Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w70 15/3 blz. 191
  • Vragen van lezers

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Vragen van lezers
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1970
  • Vergelijkbare artikelen
  • Leiding van Gods geest in de eerste eeuw en in onze tijd
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2011
  • Heilige geest
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
  • Heilige geest
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • ’In de naam van de heilige geest’
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1992
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1970
w70 15/3 blz. 191

Vragen van lezers

● Wat wordt er in Johannes 7:39 bedoeld wanneer daar staat „want er was nog geen geest”? — A. A., V.S.

In hoofdzaak betekent het dat nog geen van Christus’ discipelen met heilige geest was gezalfd en tot hemels leven was geroepen.

Ongeveer een half jaar vóór zijn dood zei Jezus: „Indien iemand dorst heeft, hij kome tot mij en drinke. Wie geloof in mij stelt zoals de Schrift heeft gezegd: ’Uit zijn binnenste zullen stromen van levend water vloeien.’” Dan vervolgt het geïnspireerde verslag: „Hij zei dit echter betreffende de geest, welke zij die geloof in hem stelden, binnenkort zouden ontvangen; want er was nog geen geest, omdat Jezus nog niet was verheerlijkt.” — Joh. 7:37-39.

Het is duidelijk dat Jezus niet bedoelde dat Gods werkzame kracht of heilige geest tot op die tijd, de tijd van het loofhuttenfeest in 32 G.T., niet had bestaan. Zowel hij als zijn toehoorders wisten dat God zijn heilige geest reeds lang had gebruikt (Gen. 1:2; 2 Sam. 23:2; Hand. 28:25). Gods geest rustte op getrouwe dienstknechten zoals Othniël, Jefta en Simson (Recht. 3:9, 10; 11:29; 15:14). Er was echter een manier waarop de geest nog niet in verband met onvolmaakte mensen was gebruikt. Geen van die getrouwe dienstknechten was, door middel van de geest, tot hemels leven geroepen.

Tijdens het Loofhuttenfeest placht een joodse priester naar de vijver van Silóam in Jeruzalem te gaan en een gouden vat met water naar de tempel te brengen. Jezus verwees waarschijnlijk naar dit gebruik toen hij zei dat er iets verfrissenders en belangrijkers zou komen. En dat toekomstige ’levende water’ zou op de een of andere manier verband houden met het feit dat zijn volgelingen Gods geest zouden ontvangen.

Op de avond voordat Jezus stierf, zei hij tot zijn apostelen dat hij hun de heilige geest der waarheid zou zenden, die alles wat hij hun had verteld, in hun herinnering zou terugbrengen (Joh. 14:16, 17, 26). Betekent dit dat zij toen nog in het geheel geen geest bezaten? Neen, want door middel van de geest waren zij in staat geweest wonderbare genezingen in verband met hun onderwijs te verrichten (Matth. 10:5-8). En door die geest begrepen zij vele geestelijke dingen die Jezus leerde. Maar omdat zij nog niet met de geest waren gezalfd waarover Jezus in Johannes 7:39 sprak, konden zij één heel onderdeel van zijn leringen nog niet begrijpen. Zij onderscheidden bijvoorbeeld niet dat Christus op de derde dag uit de doden tot geestelijk leven opgewekt zou worden, of dat zijn koninkrijk in de hemel zou zijn (Joh. 20:9; Hand. 1:6). Dit is begrijpelijk omdat de gedachte dat mensen geestelijke schepselen zouden worden en in de hemel zouden leven, hun vreemd was. Wanneer zij eenmaal zelf met de geest waren gezalfd en de hemelse hoop hadden ontvangen, konden zij de betekenis begrijpen van wat Christus over dergelijke dingen had gezegd.

Zelfs toen Jezus na zijn opstanding aan zijn apostelen verscheen, ’was er nog geen geest’ in de zin die hij in Johannes 7:39 bedoelde. De uit de doden opgewekte Christus beloofde hun: „Gij zult kracht ontvangen wanneer de heilige geest over u komt en gij zult getuigen van mij zijn” (Hand. 1:8). Zij hadden reeds getuigd omtrent Jezus als de Messías, maar zij hadden er nog geen getuigenis van afgelegd dat hij als een geestelijk schepsel in de hemel zou regeren, te zamen met geestelijke metgezellen die vroeger mensen waren geweest.

Ten slotte stortte Jezus, op Pinksteren van het jaar 33 G.T., op zijn volgelingen de heilige geest uit die hij, als een verheerlijkte geest, van Jehovah had ontvangen (Hand. 2:4, 33). Dit was de eerste keer dat onvolmaakte mensen de hoop op geestelijk leven in de hemel hadden ontvangen. Door deze zalving waren de christenen in staat de betekenis te begrijpen van de vele dingen die Jezus hun had verteld. Bovendien hadden zij een werk te doen.

Die gezalfde christenen moesten in een nieuwe betekenis „getuigen” omtrent Jezus zijn. Zij hadden nu de ’heilige geest, die een van tevoren gegeven onderpand van hun erfenis’ in de hemel was (Ef. 1:13, 14). Wanneer zij omtrent het hemelse koninkrijk predikten, vloeiden er ’uit hun binnenste stromen van levend water’, want de levengevende wateren der waarheid die zij uitdeelden, konden tot eeuwig leven leiden. En de verzekering daarvan lag niet in de verre toekomst; de roep tot hemels leven was op dat moment beschikbaar. Diezelfde dag trokken drieduizend zielen voordeel van dat ’levende water’, werden gedoopt en ontvingen de „vrije gave, de heilige geest”. — Hand. 2:38-42.

En Jehovah is ermee voortgegaan zulke gezalfde christenen te gebruiken. Door bemiddeling van hen heeft hij een begrip van zijn voornemens verschaft, met inbegrip van het vooruitzicht dat mensen van dit geslacht die geloof in Christus oefenen, het einde van dit goddeloze samenstel kunnen overleven en voor altijd op een paradijsachtige aarde kunnen wonen. Hoe waar zijn Jezus’ woorden in Johannes 7:38, 39 met betrekking tot de zalving met heilige geest en het ’levende water’ dat stroomt via christenen die tot leven in de hemel zijn geroepen!

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen