„Wij aanbidden wat wij kennen”
„ONMETELIJK is de Vader, onmetelijk de Zoon, onmetelijk ook de Heilige Geest. Eeuwig is de Vader, eeuwig de Zoon, eeuwig ook de Heilige Geest, en toch zijn er niet drie Eeuwigen maar één Eeuwige, zoals er niet drie Ongeschapenen zijn, of drie Onmetelijken, maar één Ongeschapene en één Onmetelijke.” Eén of drie, de God van de christenheid, zoals hij hier door de Athanasiaanse geloofsbelijdenis wordt gedefinieerd, is werkelijk een mysterieuze, onbegrijpelijke, onbekende God.
„Wij aanbidden wat wij kennen”, zei Jezus (Johannes 4:22). Hij sprak als een lid van een volk tot wie Mozes had gezegd: „Luister, o Israël: Jehovah, onze God, is één Jehovah.” Ja, getrouwe joden aanbaden een God die zij kenden. Over de christenen, die niet onder het joodse wetsverbond staan maar voor wie een nieuw verbond van kracht is geworden, werd profetisch gezegd: „Zij zullen geenszins een ieder zijn medeburger en een ieder zijn broeder leren, door te zeggen: ’Ken Jehovah!’ Want zij allen zullen mij kennen, van de geringste tot de grootste onder hen.” Zulke christenen kennen hun God beslist. — Deuteronomium 6:4; Hebreeën 8:11.
„Eén God, de Vader”
Omdat Jehovah’s Getuigen niet in het dogma van de Drieëenheid geloven, is er van hen gezegd dat zij „een vorm van arianisme” beoefenen.a Maar het feit dat zij geen trinitariërs zijn, stempelt hen nog niet tot arianen. In een van de weinige geschriften van Arius die bewaard zijn gebleven, beweert hij dat God het bevattingsvermogen, zelfs dat van de Zoon, te boven gaat. In overeenstemming hiermee verklaart de historicus H. M. Gwatkin in zijn boek The Arian Controversy: „De God van Arius is een onbekende God, wiens wezen in eeuwig mysterie verborgen is. Geen schepsel kan hem onthullen, en hij kan zichzelf niet onthullen.” Jehovah’s Getuigen aanbidden noch de „onmetelijke” God van de trinitariërs noch de „onbekende God” van Arius. Zij zeggen, mèt de apostel Paulus: „In werkelijkheid is er voor ons maar één God, de Vader, uit wie alle dingen zijn.” — 1 Korinthiërs 8:6.
Hoe uitermate belangrijk het is God te leren kennen, blijkt uit Jezus’ woorden in een gebed tot zijn Vader: „Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God” (Johannes 17:3). Dezelfde apostel die deze woorden van Jezus heeft opgetekend, schreef ook: „Wij weten . . . dat de Zoon van God is gekomen, en hij heeft ons het verstandelijke vermogen gegeven om de kennis van de waarachtige [Jehovah] te verwerven. En wij zijn in eendracht met de waarachtige, door bemiddeling van zijn Zoon, Jezus Christus. Dit is de waarachtige God en het eeuwige leven.” — 1 Johannes 5:20.
Sommige vertalers geven een trinitarische draai aan 1 Johannes 5:20. In The Living Bible luidt het slot van dit vers bijvoorbeeld: „Jezus Christus, zijn Zoon, die de enige ware God is; en hij is het eeuwige Leven.” Natuurlijk maken zowel katholieke als protestantse bijbels in Johannes 17:3 verschil tussen Jezus en „de enige ware God”. En in zijn Theological Investigations verklaart de vermaarde katholieke geleerde Karl Rahner dat „in de Eerste Brief van St.-Johannes ὁ θεός [„de God”] zo dikwijls beslist de Vader betekent, dat het in de hele Brief wel de Vader moet betekenen”. Ook de protestantse Franse Bible du Centenaire erkent in een voetnoot dat het Grieks een niet-trinitarische vertaling toelaat. Terloops zij opgemerkt dat men niet mag vergeten dat een overijverige trinitarische Latijnse afschrijver, vermoedelijk in de vierde eeuw G.T., aan 1 Johannes 5:7 de woorden „de Vader, het Woord en de heilige geest; en deze drie zijn één” heeft toegevoegd. Deze toevoeging, die in de vakliteratuur bekendstaat als het „Comma Johanneum”, werd tot 1927 door het Vaticaan beschermd, ondanks het feit dat zelfs sommige katholieke geleerden al in de zesde eeuw hun twijfel hadden uitgesproken over de authenticiteit ervan. Deze oneerlijke inlassing toont aan hoe ver trinitariërs bereid zijn te gaan in hun pogingen om hun leerstelling te bewijzen.
Gods naam en de Drieëenheid
Iets wat God voor Jehovah’s Getuigen heel reëel maakt, is het feit dat zij zijn persoonlijke naam, Jehovah, kennen en regelmatig gebruiken (Psalm 83:18). Wanneer een lid van een van de kerken van de christenheid in zijn bijbel de anonieme uitdrukking „de naam van de Heer” leest, betekent deze weinig of niets voor hem. Zo is ook wanneer hij bidt: „Uw naam worde geheiligd”, de kans groot dat hij niet weet welke naam hij in zijn gebed bedoelt. Jehovah’s Getuigen kennen hun God, zij kennen zijn naam en net als de psalmist en Jezus zelf hebben zij de naam van hun hemelse Vader lief. — Psalm 5:11, 12; Johannes 12:28; 17:6, 26.
Aangezien Gods persoonlijke naam letterlijk duizenden keren in de bijbel in de oorspronkelijke taal voorkomt, rijst de vraag waarom hij uit veel bijbelvertalingen van de christenheid is verwijderd en waarom hij door de honderden miljoenen katholieke, orthodoxe en protestantse „christenen” nooit wordt gebruikt. Zou het dogma van de Drieëenheid iets met dit hoogst merkwaardige religieuze feit te maken kunnen hebben?
Het is interessant dat de katholieke Jerusalem Bible Deuteronomium 6:4 vertaalt met: „Luister, Israël: Jahweh onze God is de ene Jahweh.” En een voetnoot verklaart, na een andere mogelijke vertaling gegeven te hebben: „Maar het is waarschijnlijker dat wij hier te maken hebben met een monotheïstische geloofsverklaring.” Dit is dus de ene God over wie Jezus, sprekend als jood, verklaarde: „Wij aanbidden wat wij kennen” (Johannes 4:22). En deze katholieke bijbel geeft toe dat de naam van die ene God Jahweh of Jehovah is.b Nu is volgens de trinitarische theologie Jahweh of Jehovah de naam van de God van de Hebreeuwse aartsvaders en de joden, de God die Jezus openbaarde als „de Vader” of „God de Vader”. Hieruit volgt dat voor trinitariërs de goddelijke naam Jahweh, of Jehovah, slechts één van de veronderstelde „Drie Personen” van de „Godheid” aanduidt. De „Tweede Persoon” heeft een naam (Jezus), maar de „Derde Persoon” is de anonieme „Heilige Geest”. De kerken van de christenheid kunnen voor God logischerwijs geen naam gebruiken die niet de hele „Godheid” aanduidt. Dus worden hun lidmaten ertoe gedoemd een mysterieuze drieënige God te aanbidden die geen naam heeft.
Toch voelen veel katholieken instinctief de behoefte iemand te aanbidden die zij kennen en bij de naam kunnen noemen. Dit verklaart ongetwijfeld waarom velen van hen Jezus of zelfs Maria aanbidden. Ditzelfde instinct om een God te aanbidden die men bij de naam kan noemen, wordt zelfs weerspiegeld in de religieuze architectuur. In tientallen katholieke kapellen, kerken en kathedralen in Frankrijk en andere landen bevindt zich boven het hoogaltaar of elders een vergulde wolk met stralenkrans die de goddelijke heerlijkheid afbeeldt. In het midden daarvan bevindt zich een driehoek, die de Drieëenheid symboliseert. Paradoxaal genoeg staat in de driehoek het Tetragram, de vier Hebreeuwse medeklinkers van Gods naam, Jehovah. Maar hoeveel katholieken in deze tijd realiseren zich dat het Gods naam is?
„Eén Heer, Jezus Christus”
Nadat de apostel Paulus verklaard had: „In werkelijkheid is er voor ons maar één God, de Vader, uit wie alle dingen zijn en wij voor hem”, voegde hij eraan toe: „En er is één Heer, Jezus Christus, door bemiddeling van wie alle dingen zijn en wij door bemiddeling van hem” (1 Korinthiërs 8:6). Jehovah’s Getuigen onderschrijven die verdere verklaring. Jehovah, de Vader, is de Bron; Jezus, Gods „eniggeboren zoon”, de „eerstgeborene van heel de schepping”, is degene door bemiddeling van wie de Vader Zijn wil tot stand brengt. — Johannes 1:2, 3, 14; Kolossenzen 1:15, 16.
