Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w71 15/11 blz. 677-682
  • Waarom laat God toe dat de rechtvaardigen lijden?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Waarom laat God toe dat de rechtvaardigen lijden?
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1971
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • WAAROM VERVOLGING?
  • DE EERSTE CHRISTENEN WERDEN BEPROEFD
  • RECHTSCHAPENHEID JEGENS GOD NOG STEEDS EEN STRIJDPUNT
  • HET LIJDEN ZAL SPOEDIG EINDIGEN
  • Gelukkig ondanks vervolging!
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1983
  • Rechtschapenheid leidt tot leven
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1953
  • Rechtschapenheid handhaven ondanks wrede vervolging
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1963
  • Verblijd Jehovah’s hart door uw rechtschapenheid te bewaren!
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1986
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1971
w71 15/11 blz. 677-682

Waarom laat God toe dat de rechtvaardigen lijden?

„Gelukkig zijt gij wanneer men u smaadt en vervolgt en liegende allerlei kwaad tegen u spreekt om mijnentwil. Verheugt u en springt op van vreugde, want uw beloning is groot in de hemelen; zo immers hebben zij de profeten vóór u vervolgd.” — Matth. 5:11, 12.

1. (a) Hoe beziet een christen lijden, en maakt het eindresultaat lijden soms wenselijker? (b) Van welk beginsel kan een dienstknecht van God niet afwijken?

SINDS de tijd van Abel hebben dienstknechten van God door toedoen van de goddelozen lijden ondergaan. Niet dat zij lijden prettig vinden. Vervolging en marteling zijn voor hen even onaangenaam als voor ieder ander schepsel met een gezond verstand. Zij zouden veel liever in vrede leven. Een dienstknecht van God weet echter dat een zekere mate van lijden onvermijdelijk is in deze goddeloze wereld, omdat hij het verlangen bezit zijn rechtschapenheid jegens God te bewaren. Hij heeft echter de verzekering ontvangen dat het eindresultaat van een leven van rechtschapenheid jegens God, werkelijk een leven van eeuwig geluk is! Maar kennis alleen van dit feit maakt lijden beslist niet aangenamer of wenselijker. De onwenselijkheid van pijn en lijden kan een dienstknecht van God er juist toe brengen zijn rechtschapenheid, tot zijn eeuwige spijt en nadeel, te schenden. Rechtschapenheid jegens God, wat dit ook moge kosten, is een beginsel waarvan de dienstknecht van God niet kan en mag afwijken.

2. (a) Wat is het deel van degenen die hebben verkozen God getrouw te dienen? Geef hier bewijzen van. (b) Waardoor wordt aangetoond dat zulke vervolgingen niet gerechtvaardigd waren?

2 De Heilige Schrift en de geschiedenis tonen aan dat lijden ter wille van rechtschapenheid het deel is van degenen die hebben verkozen God getrouw te dienen. De christelijke apostel Paulus schreef aan godvrezende Thessalonicenzen: „Moeilijkheden zijn ons deel, gij weet dat zeer goed” (1 Thess. 3:3, Moffatt). Vanaf de rechtvaardige Abel tot op de huidige tijd is dat het geval geweest. Abel werd door zijn broer Kaïn vermoord omdat Kaïns „werken goddeloos waren, maar die van zijn broer rechtvaardig” (1 Joh. 3:12). De drie Hebreeën werden in een vurige oven geworpen omdat zij weigerden voor koning Nebukadnezars gouden beeld te buigen en daardoor hun rechtschapenheid jegens hun God Jehovah te schenden. Paulus vertelt ons wat er met anderen gebeurde die aan hun rechtschapenheid vasthielden: „Ja, anderen kregen hun beproeving door bespottingen en geselingen, zelfs meer dan dat, door boeien en gevangenissen. Zij werden gestenigd, zij werden beproefd, zij werden in stukken gezaagd, zij stierven door afslachting met het zwaard, zij zwierven rond in schapevachten, in geitevellen, terwijl zij gebrek leden en verdrukt en slecht behandeld werden; en de wereld was hun niet waardig. Zij doolden rond in woestijnen en bergen en holen en grotten der aarde” (Hebr. 11:36-38). Zij ondergingen zulk een gruwelijke behandeling omdat zij erop stonden hun rechtschapenheid jegens God te bewaren. De apostel Paulus zei terecht: „De wereld was hun niet waardig.”

