Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w74 15/12 blz. 761-764
  • Is er een verenigd lichaam van ware christenen?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Is er een verenigd lichaam van ware christenen?
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1974
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • VERENIGDE GEDACHTENGANG EN KRACHTSINSPANNINGEN NOODZAKELIJK
  • EEN ILLUSTRATIE VAN DE VERPLICHTING VAN EEN CHRISTEN
  • DE „BEZITTINGEN” DIE AAN DE „SLAVEN” WERDEN TOEVERTROUWD
  • HET BEGIN VAN DE VERVULLING VAN DE GELIJKENIS
  • ZIE UIT NAAR EEN VERENIGD LICHAAM DAT DE BIJBELSE WAARHEID ONDERWIJST
  • De bezittingen van de Koning vermeerderen
    Gods duizendjarige koninkrijk is nabij gekomen
  • Rijkdom verwerven voor de nieuwe Koning der aarde
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1974
  • Is het christendom stervende?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1975
  • De illustratie van de talenten
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1990
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1974
w74 15/12 blz. 761-764

Is er een verenigd lichaam van ware christenen?

IEDEREEN die naar een ware christen zoekt, verwacht iemand met hoge morele eigenschappen en een goede persoonlijkheid aan te treffen. En daarin heeft hij gelijk. Maar een christen zijn, wil meer zeggen dan dit.

U zult zelfs onder degenen die niet belijden christenen te zijn, personen aantreffen met goede morele eigenschappen en een aangename persoonlijkheid. Wat is dan het verschil?

Een christen moet behalve deze dingen ook een krachtig verlangen hebben om evenals Jezus Christus de ware aanbidding van de God van de bijbel te bevorderen. Hij moet ijver bezitten en in die richting activiteit ontplooien.

Zelfs als u dit feit beseft, vindt u het misschien verwarrend na te gaan wie in deze tijd als ware christenen geïdentificeerd kunnen worden. U vraagt u misschien zelfs wel af of er eigenlijk wel ware christenen zijn. U treft onder de leden van de christenheid namelijk weinig eenheid in denken en handelen aan. Dit is niet alleen zo met betrekking tot morele en maatschappelijke problemen, maar vooral wanneer het op de aanbidding van God aankomt. Er wordt weinig moeite gedaan God en zijn voornemen duidelijk uiteen te zetten en bekend te maken hoe mensen eeuwig leven kunnen verwerven, hetzij in de hemel of op aarde, door Hem door middel van de ware aanbidding te behagen.

VERENIGDE GEDACHTENGANG EN KRACHTSINSPANNINGEN NOODZAKELIJK

Dient er een LICHAAM van mensen te zijn, en is er ook zo’n lichaam van mensen, die zich aan de aanbidding van God wijden zoals deze in de bijbel wordt uiteengezet, en die dit op eendrachtige wijze doen en een actieve krachtsinspanning in het werk stellen om anderen ertoe te brengen hetzelfde te doen?

Welnu, volgens de aansporing van de apostel Paulus aan christenen in de eerste eeuw dient dit zo te zijn. Hij schreef veel over hoge morele maatstaven en een christelijke persoonlijkheid, maar hij zei ook: „Alleen, gedraagt u op een wijze die het goede nieuws over de Christus waardig is, opdat ik, hetzij ik kom en u zie, hetzij ik afwezig ben, over de dingen aangaande u mag horen, dat gij vaststaat in één geest, één van ziel [alsof zij allen te zamen één persoon waren] zijde aan zijde strijdend voor het geloof van het goede nieuws.” — Fil. 1:27.

EEN ILLUSTRATIE VAN DE VERPLICHTING VAN EEN CHRISTEN

Slechts weinig mensen zullen ontkennen dat Jezus en zijn apostelen bijzonder ijverig waren om de ware aanbidding tot de einden der aarde uit te breiden. Zij streefden dit doel eensgezind na en waren verenigd in leer en handelwijze. Ten einde te illustreren hoe zijn discipelen eensgezind de ware aanbidding dienden te bevorderen, gaf Jezus de gelijkenis van de talenten. (Een zilveren „talent” vertegenwoordigt een geldwaarde van honderden guldens.) Deze gelijkenis toont duidelijk en krachtig aan dat zij de verplichting hebben het ware christendom zoveel mogelijk uit te breiden.