Omdat de vierde-eeuwse andersdenkende theoloog Arius de bijbelse waarheid onder woorden bracht dat „de Zoon niet ongeboren is” en omdat Jehovah’s Getuigen die waarheid aanvaarden, verklaart The New Encyclopædia Britannica: „De christologie van Jehovah’s Getuigen is ook een vorm van arianisme.” Ten eerste dient te worden opgemerkt dat Jehovah’s Getuigen zich niet bedienen van een speciale „christologie”, een begrip dat gedefinieerd wordt als „de theologische interpretatie van de persoon en werken van Christus”. Zij delen de zienswijze van de christelijke leek die naar verluidt onomwonden tot de harrewarrende theologen die in 325 G.T. in Nicea vergaderd waren, gezegd zou hebben: ’Christus heeft ons geen dialectiek, kunst, of ijdele subtiliteiten onderwezen, maar de eenvoud van geest die wordt bewaard door geloof en goede werken.’ Klaarblijkelijk had deze man, net als veel getuigen van Jehovah, geleden ter wille van zijn geloof in Christus. Evenals hij stellen zij geen geloof in theologische filosofie. Zij aanvaarden in alle eenvoud wat de bijbel verklaart omtrent God, Christus en de heilige geest, en zij zijn bereid voor hun simpele geloof te lijden en het door goede werken te bewijzen.
Ten tweede kunnen Jehovah’s Getuigen niet van arianisme beschuldigd worden, daar zij het in vele opzichten oneens zijn met de zienswijze van Arius. Arius ontkende bijvoorbeeld dat de Zoon de Vader werkelijk kon kennen. De bijbel leert dat de Zoon de Vader ’volledig kent’ en dat de Zoon ’degene is die hem heeft verklaard’ (Matthéüs 11:27; Johannes 1:14, 18). Arius beweerde dat het Woord Gods Zoon werd „door adoptie” wegens zijn deugdzaamheid of morele rechtschapenheid. De bijbel zegt dat hij door Jehovah werd geschapen als zijn „eniggeboren zoon” (Johannes 1:14; 3:16; Hebreeën 1:2; Openbaring 3:14). Arius leerde dat christenen konden hopen aan Christus gelijk te worden, terwijl de bijbel verklaart dat God hem „de naam gegeven [heeft] die boven elke andere naam is” (Filippenzen 2:9-11). Jehovah’s Getuigen zijn allesbehalve hedendaagse arianen; zij geloven wat de bijbel zegt.
„De eniggeboren God”
Jehovah’s Getuigen ontkennen de godheid of goddelijkheid van Jezus niet. Maar de filosofische betekenis die de trinitariërs aan deze termen hechten, delen zij niet. Wanneer trinitariërs over de „goddelijkheid van Jezus” spreken, bedoelen zij niet dat hij „een god” of „goddelijk” is, maar dat hij „God” is, een van de drie even eeuwige personen van de „Godheid”. Misschien verklaart dit waarom veel bijbels van de christenheid Johannes 1:18 als volgt weergeven: „Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die aan den boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen” (Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap). Het merendeel van de oudste Griekse handschriften geeft niet „de eniggeboren Zoon” maar „de eniggeboren god”. The Expositor’s Greek Testament erkent: „Het gezag van de MS. [manuscripten] pleit voor de lezing θεος [god], terwijl de vertalingen en de [kerk-]Vaders veeleer naar de andere kant overhellen.” Waarom? Omdat zij bang waren voor de anti-trinitariërs, voor wie „deze benaming [’eniggeboren god’] Hem [de Zoon] prachtig onderscheidde van de Vader”.c
Jehovah’s Getuigen, die het schriftuurlijke feit erkennen dat Jezus „een god” of „een machtige” is, raken niet van streek door Johannes 20:28, waar opgetekend staat dat de apostel Thomas tot Jezus uitriep: „Mijn Heer en mijn God!” Om te beginnen zou Thomas het woord „God” gebruikt kunnen hebben zoals Manoah dat eertijds had gedaan (Rechters 13:20-22). Maar zelfs als dit niet het geval was, kan er geen verwarring ontstaan, want Jezus had nog kort tevoren een boodschap aan de apostelen laten overbrengen waarin hij zei: „Ik stijg op naar mijn Vader en uw Vader en naar mijn God en uw God” (Johannes 20:17; vergelijk 2 Korinthiërs 1:3). En Johannes zegt dat hij deze bijzonderheden (met inbegrip van de uitroep van Thomas) heeft opgetekend „opdat gij moogt geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van God”. — Johannes 20:31.