3, 4. (a) Welke woorden van Jezus tonen aan dat het christenen niet beter zou vergaan dan de Hebreeuwse profeten? (b) Waardoor wordt aangetoond dat christenen werden vervolgd?

3 Met de komst van het christendom is het de dienstknecht van God niet beter vergaan. Jezus Christus zei zelf tot zijn volgelingen: „Indien zij mij hebben vervolgd, zullen zij ook u vervolgen” (Joh. 15:20). Bij een andere gelegenheid zei hij tot hen: „De mensen [zullen] de handen aan u slaan en u vervolgen en u overleveren aan de synagogen en gevangenissen, ja, gij zult voor koningen en bestuurders worden gesleept ter wille van mijn naam. Het zal voor u uitlopen op een getuigenis. . . . Bovendien zult gij zelfs door ouders en broers en bloedverwanten en vrienden worden overgeleverd, en zij zullen sommigen van u ter dood brengen; en gij zult om mijn naam voor alle mensen voorwerpen van haat zijn. En toch zal er geenszins een haar van uw hoofd vergaan. Door volharding van uw zijde zult gij uw ziel verwerven” (Luk. 21:12-19). Deze woorden vonden in het begin van de eerste eeuw hun vervulling.

4 Paulus gaf zelf toe dat christenen werden vervolgd en dat hij zelf, als Saulus van Tarsus, een van de vervolgers was. Zoals in Handelingen 26:9-11 staat opgetekend, zei hij: „Ik voor mij dacht werkelijk bij mijzelf dat ik vele vijandige daden tegen de naam van Jezus de Nazarener moest begaan, hetgeen ik ook in Jeruzalem gedaan heb, en ik heb velen van de heiligen in gevangenissen opgesloten, waartoe ik van de overpriesters autoriteit had ontvangen; en als zij ter dood gebracht moesten worden, heb ik mijn stem tegen hen uitgebracht. En door hen in alle synagogen vele malen te straffen, heb ik getracht hen ertoe te dwingen een herroeping te doen; en aangezien mijn woede tegen hen geen grenzen kende, ging ik zo ver, dat ik hen zelfs in steden buiten ons land vervolgde.”

5. (a) Wat zou volgens Paulus het deel zijn van degenen die met godvruchtige toewijding in vereniging met Christus Jezus wensten te leven? (b) Hoe bezagen de eerste christenen vervolging? (c) Welke vragen rijzen er in dit verband?

5 Toen Saulus van Tarsus later de christelijke apostel Paulus werd, leed hij op zijn beurt vervolging van de zijde van degenen bij wie hij eens in dienst was geweest. Als christen schreef hij aan Timótheüs: „Allen die met godvruchtige toewijding in vereniging met Christus Jezus wensen te leven, zullen ook vervolgd worden” (2 Tim. 3:12). Aan de Filippenzen zei hij: „Aan u werd ten behoeve van Christus het voorrecht gegeven niet alleen uw geloof in hem te stellen, maar ook ten behoeve van hem te lijden” (Fil. 1:29). De eerste christenen werden niet alleen vervolgd wegens hun geloof, maar volgens Paulus beschouwden zij het als een voorrecht ter wille van Christus te lijden. Denkt u hier ook zo over? Bent u bereid te lijden, ja, te sterven voor wat u in verband met Christus gelooft? Waarom dient iemand eigenlijk lijden te ondergaan? Waarom laat God toe dat zijn volk vervolgd wordt? Welk goede doel wordt er door vervolging gediend, als hier tenminste sprake van is?

WAAROM VERVOLGING?

6, 7. (a) Wordt door vervolging een waardig doel gediend, en is God verantwoordelijk voor het lijden van zijn volk? Illustreer dit. (b) Waardoor wordt bewezen dat God geen blaam treft?