Jezus’ discipelen hadden hem de vraag gesteld: „Wat zal het teken zijn van uw tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen?” De gelijkenis van de talenten maakte deel uit van zijn antwoord en werd dus gegeven ten einde aan christenen die in het „besluit van het samenstel van dingen” leven, te bewijzen dat de Heer Jezus Christus onzichtbaar in Koninkrijksmacht aanwezig was. De vervulling begon echter destijds, toen Jezus op aarde was. Wij kunnen de betekenis van de gelijkenis veel beter begrijpen door de overeenkomstige gelijkenis van de minen of „ponden” te beschouwen, waarin aan Christus’ eerste-eeuwse luisteraars werd aangetoond dat Gods koninkrijk zich niet „ogenblikkelijk ging vertonen”, zoals zij hadden gedacht. — Matth. 24:3; Luk. 19:11-27.

Beide gelijkenissen handelden over het koninkrijk der hemelen. De gelijkenis van de talenten begon als volgt:

„Want het [dat wil zeggen, de omstandigheden die met het koninkrijk der hemelen verband houden] is zoals met een mens die vlak voor zijn vertrek naar het buitenland zijn slaven bij zich riep en zijn bezittingen aan hen toevertrouwde. En hij gaf aan de een vijf talenten, aan een ander twee, aan weer een ander één, een ieder naar zijn bekwaamheid, en hij ging naar het buitenland.” — Matth. 25:14, 15.

De „mens” is Jezus Christus. Hij stond op het punt een verre reis te maken „naar het buitenland”, terug naar zijn Vader in de hemel. Dit zou na zijn dood en opstanding gebeuren. Daar in de hemel zou hij „aan de rechterhand van God gaan zitten, van die tijd af wachtend totdat zijn vijanden tot een voetbank voor zijn voeten gesteld zouden worden” (Hebr. 10:12, 13). Het zou lang duren voordat hij van zijn Vader het bevel zou ontvangen de volledige Koninkrijksmacht te aanvaarden, maar als die tijd zou zijn aangebroken, zou hij eerst zijn „slaven” inspecteren en belonen. Hij zou verwachten dat zij met elkaar zouden samenwerken ten einde zijn ’zaken’ te behartigen en dat zij elkaar niet zouden bestrijden. Zoals in Lukas 19:15-27 wordt aangetoond, zou hij na de voltooiing van de inspectie zijn vijanden van de aarde verdrijven. — Ps. 110:1-3.

DE „BEZITTINGEN” DIE AAN DE „SLAVEN” WERDEN TOEVERTROUWD

Deze man nu had „bezittingen” die hij tot zijn terugkeer in Koninkrijksmacht aan de hoede van zijn „slaven” zou toevertrouwen. Welke buitengewoon waardevolle bezittingen had Jezus? Hij had geen geld, grote bezittingen of land of gebouwen. Ook genoot hij geen erkenning of autoriteit van de zijde van de politieke regeringen. Hij werd op aanstichting van de joden door het Romeinse Rijk ter dood gebracht. Wat bezat hij dan dat hij aan zijn „slaven” kon toevertrouwen?

Het waren waardevolle dingen die verschilden van de zojuist genoemde soort van bezittingen. Gedurende zijn bediening in het vlees had Christus eerst het koninkrijk van zijn hemelse Vader gezocht. Door middel van zijn prediking en onderwijs had hij een veld bebouwd en had hij potentiële mogelijkheden in dit veld gelegd — een latent vermogen om discipelen voort te brengen. Dit was het bezit dat hij aan zijn discipelen naliet. Ruim twee jaar vóór zijn dood en opstanding had hij reeds tot zijn apostelen gezegd:

„Ziet! Ik zeg u: Slaat uw ogen op en ziet de velden, dat ze wit zijn om geoogst te worden. Reeds ontvangt de oogster loon en vergadert vrucht voor het eeuwige leven, zodat de zaaier en de oogster zich samen verheugen. In dit opzicht is het gezegde werkelijk waar: Eén is de zaaier en een ander de oogster. Ik heb u uitgezonden om te oogsten hetgeen u geen arbeid heeft gekost. Anderen hebben gearbeid en gij hebt de voordelen van hun arbeid geplukt.” — Joh. 4:35-38.