Jehovah’s Getuigen geloven niet dat Jezus „de vleesgeworden God”, een „Godmens” was, zoals de filosofische theorie over de Vleeswording van de „twee naturen”, de menselijke en de goddelijke, luidt. In overeenstemming met de bijbel geloven zij dat ’het Woord vlees geworden is’ (Johannes 1:14). Hierdoor ’heeft hij zichzelf ontledigd’ van zijn vroegere geestelijke bestaan en werd hij een mens, „lager dan engelen”, om zichzelf te kunnen aanbieden als „een overeenkomstige losprijs voor allen” (Filippenzen 2:7, 8; Hebreeën 2:9; 1 Timótheüs 2:6). De trinitarische gedachte dat „de verlossing van de mens van zonde en dood alleen dan gewaarborgd is als Christus volledig God en volledig mens is”, is een onschriftuurlijke filosofie. Om terug te kunnen kopen wat Adam voor de mensheid verbeurd had, moest Jezus een volmaakt menselijk leven offeren, niets meer en niets minder (Exodus 21:23; 1 Korinthiërs 15:22, 45, 47; Romeinen 5:18, 19, Groot Nieuws Bijbel; Matthéüs 20:28). Alleen al hierdoor worden de dogma’s van de Vleeswording en de Drieëenheid als leugens aan de kaak gesteld.
Hoewel Jezus „een god” was, dacht hij er niet aan „de gelijkheid met God [Jehovah] door roof zich toe te eigenen” (Filippenzen 2:6, Leidse Vertaling). Het is duidelijk dat hij zich aan Jehovah onderwerpt, nu en in de toekomst (1 Korinthiërs 15:27, 28). Hij heeft de superioriteit van zijn Vader vrijwillig erkend (Johannes 14:28; vergelijk 1 Korinthiërs 11:3). Bij zijn opstanding werd hij „levend gemaakt in de geest”, „met heerlijkheid en eer gekroond” en „verhoogd”, „zodat in de naam van Jezus iedere knie zich zou buigen van hen die in de hemel en die op aarde” zijn (1 Petrus 3:18; Hebreeën 2:9; Filippenzen 2:9, 10). Met het oog daarop verbaast het Jehovah’s Getuigen niet wanneer zij in Hebreeën 1:6 lezen dat de engelen worden uitgenodigd ’zich voor hem neer te buigen [LV]’, ’Hem te huldigen [NBG]’, of ’Hem te aanbidden [Petrus-Canisiusvertaling]’. (Vergelijk Openbaring 5:11, 12.) Dit is volstrekt niet in tegenspraak met Matthéüs 4:10, waar Jezus — in een aanhaling uit Deuteronomium — zegt dat alleen Jehovah God aanbeden moet worden. Het is interessant dat de katholieke Jerusalem Bible, die in Hebreeën 1:6 „hem aanbidden” zegt, in zijn kanttekeningen verwijst naar Deuteronomium 32:43 (Griekse Septuaginta) en Psalm 97:7, waar hij dezelfde woorden respectievelijk weergeeft met „hem hulde brengen” en „buigt u neer”. Waarom is deze katholieke bijbel inconsequent? Kennelijk om trinitarische redenen.
„De beloofde heilige geest”
De apostel Petrus verklaarde op de dag van het pinksterfeest: „Deze Jezus heeft God opgewekt, van welk feit wij allen getuigen zijn. Daarom heeft hij, daar hij tot Gods rechterhand werd verhoogd en de beloofde heilige geest van de Vader heeft ontvangen, dit uitgestort wat gij ziet en hoort” (Handelingen 2:32, 33). Wat is deze beloofde „heilige geest” nu precies? Is het „de derde persoon van de Drieëenheid”? Wat onthullen naslagwerken?
The Catholic Encyclopedia: „Nergens in het Oude Testament vinden wij een duidelijke aanwijzing voor een Derde Persoon.”
A Catholic Dictionary: „Over het algemeen spreekt het Nieuwe Testament, evenals het Oude, over de geest als een goddelijke energie of kracht.” — Wij cursiveren.
The New Encyclopædia Britannica: „Het verschijnen van trinitarische speculaties in de vroege kerkelijke theologie gaf aanleiding tot grote moeilijkheden in het artikel omtrent de Heilige Geest. Want het persoon-zijn van de Heilige Geest, die in het Nieuwe Testament duidelijk naar voren komt als goddelijke kracht . . . was niet goed te bevatten. . . . De Heilige Geest werd niet als een persoonlijk wezen maar veeleer als een kracht gezien.” — (Wij cursiveren.) „Niettemin kwam met Athanasius (gestorven 373) de idee van de complete homoousia (wezen) van de Heilige Geest met de Vader en de Zoon tot stand.”