6 In de eerste plaats zij opgemerkt dat er, door Gods toelating van vervolging, een nuttig doel wordt gediend; en in de tweede plaats kan er gezegd worden dat God geen blaam treft voor het lijden van zijn volk, omdat vervolging te wijten is aan de intrede van zonde in de mensenwereld (Rom. 5:12). Dit zou als volgt geïllustreerd kunnen worden: Als een jongen zijn been breekt terwijl hij iets doet wat hij van zijn vader moest doen, treft de vader beslist geen blaam. Als de vader van de jongen, die arts is, thuiskomt om het gebroken been te zetten, zal hij misschien tegen zijn zoon zeggen: ’Dit zal pijn doen, maar na verloop van tijd zal je been genezen en zul je weer de oude zijn. Je zult niet kreupel worden omdat ik te teerhartig was om voor je te zorgen toen je in nood verkeerde.’ Als de vader het been zet, schuren en kraken de beenderen. Het kind schreeuwt het uit en smeekt zijn vader hem de pijn te besparen, maar de vader blijft flink totdat de operatie klaar is. Hij negeert de luide protesten en het gesmeek van het kind, niet omdat hij niet om hem geeft, maar juist òmdat hij om hem geeft. Iets overeenkomstigs gebeurde er in het begin met de verhouding tussen de mens en zijn God.

7 Toen het eerste mensenpaar, Adam en Eva, Gods wet opzettelijk overtrad, benadeelden zij zichzelf op fatale wijze. God verdreef het opstandige paar uit Eden. Aldus verloren zij voor zichzelf en hun nakomelingen de speciale bescherming en zegen van hun Schepper. De gevolgen van zonde, namelijk pijn, verdriet en dood, hadden zij uitsluitend aan zichzelf te danken, zoals de bijbel vermeldt: „Zij hebben van hún zijde verderfelijk gehandeld; zij zijn zijn kinderen niet, het gebrek ligt bij henzelf” (Deut. 32:5; Rom. 6:23). God trof evenwel onmiddellijk regelingen om de breuk te herstellen. Door bemiddeling van Christus Jezus maakte hij het voor de mens mogelijk eeuwig leven in een aards paradijs te verwerven — precies hetzelfde vooruitzicht dat Adam in Eden werd geschonken. — Joh. 3:16; Openb. 21:4.

8, 9. (a) Waarom heeft God toegelaten dat de goddelozen de rechtvaardigen vervolgen? (b) Wat wordt in het boek Job bewezen?

8 Maar niet alle pijn is het gevolg van innerlijke onvolmaaktheid die uit Adamitische zonde voortspruit. Gods dienstknechten ondergaan heel veel lijden van de van buitenaf komende wrede behandeling die goddeloze vervolgers over hen brengen. Waarom heeft God toegelaten dat dit gebeurt? Het antwoord is gelegen in een morele strijdvraag die in Eden werd opgeworpen door Satan de Duivel, de opstandige engel die Adam en Eva deed zondigen. De strijdvraag heeft betrekking op de rechtschapenheid van de mens jegens God en zijn Woord. Dit blijkt uit het geval van de rechtvaardige Job. Satan pochte dat hij alle mensen van God kon afkeren, zoals hij in het geval van Adam en Eva had gedaan. Ja, hij zou zelfs degene van God kunnen afkeren over wie God zei: „Er [is] niemand op aarde . . . als hij”, namelijk de patriarch Job. — Job 1:8.

9 Op een vergadering van de engelenzonen van God in de hemel vroeg Jehovah aan Satan: „Hebt gij uw hart gericht op mijn knecht Job, dat er niemand op aarde is als hij, een onberispelijk en oprecht man, godvrezend en wijkend van het kwaad?” Dat God Jobs getrouwheid onder de aandacht van Satan bracht, geeft te kennen dat er onenigheid was gerezen met betrekking tot de vraag of menselijke schepselen hun rechtschapenheid jegens God zouden handhaven. Satans antwoord toont aan dat zulk een geschilpunt inderdaad bestond, want hij begon onmiddellijk verontschuldigingen voor Jobs getrouwheid aan te voeren. Hij beweerde dat Job God diende wegens de materiële zegeningen die hij ontving en niet omdat hij Hem liefhad. Hij opperde: „’Steek voor de verandering alstublieft uw hand eens uit en tast alles aan wat hij heeft en zie eens of hij u niet recht in uw gezicht zal vervloeken.’ Bijgevolg zei Jehovah tot Satan: ’Zie! Al wat hij heeft, is in uw hand. Steek uw hand alleen niet tegen hemzelf uit!’” — Job 1:7-12.

