleer dat zij hen minder moeten liefhebben dan zij hèm lief hebben; en soms leggen familieleden dit zó uit als zou het betekenen dat de christen hen werkelijk haat.

Het is te begrijpen waarom degenen die met Jezus wandelden en praatten en steeds bij hem verbleven, hem gingen liefhebben en zoveel waardering voor hem gingen koesteren. Hij deed alles met de hoogste belangen van anderen steeds in gedachten. En hoewel hij bovenmenselijke macht bezat, was hij niettemin zachtaardig van geest, nederig, goed en vriendelijk. Alles aan hem was inderdaad beminnelijk, waardoor zijn metgezellen ertoe werden gebracht hem in hun hart een plaats te geven boven elk ander mens die zij kenden.

Zelfs personen die hem nog nooit hadden ontmoet, kregen zulk een alles overtreffende liefde voor Jezus. Aan personen die in vele gebieden van het Romeinse Rijk verstrooid waren, schreef de apostel Petrus: „Ofschoon gij hem nimmer hebt gezien, hebt gij hem lief. Ofschoon gij hem op het ogenblik niet aanschouwt, oefent gij toch geloof in hem en verheugt gij u ten zeerste met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde.” — 1 Petr. 1:8.

Schat u de thans uit de doden opgewekte Jezus even hoog, ja zelfs boven elke vriend onder uw medemensen? Heeft hij de eerste plaats in uw hart? Dient hij inderdaad deze plaats te hebben? Laten wij eens kijken.

DEGENE DIE DOOR JEZUS BOVEN ALLE ANDEREN WORDT BEMIND

Jezus’ discipelen bezaten een bijzonder dierbaar plaatsje in zijn hart. Zijn liefde voor hen was zo groot dat de apostel Paulus de aanmoediging gaf: „Mannen, blijft uw vrouw liefhebben, evenals ook de Christus de gemeente heeft liefgehad en zich voor haar heeft overgeleverd” (Ef. 5:25). Zoals christelijke echtgenoten zelfs een grotere genegenheid voor Jezus Christus dienen te hebben dan voor hun eigen vrouw, zo heeft Jezus toch ook iemand nog meer lief dan zijn gemeente van personen die in zijn voetstappen treden.

Die persoon is de Vader, Jehovah God. Jezus heeft herhaaldelijk personen naar zijn Vader verwezen als Degene die men in de eerste plaats dient lief te hebben en te aanbidden. Toen Jezus werd gevraagd wat het grootste gebod was in de hele Mozaïsche wet, zei hij: „Gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand en met geheel uw kracht” (Mark. 12:30). Jezus gehoorzaamde dit gebod en had zijn Vader boven iedereen en boven alles lief. Jehovah nam de eerste plaats in zijn hart in.

Jezus onderwierp zich vol vreugde aan zijn Vader, ’Degene die hem naar de aarde had gezonden’, en hij zei: „Een slaaf is niet groter dan zijn meester, noch is iemand die wordt uitgezonden, groter dan degene die hem heeft gezonden” (Joh. 13:16; 8:42; 14:28). Hij schiep er behagen in, zijn Vaders wil te doen en hij legde altijd de houding aan de dag: „Niet mijn wil, maar de uwe geschiede.” — Luk. 22:42.

Jezus werd ertoe bewogen zijn Vader lief te hebben en te dienen omdat God een dergelijke grote liefde en genegenheid voor hèm had getoond. Jezus erkende dit herhaaldelijk, wanneer hij zei: „De Vader heeft genegenheid voor de Zoon.” „Gij [hebt] mij . . . liefgehad vóór de grondlegging der wereld.” „Evenals de Vader mij heeft liefgehad en ik u heb liefgehad, zo blijft in mijn liefde” (Joh. 5:20; 17:24; 15:9). Het was alleen maar juist dat Jezus de liefde en genegenheid van zijn Vader beantwoordde, en dat deed hij ook.

Hebt u ook reden Jehovah lief te hebben? Dient u Jezus Christus na te volgen door God exclusieve toewijding te schenken? Heeft de Vader iets gedaan wat Hem boven ieder ander bemind moet maken?

WAAROM HIJ DE EERSTE PLAATS IN UW HART DIENT IN TE NEMEN

Jehovah God heeft niet alleen zijn eniggeboren zoon Jezus Christus het leven geschonken, maar hij heeft de gehele mensheid, u inbegrepen, leven gegeven. En evenals de Zoon dankbaar is voor de liefdevolle voorziening van het leven en genegenheid heeft voor de Vader, zo dient dit ook met u het geval te zijn. — Ps. 36:10 9; 100:3.

Bovendien heeft Jehovah God, toen het eerste mensenpaar zondigde en het doodvonnis over henzelf en hun nog ongeboren nakomelingen bracht, een regeling getroffen dat dezen gered zouden kunnen worden van zonde en dood. Hij werd hiertoe door liefde bewogen, zoals de bijbel duidelijk maakt: „God heeft de wereld [der mensheid] zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben.” „De liefde bestaat in dit opzicht: niet dat wij God hebben liefgehad, maar dat hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft uitgezonden als zoenoffer voor onze zonden.” — Joh. 3:16; 1 Joh. 4:10.