Jezus beperkte zijn zaaiwerkzaamheden tot de joden en joodse proselieten en tot de verwante Samaritanen. Johannes de Doper had ook enig zaaiwerk verricht. Na Jezus’ opstanding en de uitstorting van de heilige geest op zijn discipelen op de pinksterdag van het jaar 33 G.T. zouden deze discipelen eerst veel op dit ’bezaaide’ veld oogsten. Zij werden hiertoe „uitgezonden” en hadden dus de verplichting dit te doen. Degenen die het eerst werden ’geoogst’, waren als gevolg van het zuivere onderwijs van Jezus opgekweekt. Toen zij zich derhalve bij de door de geest verwekte discipelen aansloten, zorgden zij er als één man voor dat de zuivere leer gehandhaafd bleef.

Het spreekt vanzelf dat Jezus meer dan drie „slaven” had. De drie verschillende „slaven” die in de gelijkenis werden afgeschilderd, beelden dus alle toekomstige medeërfgenamen van Christus af voor wie hij een verbond heeft gesloten voor het hemelse koninkrijk Zij zouden personen zijn uit alle maatschappelijke standen, zowel oud als jong en zowel mannen als vrouwen. (Vergelijk Handelingen 1:14; 8:12.) Deze verschillen in omstandigheden en leeftijd zouden echter geen belemmering vormen voor de eenheid — allen zouden hetzelfde werk doen.

In de vervulling van de gelijkenis zag de Meester erop toe dat niemand meer kreeg dan hij aankon, ieder kreeg „naar zijn bekwaamheid”. De klasse met de „vijf talenten” omvatte in die eerste eeuw klaarblijkelijk de apostelen, aan wie de grootste verantwoordelijkheid werd gegeven (Openb. 21:14; Ef. 2:20-22). Zij boden veel hulp aan de klasse met de „twee talenten” en hielpen hen zich van hun verantwoordelijkheden te kwijten.

Evenals in de gelijkenis van de minen moesten alle „slaven” ’zaken doen totdat hij kwam’ (Luk. 19:11-13). Het zouden Jezus’ zaken, de zaken van de Koning, zijn en de gehoorzame slaven zouden derhalve één moeten zijn in denken en handelen. Christus is niet tegen zichzelf verdeeld (1 Kor. 1:10). Zijn „slaven” zouden beslist niet zijn zaken bevorderen door elkaar te bestrijden, zoals in de christenheid het geval is, waar de ene sekte het een onderwijst en een andere sekte weer wat anders.

In de gelijkenis zelf zou de „bekwaamheid” van de slaven, de basis op grond waarvan de talenten werden uitgedeeld, betrekking hebben op fysieke of mentale bekwaamheid. Werd er in de vervulling echter fysieke of mentale bekwaamheid door afgebeeld? Deze zou ongetwijfeld waardevol zijn indien ze in de juiste richting werd geleid en op juiste wijze werd gebruikt. De „bekwaamheid” beeldt hier echter de geestelijke mogelijkheden af welke in de christelijke „slaaf” die voor het hemelse koninkrijk in aanmerking komt, worden aangetroffen. Zijn ijver, zijn bereidheid en zijn vurige verlangen dragen alle tot deze mogelijkheden bij. Dit is in harmonie met het beginsel dat „God de leden in het lichaam [heeft] geplaatst, elk daarvan, zoals het hem heeft behaagd”. — 1 Kor. 12:18.

De Meester, Jezus Christus, heeft iets aan deze „slaven” toevertrouwd, ongeacht of zij nu deel blijken uit te maken van de klasse met de „vijf talenten” of van de andere in de gelijkenis genoemde klassen. Zij moeten van hun zijde ook iets hebben of bijdragen. Wat zij kunnen bijdragen, vult het waardevolle dat hun is toevertrouwd aan en stelt hen in staat het geestelijke bezit, het „veld” dat de Heer Jezus Christus heeft achtergelaten, te bebouwen. Het zal hen als klasse of verenigde groep helpen nieuwe discipelen te oogsten.

HET BEGIN VAN DE VERVULLING VAN DE GELIJKENIS

Wanneer begon Jezus deze „bezittingen” aan zijn discipelen toe te vertrouwen? Vertrouwde hij ze aan elk van hen afzonderlijk toe of aan hen als een verenigde groep? Het verslag in Handelingen 1:1-5 gaat verder waar het evangelie van Lukas ophield, namelijk „tot op de dag dat hij [de uit de doden opgewekte Jezus] werd opgenomen, nadat hij aan de apostelen die hij had uitgekozen, door middel van heilige geest bevelen had gegeven. Ook aan hen toonde hij, nadat hij had geleden, door vele positieve bewijzen dat hij levend was, daar hij gedurende veertig dagen door hen werd gezien en met hen sprak over de dingen die met het koninkrijk Gods verband houden. En terwijl hij met hen [een lichaam van getrouwe discipelen] samenkwam, beval hij hun: ’Vertrekt niet uit Jeruzalem, maar blijft wachten op datgene wat de Vader heeft beloofd, waarover gij van mij hebt gehoord, want Johannes doopte wel met water, maar gij zult niet vele dagen hierna in heilige geest worden gedoopt.’”

Jezus had dus niet alleen het „veld” toebereid en met een potentieel voor nog veel meer discipelen rijp gemaakt, maar hij had ook de eersten van zijn lichaam van „slaven” toebereid opdat zij zijn „bezittingen” konden ontvangen.

De vervulling van de gelijkenis moet zijn begonnen tussen de opstanding van Jezus uit de doden en zijn hemelvaart naar de tegenwoordigheid van zijn Vader. Want wanneer riep Jezus zijn „slaven” voor het eerst bijeen om zijn „bezittingen” aan hen toe te vertrouwen? De apostel Matthéüs brengt verslag uit over hetgeen Jezus na zijn opstanding tijdens een vergadering in Galiléa zei: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb.” — Matth. 28:16, 19, 20.

Op de dag van zijn hemelvaart was Jezus echter specifieker met betrekking tot de wijze waarop het werk dat erin bestond zijn „bezittingen” te vermeerderen, verricht zou worden. Wij lezen: „Toen zij nu bijeengekomen waren, vroegen zij hem: ’Heer, herstelt gij in deze tijd het koninkrijk voor Israël?’ Hij zei tot hen: ’Het komt u niet toe kennis te verkrijgen van de tijden of tijdperken die de Vader in zijn eigen rechtsmacht heeft gesteld, maar gij zult kracht ontvangen wanneer de heilige geest op u komt, en gij zult getuigen van mij zijn zowel in Jeruzalem als in geheel Judéa en Samaria en tot de verst verwijderde streek der aarde.’” — Hand. 1:6-8.

ZIE UIT NAAR EEN VERENIGD LICHAAM DAT DE BIJBELSE WAARHEID ONDERWIJST

Na zijn opstanding verscheen Jezus aan verscheidenen van zijn discipelen, bij één gelegenheid aan meer dan vijfhonderd van hen. En met Pinksteren werden ongeveer 120 discipelen met heilige geest gedoopt (1 Kor. 15:6; Hand. 1:15; 2:1-4). Er waren dus veel meer personen dan drie „slaven” die onmiddellijk ’zaken begonnen te doen’ met de talenten, want op die dag hoorden 3000 het getuigenis over Jehovah Gods voornemen door bemiddeling van Christus. Zij volgden echter niet een onafhankelijke handelwijze en ook vielen zij niet in verschillende denominaties uiteen. Zij sloten zich allen bij elkaar aan om de ware aanbidding krachtig en verenigd te bevorderen. — Hand. 2:41-47.

Mocht u dus in verwarring verkeren als u in onze tijd naar ware christenen zoekt, dan is het belangrijk in gedachten te houden dat u naar een verenigd LICHAAM van christenen moet zoeken die allen dezelfde dingen over Gods voornemen onderwijzen. Zij moeten een moreel rein en rechtschapen leven leiden. Bovendien moeten zij ijverig met anderen over de bijbel spreken, de ware aanbidding bevorderen en nieuwelingen helpen Christus’ discipelen te worden. Op deze wijze vermeerderen zij de „bezittingen” van de Koning. Treft u in uw omgeving zulke mensen aan?

Hoe komt de vervulling van de gelijkenis in onze tijd tot een besluit? De rijke man zou de slaven inspecteren en belonen. De vervulling hiervan zal in een van de volgende uitgaven van De Wachttoren worden besproken.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen