Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w68 1/1 blz. 30-32
  • Vragen van lezers

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Vragen van lezers
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1968
  • Vergelijkbare artikelen
  • Vragen van lezers
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2002
  • Tammuz (II)
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Ongelukkige zussen die „het huis van Israël hebben gebouwd”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2007
  • Tammuz (II)
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1968
w68 1/1 blz. 30-32

Vragen van lezers

● Hoe kan er worden gezegd dat Jezus volmaakte kinderen had kunnen voortbrengen bij een onvolmaakte vrouw? Zouden de kinderen, volgens de erfelijkheidswetten, geen onvolmaaktheid hebben geërfd van hun moeder? — F.S., Engeland.

Het beginsel op grond waarvan dit als een mogelijkheid wordt aangevoerd, is het voorbeeld van wat er in het geval van Jezus’ eigen geboorte gebeurde. Hij werd volmaakt geboren, hoewel hij toch een onvolmaakte moeder, Maria, had.

Door dit te zeggen ontkennen wij niet het wetenschappelijk bewezen feit dat de vereniging van menselijk sperma en een menselijke eicel (ovum) die beide chromosomen en genen bevatten, uiteindelijk resulteert in een nieuw organisme dat van beide ouders erfelijke eigenschappen meekrijgt. Men heeft dit proces waargenomen en het kan nu nauwelijks nog een theorie genoemd worden.

In het geval van Jezus zelf moet Jehovah een van de eicellen in de baarmoeder van de maagdelijke maar onvolmaakte vrouw Maria hebben gebruikt (Rom. 3:23). Als hij dat niet gedaan had, zou Jezus, van fysiek standpunt bezien, geen werkelijke afstammeling van Abraham en koning David geweest zijn, zoals voorzegd was (Gen. 22:18; Jes. 11:1, 2; Luk. 3:23-38). Wij geloven daarom dat Jezus er als een jood uitzag, dat hij menselijke kenmerkende eigenschappen had die ook in zijn moeder opgemerkt konden worden.

De vraag zou nu kunnen rijzen: Zou Jezus niet enkele onvolmaaktheden van Maria geërfd hebben? Neen, de bijbel laat duidelijk zien dat Jezus volmaakt werd geboren (1 Petr. 2:22; Joh. 8:46). Op deze wijze was hij gelijk aan de volmaakte Adam en kon als losprijs dienen om de zonden weg te nemen (Hebr. 7:26; 9:26; Rom. 5:18). Wij dienen in gedachten te houden dat wij niet alleen maar te maken hebben met erfelijkheidswetten van dominante en recessieve kenmerken. Neen, er zijn ook volmaaktheid en onvolmaaktheid bij betrokken. Wij hebben geen ervaring met de resultaten die men krijgt wanneer volmaaktheid en onvolmaaktheid worden samengebracht. Geleerden kunnen noch menselijke volmaaktheid, noch onvolmaaktheid die het gevolg is van zonde afmeten. Evenmin kunnen zij voorspellen welke krachtige uitwerking volmaakt manlijk sperma op een onvolmaakte eicel zou hebben. Maar door wat er in Jezus’ geval gebeurde, blijkt duidelijk dat het volmaakte manlijke deel van de voortplanting de onvolmaaktheid die Maria van nature bezat, domineerde. Jezus’ volmaakte Vader bracht het volmaakte leven van zijn Zoon over in de baarmoeder van Maria, en het resultaat was een geheel volmaakte afstammeling, Jezus. — Gal. 4:4.

Wanneer wij aannemen wat de geïnspireerde Schrift over Jezus’ ontvangenis en geboorte zegt, kunnen wij de conclusie trekken dat hij, omdat hij geheel volmaakt was, de vader had kunnen worden van volmaakte kinderen, zelfs al had hij een onvolmaakte vrouw. Natuurlijk was dit niet Gods wil ten aanzien van Jezus (Hebr. 10:5-10; Matth. 26:39). Niettemin bestond die mogelijkheid blijkbaar.

● Hoe waren de boosdoeners die naast Jezus aan de paal hingen, aan de martelpaal vastgemaakt? Waren zij eraan vastgespijkerd of vastgebonden? — R.P., Engeland.

Het is mogelijk dat zij aan de paal werden vastgebonden. Betreffende de Romeinse methoden om mensen aan de paal te hangen, zegt The Imperial Bible Dictionary (Deel I, bladzijde 377): „Als de terechtstellingsplaats was bereikt, werd de misdadiger bijna naakt uitgekleed en aan het kruis gebonden of gespijkerd, dat daarna overeind werd gehesen en opgericht.” Wanneer bij Christus en de boosdoeners de joodse methode was gevolgd, zouden zij eerst gedood zijn en daarna zouden hun lichamen aan de paal gehangen zijn (Deut. 21:22, 23; Joz. 10:26). Zij werden echter aan de paal gehangen terwijl zij nog leefden (Luk. 23:32-46). Zij werden daarom volgens de Romeinse methoden aan de paal gehangen, waarbij ook het vastbinden of -spijkeren was inbegrepen.