Merk op dat, hoewel de Zoon zijn Vader bereidwillig gehoorzaamde en als loskoopoffer naar de aarde kwam, het Jehovah God was die het plan opstelde voor en een begin maakte met deze levengevende voorziening. Hoezeer dient dit ons er niet toe aan te zetten Hem lief te hebben! Hij dient de eerste plaats in ons hart in te nemen! Jezus Christus heeft dit feit beklemtoond door steeds weer de aandacht op zijn Vader te richten, en er de nadruk op te leggen dat gij „Jehovah, uw God, moet . . . aanbidden en voor hem alleen heilige dienst [moet] verrichten” (Matth. 4:10). Het doet Jezus, de gehoorzame, nederige dienstknecht van zijn Vader, werkelijk verdriet als er personen zijn die hem boven Jehovah willen stellen.

BEWIJS VAN UW LIEFDE VOOR JEZUS

De eerste manier om te bewijzen dat u Jezus Christus werkelijk liefhebt is daarom, Degene die hij aanbidt, namelijk Jehovah God, te vereren en te dienen. Het is ook belangrijk Jezus als onze redder te aanvaarden en een rein moreel leven te leiden, maar Jezus verklaarde dat er nog meer nodig was, toen hij zijn discipelen vertelde: „Wie mijn geboden heeft en ze onderhoudt, hij is het die mij liefheeft. . . . Indien iemand mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden.” „Gij zijt mijn vrienden indien gij doet wat ik u gebied.” — Joh. 14:21, 23; 15:14.

Welke plaats Jezus in uw hart inneemt, wordt dus niet eenvoudig door woorden getoond, maar door daden — door de pogingen die u onderneemt om zijn geboden te onderhouden. Jezus was een prediker van het koninkrijk Gods, en zijn gebod voor allen die zijn volgelingen zouden willen zijn, is: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën . . . en leert hen onderhouden alles wat ik u geboden heb” (Matth. 28:19, 20; Mark. 1:38; Luk. 4:43). Hebt u een aandeel aan deze activiteit?

Merk op hoe Jezus verband legt tussen iemands liefde voor hem en het ten uitvoer brengen van het bedieningswerk. Het gebeurde op een ochtend, na zijn opstanding, toen zeven van zijn discipelen waren bijeengekomen aan de kust van de Zee van Galiléa. Daar verscheen Jezus aan hen en, zich tot de apostel Petrus wendend, vroeg hij: „’Simon, zoon van Johannes, hebt gij mij meer lief dan dezen?’ Hij zei tot hem: ’Ja, Heer, gij weet dat ik genegenheid voor u heb.’ Hij zei tot hem: ’Voed mijn lammeren.’” — Joh. 21:15.

Hoewel Jezus vroeg of Petrus liefde voor hem had [het Griekse woord agape, dat betrekking heeft op een onzelfzuchtige, op beginselen gebaseerde liefde], antwoordde Petrus door te zeggen dat hij genegenheid voor Jezus had [het Griekse woord philia, dat betrekking heeft op de sterke genegenheid tussen intieme vrienden]. Petrus beleed dat hij alleen maar op beginselen gebaseerde liefde of agape voor Jezus koesterde. Hij zei Jezus een bijzonder warm hart toe te dragen, en zelfs een grotere genegenheid voor hem te hebben dan voor zijn eigen moeder, vader of vrouw.

Om dus de nadruk te leggen op de belangrijkheid anderen te dienen, vroeg Jezus opnieuw aan Petrus: „’Simon, zoon van Johannes, hebt gij mij lief?’ Hij zei tot hem: ’Ja, Heer, gij weet dat ik genegenheid voor u heb.’ Hij zei tot hem: ’Weid mijn schaapjes’” (Joh. 21:16). Merk op dat Jezus weer het woord agape gebruikte toen hij Petrus vroeg of hij hem liefhad, terwijl Petrus er de nadruk op legde dat hij philia of diepe genegenheid voor Jezus had. Als het werkelijk waar was dat Petrus een zo dierbaar plekje in zijn hart voor hem bewaarde, zou hij dat, aldus Jezus, moeten bewijzen door anderen te dienen.

Merk op hoe Jezus zich nu voor de derde maal tot Petrus richt. Ook hij gebruikt nu de vertrouwelijke uitdrukking philia als hij vraagt: „Hebt gij genegenheid voor mij?” En weer geeft Petrus, nu heel bedroefd dat Jezus zo volhardend zijn liefde in twijfel trekt, ten antwoord: „Heer, gij weet alle dingen; gij weet toch dat ik genegenheid voor u heb.” Als je werkelijk zo’n warm plekje voor mij in je hart hebt, gaf Jezus toen ten antwoord, „voed mijn schaapjes” dan. — Joh. 21:17.

Hoe duidelijk is het dat Jezus wenst dat zijn volgelingen zijn schapen voeden — anderen hulp bieden. Hebt u dat gedaan? Laat uw levensloop zien dat u Jezus werkelijk liefhebt, dat u hem in uw hart bewaart en dat u, samen met hem, Jehovah God boven ieder ander liefhebt? Als u er op het ogenblik niet toe in staat bent om, in gehoorzaamheid aan Jezus’ gebod, tot anderen te prediken, dan zullen Jehovah’s getuigen u graag willen helpen de bekwaamheid hiertoe te verkrijgen. Aanvaard hun uitnodiging tot een gratis bijbelstudie in uw eigen huis, waaruit u praktische instructies zult verkrijgen hoe u de kostbare bijbelse waarheden aan anderen kunt uitleggen.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen