Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • „Het Woord” — Wie is hij? Volgens Johannes
    De Wachttoren 1962 | 1 december
    • hij zegt: „Ik acht het mijn plicht, zolang ik in deze tent ben, u door herinnering wakker te houden, want ik weet, dat het afleggen van mijn tent spoedig komt” (2 Petr. 1:13, 14). Petrus heeft met deze woorden zeker niet bedoeld dat hijzelf een incarnatie was. Petrus bedoelde dat hij nog slechts een korte tijd als een vleselijk schepsel op aarde te leven had.

      34 Hetzelfde Griekse woord dat in Johannes 1:14 staat, wordt ook in Openbaring 12:12 en 13:6 gebruikt, en wel voor andere personen die geen incarnaties zijn. Daarom ondersteunen de woorden van Johannes 1:14 niet de incarnatietheorie.

  • Voormenselijk bestaan
    De Wachttoren 1962 | 1 december
    • Deel 2

      Voormenselijk bestaan

      35, 36. (a) Naar welk bestaan verwijst Johannes 1:1, en welke man vestigde daar voor het eerst de aandacht op? (b) Hoe was Jezus een man die na Johannes kwam en toch vóór hem bestond, en waarnaar verwees Johannes door hem het Lam Gods te noemen?

      DE APOSTEL Johannes begon zijn verslag met te zeggen: „In den beginne was het Woord en het Woord was bij God.” Hiermee bedoelde hij niet het begin van Jezus’ openbare bedieningswerk op aarde negentien eeuwen geleden. Hij bedoelde dat het Woord, lang voordat hij ’vlees werd’ op aarde, een voormenselijk bestaan heeft gehad. Zijn gehele verslag door maakt Johannes dit punt duidelijk. Ruim een maand nadat Jezus in de rivier de Jordaan was gedoopt, vestigde Johannes de Doper de aandacht op Jezus en diens vroegere leven door te zeggen: „Zie, het lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. Deze is het van wien ik zeide: Na mij komt een man, die vóór mij geweest is, want Hij was eer dan ik. En zelf wist ik niet van Hem, maar opdat Hij aan Israël zou geopenbaard worden, daarom kwam ik dopen met water.” — Joh. 1:29-31.

      36 Johannes de Doper werd ongeveer zes maanden voor het Woord ’vlees werd’ of als de Zoon van de joodse maagd ter wereld kwam, geboren. Daarom zei Johannes met betrekking tot Jezus: „Na mij komt een man.” Door wat er met Jezus gebeurde nadat Johannes hem had gedoopt, kon hij hem nu echter „een man die vóór mij geweest is” noemen; wanneer hij dus van hem zegt: „Hij was eer dan ik”, moet Johannes hebben bedoeld dat Jezus een voormenselijk bestaan heeft gehad. Johannes toonde ook aan dat Jezus tot een offer aan God zou worden, want in het Israël uit de oudheid werden dagelijks door de joodse priesters lammeren aan God geofferd. Opdat Jezus als het „Lam Gods” de zonden der wereld zou kunnen wegnemen, zou zijn bloed als een offer moeten worden uitgestort, want zonder het bloed van een onschuldig slachtoffer te vergieten, kon men van God geen vergeving van zonden verkrijgen. — Hebr. 9:22.

      37. Waarom was Jezus in staat tot Nikodémus over hemelse dingen te spreken?

      37 Ook Jezus zelf getuigde bij een aantal gelegenheden van zijn eigen bestaan in de hemel voordat hij op aarde vlees werd. Aldus was Jezus in staat over „het hemelse” te spreken omdat, zoals hij tot de joodse regeerder Nikodémus zei, „niemand is opgevaren naar den hemel, dan die uit den hemel nedergedaald is, de Zoon des mensen”. — Joh. 3:12, 13.

      38. Hoe getuigde Jezus door over het manna te spreken, van zijn vroegere bestaan in de hemel?

      38 Jezus sprak over zichzelf als over

Nederlandse publicaties (1950-2025)
Afmelden
Inloggen
  • Nederlands
  • Delen
  • Instellingen
  • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
  • Gebruiksvoorwaarden
  • Privacybeleid
  • Privacyinstellingen
  • JW.ORG
  • Inloggen
Delen