10. Wat wordt bewezen door het feit dat Job zijn rechtschapenheid handhaafde? En welke vragen rijzen er?

10 Job bleef een rechtvaardige handelwijze volgen, ondanks alles wat de Duivel hem aandeed; hij bewees dat hij God diende omdat hij hem liefhad en hem wilde behagen. Job geloofde in de rechtschapenheid van zijn handelwijze, en daarom verklaarde hij tegenover zijn beschuldigers: „Totdat ik de laatste adem uitblaas, zal ik mijn rechtschapenheid niet van mij laten wijken!” (Job 27:5) De huidige strijd tegen de dienstknechten van God gaat zuiver en alleen om de rechtschapenheid ten opzichte van de soevereiniteit van God en zijn rechtvaardige beginselen zoals die in zijn geïnspireerde Woord staan opgetekend. Dat is de reden waarom rechtvaardige mensen vanaf Abel tot de huidige tijd liever wilden sterven dan hun rechtschapenheid jegens hun God Jehovah prijs te geven. Zij geloven in de rechtvaardigheid van God en zijn Woord en sterven liever dan dat vertrouwen te schenden. Maar waar staat u in deze kwestie? Bent u bereid voor de soevereiniteit van God en zijn Woord te sterven? Uw houding ten opzichte van deze kwestie zal uiteindelijk bepalen of u zult leven of sterven. Zó belangrijk is deze kwestie.

DE EERSTE CHRISTENEN WERDEN BEPROEFD

11. (a) Waardoor wordt bewezen dat de strijdvraag met betrekking tot rechtschapenheid in Jezus’ tijd van kracht was? (b) Wat werd door Jezus’ standvastigheid bewezen en verschaft?

11 Toen Jezus Christus op aarde was, deed Satan wanhopige pogingen om Jezus ertoe te brengen slechts één daad van aanbidding te verrichten waardoor hij zijn rechtschapenheid jegens God zou schenden (Matth. 4:8-11). Zelfs toen hij van alle kanten door Romeinse soldaten werd geslagen en vervolgens aan de martelpaal werd genageld om daaraan te sterven, hield Jezus aan zijn rechtschapenheid vast. De Duivel deed al het mogelijke, maar hij kon Jezus er niet toe brengen deloyaal jegens God te worden (Fil. 2:8). Doordat Jezus als een volmaakt mens zijn rechtschapenheid bewaarde, bewees hij eens voor al dat Satans uitdaging dat hij alle mensen van God kon afkeren, op een leugen berust. Jezus gaf aldus een volmaakt voorbeeld met betrekking tot het handhaven van rechtschapenheid dat door zijn volgelingen nagevolgd moest worden. — 1 Petr. 2:21.

12-14. (a) Behoefden de volgelingen van Christus geen beproevingen te ondergaan? (b) Wat zei Paulus over het handhaven van rechtschapenheid in zijn geval? (c) Wat zei Dr. Mosheim over christenen na Paulus’ tijd?

12 De volgelingen van Christus bleven niet voor beproevingen op het gebied van het handhaven van rechtschapenheid gespaard, zelfs niet toen Jezus nog leefde. Christus zei tegen Petrus: „Simon, Simon, zie! Satan heeft ulieden voor zich opgeëist, om u te ziften als tarwe. Maar ik heb voor u gesmeekt dat uw geloof niet zou bezwijken; en wanneer gij eenmaal zijt teruggekeerd, versterk dan op uw beurt uw broeders.” Petrus zei toen vol vertrouwen tegen Jezus: „Heer, ik ben gereed met u zowel de gevangenis als de dood in te gaan.” Maar Jezus kende Petrus beter: „Vandaag zal er geen haan kraaien, voordat gij drie maal geloochend hebt mij te kennen” (Luk. 22:31-34). De Meester had gelijk. Petrus loochende drie maal dat hij Jezus kende. Petrus weende bitter dat hij op zo’n kritiek moment in rechtschapenheid te kort schoot. Maar hij herwon zijn geestelijke gezindheid en werd een bron van aanmoediging en kracht voor zijn broeders. Zijn twee brieven (Eén en Twee Petrus) getuigen van dat feit.

13 Ook Paulus werd door de Duivel en zijn werktuigen gezift. Hij moest het hoofd bieden aan valse apostelen, bedrieglijke werkers die zich in apostelen van Christus veranderden. Paulus vertelt wat hij in de christelijke bediening te verduren had. Hij schrijft: „In moeizame arbeid [als een bedienaar van het evangelie] overvloediger, in gevangenissen overvloediger, in slagen uitermate, dikwijls de dood nabij. Van de joden heb ik vijfmaal veertig slagen min één ontvangen, driemaal werd ik met roeden geslagen, eenmaal werd ik gestenigd, driemaal heb ik schipbreuk geleden, een nacht en een dag heb ik op de diepten der zee doorgebracht, dikwijls op reis, in gevaren van rivieren, in gevaren van struikrovers, in gevaren van mijn eigen ras, in gevaren van de natiën, in gevaren in de stad, in gevaren in de wildernis, in gevaren op zee, in gevaren onder valse broeders, in arbeid en zwoegen, dikwijls in slapeloze nachten, in honger en dorst, vele malen in onthouding van voedsel, in koude en naaktheid. Behalve die dingen, welke van uitwendige aard zijn, bestormt mij nog van dag tot dag de zorg voor alle gemeenten” (2 Kor. 11:21-28). De weg van christelijke rechtschapenheid was voor Paulus niet gemakkelijk, en dit is ook thans niet het geval. Paulus waarschuwde christenen zelfs: „Wie daarom denkt te staan, moet oppassen dat hij niet valt” (1 Kor. 10:12). Denk maar aan Judas en Demas en anderen, die eens tamelijk stevig stonden, maar toch zijn gevallen. — 2 Tim. 4:10.

14 Na Paulus’ tijd bleef de vervolging van christenen voortduren, ook al waren zij vredelievende mensen. Dr. J. L. von Mosheim, schrijver van kerkgeschiedenis, verwijst naar de eerste-eeuwse christenen als „een groep mensen van het meest onschadelijke en onschuldige soort, die in hun geest nooit een wens of gedachte hebben gekoesterd welke vijandig was aan het welzijn van de staat”. Toch hebben juist deze christenen op onbeschrijfelijke wijze lijden te verduren gehad van de zijde van de heidense volken en de Romeinse staat, omdat zij erop stonden hun rechtschapenheid jegens God te bewaren.

RECHTSCHAPENHEID JEGENS GOD NOG STEEDS EEN STRIJDPUNT

15. Wie van alle religieuze groeperingen lijden in deze tijd op overeenkomstige wijze wegens hun rechtschapenheid ten opzichte van christelijke beginselen? Geef hier bewijzen van.

15 Van alle religieuze groeperingen in de wereld zijn Jehovah’s getuigen degenen die overal het meest gekritiseerd worden wegens hun geloof en rechtschapenheid ten opzichte van christelijke beginselen. En wegens hun standpunt zijn zij soms in rechtszalen en gevangenissen terechtgekomen, zoals het geval was met de eerste christenen. Een hoogleraar in de geschiedenis verklaarde: „Het meest opmerkelijke in verband met de Getuigen is misschien wel hun vasthoudendheid in verband met hun primaire trouw aan God, boven elke andere macht in de wereld” (These Also Believe). Het resultaat is, zoals wordt verklaard in de Beacon Journal, die te Akron, Ohio, verschijnt: „Jehovah’s Getuigen hebben een religie die zij veel ernstiger opvatten dan de meeste mensen. Hun beginselen herinneren ons aan de eerste christenen die zo impopulair waren en zo wreed door de Romeinen werden vervolgd.”

16, 17. (a) Waarom worden Jehovah’s getuigen in deze tijd vervolgd? (b) Wat is hun standpunt met betrekking tot de politieke wereld, en welke onwaardige behandeling hebben zij als gevolg hiervan moeten ondergaan?

16 De eerste christenen werden vaak vervolgd omdat zij weigerden aan een eenvoudige patriottische rite deel te nemen: aan de keizer offeren. Die christenen beschouwden zulk een rite als afgodendienst. Ook Jezus weigerde één enkele daad van aanbidding te verrichten die in strijd was met Gods Woord (Matth. 4:9). Op overeenkomstige wijze schenken Jehovah’s getuigen hun aanbidding en trouw alleen aan God. Evenals de eerste christenen leiden zij een rustig en deugdzaam leven, ja, een voorbeeldig leven. Evenals de eerste christenen weigeren ook zij de staat te verafgoden. Als dienstknechten van God en ambassadeurs voor Gods koninkrijk weigeren Jehovah’s getuigen de vlag van welke natie maar ook te groeten; niettemin geven zij blijk van respect voor de vlag van het land waarin zij wonen door alle wetten te gehoorzamen die niet in strijd zijn met Gods wetten. De Getuigen beschouwen het groeten van de vlag als een religieuze daad waaraan zij op grond van hun geweten onmogelijk kunnen deelnemen. Zij achten de daad in strijd met het Tweede Gebod en met schriftplaatsen in de Griekse Geschriften waarin voor afgoderij wordt gewaarschuwd (Ex. 20:4, 5; 1 Joh. 5:21). Hoewel hun standpunt ten opzichte van afgoderij niet goed wordt begrepen, beschouwen zij het toch belangrijk genoeg om het als een kwestie van leven of dood te bezien. Hun standpunt is als dat van Petrus en de andere apostelen, die zeiden: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen.” — Hand. 5:29.

17 Jezus maakte bekend dat zijn volgelingen „geen deel van de wereld” waren, evenals hij geen deel van de wereld was (Joh. 17:16). Evenals die eerste christenen, zijn Jehovah’s getuigen geen deel van de wereld; wanneer het dus op de politiek en de oorlogen van deze wereld aankomt, nemen zij een strikt neutraal standpunt in. Dit heeft tot vervolging geleid, zoals in nazi-Duitsland, waar duizenden Getuigen in Hitlers concentratiekampen werden geworpen. Evenals Saulus van Tarsus de eerste christenen ertoe trachtte te dwingen hun geloof te herroepen, probeerde Hitler ditzelfde tot stand te brengen door te trachten Jehovah’s getuigen ertoe te brengen een stuk papier te ondertekenen waarin zij hun geloof verloochenden, hetgeen zij moedig weigerden te doen. In recentere tijd hebben andere natiën getracht hen ertoe te brengen een politieke kaart bij zich te dragen, hetgeen zou neerkomen op een schending van hun christelijke neutraliteit en geweten, maar zij hebben standvastig geweigerd dit te doen. Hiervoor hebben zij de zwaarste vervolging ondergaan, maar als groep hebben zij hun rechtschapenheid jegens God niet geschonden.

18, 19. (a) Wat is hun positie in communistische landen? (b) Hoe is het hun in sommige van de pas verrezen natiën van Afrika vergaan? Waartoe heeft dit geleid?

18 In deze tijd komt het in zowel communistische als niet-communistische landen vaak voor dat Jehovah’s getuigen wegens hun neutraliteit en hun onbuigzame standpunt voor christelijke beginselen in gevangenissen worden geworpen. In communistisch Polen verklaarde de officier van justitie bijvoorbeeld tijdens de rechtszaak van een van de Getuigen: „Jehovah’s getuigen ondermijnen de tegenwoordige maatschappelijke orde. Zij nemen niet deel aan verkiezingen, weigeren de vlag te groeten en verrichten geen dienst in het leger. Jehovah’s getuigen verstoren de huidige orde net zo erg als de eerste christenen.”