Wij weten dat Jezus Christus aan de martelpaal werd gespijkerd. Bij verschillende gelegenheden die op zijn dood en opstanding volgden, materialiseerde Jezus zich in vleselijke lichamen die de tekenen droegen van een dergelijke manier van aan de paal hangen. Bij een bepaalde gelegenheid vroeg hij Thomas naar de wonden te kijken die door middel van de spijkers aan zijn handen waren toegebracht (Joh. 20:19-29). Hoewel de Schrift aantoont dat Jezus aan de martelpaal werd genageld, wordt er echter niet rechtstreeks gezegd of de boosdoeners naast hem aan hun palen waren vastgebonden of -genageld. Daarom heeft het Wachttorengenootschap bijvoorbeeld op bladzijde 141 van het boek Van het verloren naar het herwonnen paradijs respect getoond voor de bijbelse aanwijzingen alsmede voor de erkenning van het feit dat de Romeinse methoden voor het aan de paal hangen zowel spijkeren als vastbinden omvatten. Jezus wordt daar afgebeeld als vastgenageld aan zijn martelpaal, terwijl de illustratie de boosdoeners op de eenvoudigste manier, namelijk vastgebonden, aan de paal bevestigd laat zien.

● In verband met Jezus’ gelijkenis van de rijke man en Lazarus, wordt aan de rijke man herhaaldelijk de naam „Dives” gegeven. Waar komt deze naam vandaan? Jezus gaf de rijke man toch geen naam? — A.K., V.S.

Het is waar dat Jezus Christus „de rijke man” in de gelijkenis niet met een bepaalde naam onderscheidde, maar veeleer een beschrijving van hem gaf ten einde de klasse van personen af te beelden die hij vertegenwoordigt (Luk. 16:19-22). Hoewel de bijbel geen naam van de rijke man vermeldt, is hij in de loop der jaren bekend komen te staan als „Dives”. Dit komt omdat dives een Latijns woord is dat „rijk” betekent, terwijl dit woord ook in de Latijnse Vulgaat-vertaling voorkomt („Homo quidam erat dives”: „Een zeker mens nu was rijk”). Het woord dives is dus strikt genomen geen naam, maar een Latijns bijvoeglijk naamwoord. In de Engelse literatuur komt het woord „Dives” echter al heel vroeg in de omgangstaal voor als de naam voor de rijke man uit de gelijkenis. Later werd de „naam” in de theologische literatuur opgenomen en is nu wijdverbreid. Toch wordt het feit dat Jezus geen onderscheiden naam aan deze symbolische rijke man gaf, niet door de populariteit van het woord „Dives” tegengesproken.

● Wie was de vader van Selah die in de bijbel wordt genoemd? Was dat Kainan of Arpachsad? — J.B., V.S.

Klaarblijkelijk was Arpachsad de vader van Selah. Dat deze vraag wordt gesteld, is echter te wijten aan een schijnbare disharmonie tussen zekere bijbelteksten. Volgens de Hebreeuwse Masoretische tekst van Genesis 10:24 en 1 Kronieken 1:18 wordt Arpachsad bijvoorbeeld als de vader van Selah aangeduid. Wanneer Lukas daarentegen het geslachtsregister van Jezus via zijn moeder Maria vermeldt, verklaart hij in Lukas 3:35, 36 dat Selah „de zoon van Kainan, de zoon van Arpachsad” was.

Bij een beschouwing van deze kwestie is het echter interessant op te merken dat de naam Kainan in voorhanden zijnde Hebreeuwse manuscripten van de Hebreeuwse Geschriften niet voorkomt en uit alle oude vertalingen en targoems wordt weggelaten.

Velen geloven dat de naam Kainan in de oorspronkelijke tekst van het evangelieverslag van Lukas niet werd aangetroffen. Merk op dat de voetnoot bij Lukas 3:36 in de Nieuwe-Wereldvertaling van de Christelijke Griekse Geschriften, uitgave van 1950, erop wijst dat de zinsnede „de zoon van Kainan” uit het Cambridge Manuscript, dat uit de zesde eeuw G.T. dateert, wordt weggelaten. Deze weglating is in overeenstemming met de Masoretische tekst van Genesis 10:24; 11:12 en 1 Kronieken 1:18. Toch wordt erkend dat de naam Kainan een verbastering van het woord „Chaldeeër” kan zijn. Om deze reden kan de Griekse tekst van Lukas 3:36 vroeger wellicht als volgt hebben geluid: „de zoon van de Chaldeeër Arpachsad.”

Rekening houdend met het feit dat de namen Arpachsad en Kainan beide op dezelfde persoon betrekking kunnen hebben, is op de bladzijden 112 en 113 van het boek „Dingen waarin God onmogelijk kan liegen” een tabel afgedrukt, getiteld „De aardse afstammingslijn van de Zoon van God als het zaad van Gods ’vrouw’”, waarop men de naam Arpachsad, gevolgd door de tussen haakjes geplaatste naam Kainan, aantreft.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen