-
Wanneer Gods koninkrijk aan de macht komtDe Wachttoren 1969 | 1 juni
-
-
de omgeving van de aarde te slingeren, hetgeen zou voorafgaan aan het tijdstip waarop hij volkomen uitgeschakeld zou worden. Dan zou in de hemel de grootse aankondiging gedaan worden: „Nu is gekomen de redding en de kracht en het koninkrijk van onze God en de autoriteit van zijn Christus” (Openb. 12:5, 7-10). Maar wat betekende dit voor de aarde?
De bijbel vervolgt met te antwoorden: „Wee de aarde en de zee, want de Duivel is tot u neergedaald, en hij heeft grote toorn, daar hij weet dat hij slechts een korte tijdsperiode heeft” (Openb. 12:12). Ja, het begin van de heerschappij van Gods koninkrijk betekent echter geen onmiddellijke vrede en rechtvaardigheid op aarde. Integendeel, het luidt een periode van ongekende moeilijkheden voor de bewoners der aarde in.
Leven wij thans werkelijk in die periode van grote moeilijkheden? Wat is de betekenis van de verschrikkelijke moeilijkheden die thans over de gehele wereld bestaan? Laten wij eens zien.
-
-
De betekenis van de huidige wereldweeënDe Wachttoren 1969 | 1 juni
-
-
De betekenis van de huidige wereldweeën
TEGEN het einde van zijn aardse bediening sprak Jezus Christus over zijn tweede tegenwoordigheid, als hij zijn heerschappij als koning van Gods hemelse koninkrijk zou beginnen. Zijn volgelingen hadden hem gevraagd: „Zeg ons: Wanneer zullen deze dingen zijn, en wat zal het teken zijn van uw tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen?” (Matth. 24:3) Jezus beschreef toen, zowel ten behoeve van hen als van ons, wat er op aarde zou plaatsvinden wanneer hij in de hemel zou beginnen te regeren.
Hoewel de gebeurtenissen in de hemel voor menselijke ogen onzichtbaar zouden zijn, zou er op deze manier toch een zichtbaar bewijs zijn dat Christus uiteindelijk op de troon zat en als koning handelend optrad. Het zou het bewijs vormen dat het goddeloze samenstel van dingen, dat de mensheid eeuwenlang heeft onderdrukt, zijn „laatste dagen” was binnengegaan (2 Tim. 3:1). Hoewel er voorzegd was dat er spotters zouden zijn die zouden trachten de feiten te bagatelliseren, zou het bewijs toch duidelijk zijn. — 2 Petr. 3:3, 4.
Wanneer wij het bewijs samen beschouwen, is het belangrijk te beseffen dat Jezus niet zei dat één bepaalde gebeurtenis, zoals oorlogsdreiging of een verschrikkelijke aardbeving, het bewijs zou zijn dat „het einde” nabij was (Matth. 24:6). Neen, hij zei juist: „Let op de vijgeboom en alle andere bomen: Wanneer ze reeds in knop staan, weet gij voor uzelf, door het gade te slaan, dat nu de zomer nabij is. Zo ook wanneer gij deze dingen ziet geschieden, weet dan dat het koninkrijk Gods nabij is.” — Luk. 21:29-31.
Als wij zien dat één boom midden in de winter wat bladeren krijgt omdat het een paar dagen warm weer is, dan concluderen wij toch niet dat de zomer is gekomen? Maar als wij zien dat alle bomen knoppen krijgen en dat de dagen langer worden, dan weten
-