A Catholic Dictionary: „De ware goddelijkheid van de derde Persoon werd in 362 vastgesteld op een concilie van Alexandrië, . . . en ten slotte door het concilie van Constantinopel van 381.”
Dit was drie en een halve eeuw nadat met Pinksteren 33 G.T. de heilige geest werd uitgestort!
Hoewel Arius de theorie van Athanasius, dat de heilige geest van dezelfde substantie was als de Vader, niet aanvaardde, beschouwde hij de geest wel als een persoon. Dit verschaft nog een bewijs dat Jehovah’s Getuigen geen arianen zijn, want zij delen de bijbelse zienswijze van de vroege christenen, namelijk, dat de heilige geest Gods werkzame kracht is, die hij op tal van manieren gebruikt om zijn wil tot stand te brengen (Handelingen 5:32). Zeker, er zijn passages in de bijbel waar de geest gepersonifieerd wordt. Maar dit bewijst niets. Zelfs A Catholic Dictionary erkent: „De meeste van deze teksten verschaffen geen steekhoudend bewijs voor persoonlijkheid. . . . Wij mogen niet vergeten dat het N[ieuwe] T[estament] pure hoedanigheden zoals liefde (1 Cor. xiii. 4), en zonde (Rom. vii. 11), ja, zelfs abstracte en levenloze dingen zoals de wet (Rom. iii. 19), het water en het bloed (1 Joh. v. 8) personifieert.” Aan de andere kant zegt de bijbel over de geest dat hij werd ’uitgestort’ en van mensen dat zij „met heilige geest vervuld” werden, de geest ontvingen als een „vrije gave” en ’in heilige geest gedoopt’ werden, hetgeen allemaal onlogisch zou zijn indien de heilige geest een persoon was.d — Handelingen 2:4, 17, 38; 4:31; Johannes 1:33.
Laten wij de God die wij kennen, verkondigen!
Paulus zei tot de Atheners die ’onbekende goden’ aanbaden: „Wat gij dan, zonder het te kennen, vereert, dat verkondig ik u” (Handelingen 17:23, NBG). Hoe dankbaar dienen wij te zijn dat wij bevrijd zijn van het onbegrijpelijke „mysterie” van de Drieëenheid en dat wij, net als Jezus, kunnen zeggen: „Wij aanbidden wat wij kennen”! (Johannes 4:22) Wij aanbidden Jehovah, onder leiding van Zijn Zoon, Christus Jezus, en met de hulp van Zijn geest. Mogen wij er ijverig mee voortgaan onze geweldige God bekend te maken, want „Jehovah is groot en zeer te loven . . . Want deze God is onze God tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig”. — Psalm 48:1, 14.
[Voetnoten]
a Zie het kopje „De ariaanse controverse” in het artikel „Hoe de christenheid ertoe gekomen is een onbekende God te aanbidden”, op bladzijde 24 van De Wachttoren van 1 november 1984.
b Jehovah is de conventionele Nederlandse vorm van Gods naam, zoals Jezus de conventionele vorm van het Hebreeuwse Je·sjoeʹaʽ of het Griekse I·eʹsous is. In zijn meer dan 600 bladzijden tellende Grammaire de l’hébreu biblique, uitgegeven door het Pauselijk Bijbelinstituut in Rome, schrijft de jezuïet professor Joüon: „In onze vertalingen hebben wij, in plaats van de (hypothetische) vorm Jahweh, de vorm Jéhovah gebruikt . . . de conventionele literaire vorm die in het Frans wordt gebruikt.”
c Sommige vertalers uit de christenheid hebben een soortgelijke trinitarische draai gegeven aan Titus 2:13 en 2 Petrus 1:1. — Vergelijk de voetnoten in de Revised Standard Version (katholieke en protestantse uitgave) en de katholieke Jerusalem Bible.
d Voor verdere informatie over de heilige geest raadplege men het boek Heilige geest — de kracht achter de komende Nieuwe Ordening! uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.
[Illustraties op blz. 27]
Kathedraal van Orléans (Frankrijk)
Tetragram op de kansel (Kathedraal van Orléans)
[Illustraties op blz. 29]
Tetragram op het hoogaltaar in de kapel van het paleis van Versailles