19 In landen waarvan wordt aangenomen dat ze het recht waarborgen God vrijelijk te aanbidden, heeft men Jehovah’s getuigen diezelfde rechten ontzegd. In Rood-China zijn zij verboden. Ook in Rusland en in alle landen met een communistisch bestuur zijn zij verboden. Sommige van de pas verrezen natiën van Afrika hebben Jehovah’s getuigen op schandelijke wijze wegens hun christelijke neutraliteit vervolgd. Maar zelfs in deze landen floreert de aanbidding van God, ondanks de vervolging.

HET LIJDEN ZAL SPOEDIG EINDIGEN

20. Waartoe zijn Jehovah’s getuigen vastbesloten en waarvan zijn zij overtuigd?

20 Ondanks de vervolging die tegen hen wordt gericht, zijn Jehovah’s getuigen, waar zij zich ook in de wereld bevinden, vastbesloten vredelievend te zijn. In hen is Jesaja’s profetie reeds in vervulling gegaan. Zij hebben hun „zwaarden tot ploegscharen [geslagen] en hun speren tot snoeimessen. . . . zij zullen de oorlog niet meer leren” (Jes. 2:4). Zij hebben het vaste vertrouwen dat Jehovah binnenkort, in zijn oorlog van Armageddon, alle goddeloosheid snel tot een einde zal brengen (Openb. 16:13-16). Zij zijn ervan overtuigd dat Gods liefde zal standhouden. Zij zijn er zeker van dat de strijdvraag met betrekking tot de universele soevereiniteit en de waarachtigheid van Gods Woord tot volle tevredenheid van allen die in het universum leven, voorgoed zal worden opgelost. Daarom zijn Jehovah’s getuigen er ten volle van overtuigd dat de toelating van kwaad en vervolging een waardig doel dient tot rechtvaardiging van Gods Woord en naam.

21. Wat is door de toelating van goddeloosheid bewezen?

21 De door God toegestane tijdsperiode waarin hij goddeloosheid de vrije loop heeft gelaten, is lang genoeg geweest om de goddelozen in de gelegenheid te stellen hun kwade bedoelingen aan het licht te doen treden, om „de maat van hun zonden vol [te] maken” (1 Thess. 2:16). De waarheid van Gods Woord, waarin wordt gezegd dat de bestaande samenstelsels in de wereld wreed en harteloos zijn en het niet verdienen te bestaan, wordt erdoor onderstreept. Doordat deze samenstelsels zo verdorven en volkomen onbekwaam zijn, móet God ze wel op rechtvaardige wijze oordelen en vernietigen. En allen die rechtvaardigheid liefhebben, zullen zich over dat oordeel verheugen! — 1 Petr. 4:15-19.

22. Welk doel heeft vervolging gediend, en welke vraag moet nog beantwoord worden?

22 Vervolging heeft ook alle mensen in de gelegenheid gesteld te laten zien wie zij in werkelijkheid zijn, of zij in God en zijn Woord de bijbel geloven. Want de wijze waarop mensen en natiën over Gods volk hebben geheerst en hen hebben behandeld, stempelt hen onuitwisbaar als vóór of tegen God (Matth. 25:40, 45). Door vervolging is zonder enige twijfel aangetoond dat God liefde is en dat hij geduldig is met de mensheid en niet wil dat er mensen worden vernietigd maar dat „alle soorten van mensen worden gered en tot een nauwkeurige kennis van de waarheid komen” (1 Tim. 2:3, 4). Vervolging toont ook aan dat christenen de mensheid zo liefhebben dat zij kwaad verduren ten einde deze boodschap van redding aan hen te brengen. De enige resterende vraag is nu nog: Aan welke zijde van de strijdvraag zult u zich bevinden wanneer God de strijd ten slotte tot een dramatisch einde brengt in de oorlog van Armageddon, die nu naderbij komt? Zult u iemand blijken te zijn die zijn rechtschapenheid bewaart? Houdt u nu met deze kwestie bezig; uw eeuwige bestemming hangt er namelijk van af.

[Illustratie op blz. 681]

De eerste christenen werden vervolgd omdat zij weigerden aan een patriottische rite deel te nemen: wierook offeren voor de keizer. Ware christenen in deze tijd vermijden ook alle daden van afgoderij

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen