Zij liegen over de doden
ER WORDT wel eens gezegd dat er meer leugens over de doden dan over de levenden worden verteld en dat geen twee autoriteiten het over het onderwerp eens schijnen te zijn. Volgens een bioloog is de dood een noodzakelijke factor in de natuurlijke loop der dingen en is het dwaas om te zeggen dat er geen dood is. Een arts zegt: „Dood moet er zijn”, dit is iets natuurlijks. Daarentegen heeft een geestelijke de bewering geuit dat het net zo dwaas is om te zeggen dat ’s mensen dood natuurlijk en noodzakelijk is als te zeggen dat er geen dood is. Bovendien zijn ook weer niet alle geestelijken het daarmee eens. Wie van al dezen zult u nu geloven?
Ondanks dat de dood een universele werkelijkheid is, houden met verstand begaafde personen hardnekkig vol dat de dood niet bestaat. Predikant N.V. Peale van New York zegt bijvoorbeeld ronduit: „Er is geen dood. Geen dood!” De Commissie inzake christelijk geloof, samengesteld uit drieënveertig protestantse theologen van de Verenigde Kerk van Canada, bericht echter na vijf jaar van intensieve bijbelstudie: „Men vergist zich wanneer men zegt ’er is geen dood’, want dat is een leugen.” „De dood is een van de grootste levensfeiten.” Wat voor de een dus waarheid is, is voor de ander een leugen.
Dat het fysieke lichaam vergankelijk is, kan men louter reeds door waarneming weten. Dat kan wel waar zijn, zo zeggen sommigen, maar onze ziel overleeft het lichaam. In de brochure What Happens After Death?, een rooms-katholieke publikatie, staat: „Een van de elementaire leringen van het Katholieke Geloof is, dat de ’mens een schepsel is, samengesteld uit lichaam en ziel’ — twee delen die niet losjes verbonden zijn maar verenigd zijn om één individuele menselijke natuur te vormen. . . . Wanneer de mens sterft, worden zijn ziel en lichaam van elkaar gescheiden. Zijn lichaam verliest datgene wat het tot een levend menselijk lichaam maakte. Het vergaat en valt uiteen in de elementaire stoffen waaruit het werd samengesteld. De menselijke ziel sterft echter niet.” In The Register van 16 augustus 1959 staat: „De ziel kan niet sterven omdat ze niet kan uiteenvallen, niet in delen gesplitst kan worden, aangezien ze enkelvoudig is en niet uit delen is samengesteld.” Ze „is een substantieel wezen. Ze kan denken en willen.”
Commentaar leverend op deze scheiding van ziel en lichaam, berichtte de Commissie inzake christelijk geloof: „Onsterfelijkheid is net zo min een hoedanigheid van de menselijke ziel als van het menselijke lichaam. Om het menselijke wezen aldus in een onsterfelijke ziel en een sterfelijk lichaam te scheiden, is trouwens niet bijbels en is in werkelijkheid in strijd met de christelijke leer dat het leven na de dood een werk van Gods genade en niet een natuurlijke ontwikkeling van ’s mensen gestel is, en dat de hoop van een christen in de opstanding, een uit de doden opgewekt worden, is gelegen in plaats van in een natuurlijke onsterfelijkheid. Zoals wij reeds hebben gezegd, is de gedachte dat de mens uit twee scheidbare delen, de ziel en het lichaam, bestaat, niet bijbels maar van de Griekse filosofen afkomstig.”
De bevindingen van de commissie omtrent de ziel en de doden werden wijd en zijd gepubliceerd en als nieuwe ontdekkingen begroet. Het zij echter bekend dat Jehovah’s getuigen reeds meer dan tachtig jaar hebben geweten, gedrukt en gepredikt wat deze geestelijken nu pas ontdekken! Dat de ziel sterfelijk is en ’s mensen hoop in de opstanding uit de doden is gelegen, zijn stellig geen nieuwe ontdekkingen, want de bijbel heeft dit reeds duizenden jaren lang geleerd! De waarheid is evenwel dat geestelijken jarenlang hardnekkig hebben geweigerd deze feiten toe te geven. Zij logen over de doden. Na het publiek jarenlang verkeerd te hebben ingelicht, geven sommigen van hen thans de bijbelse waarheid toe en doen zij het voorkomen alsof deze een pas gevonden kleinood is, wat helemaal niet zo is.
Er worden eveneens leugens verteld over de sterfelijkheid van de mens. Zo schrijft de filmactrice Deborah Kerr bijvoorbeeld: „De mens is onsterfelijk. Hij sterft nimmer. Hij IS eenvoudig.” „Het werkelijke ik”, zo zegt zij, „zal voortleven, of, beter gezegd, zal terugkeren tot de eenheid met God. Dat is ware onsterfelijkheid.” Gods Woord, de bijbel, is het echter niet met de actrice eens. Daarin staat namelijk dat de mens sterfelijk is. „Dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen”, zei de apostel Paulus. Hoe zouden schepselen, indien zij reeds onsterfelijk waren, ’onsterfelijkheid kunnen aandoen’? In dat geval zou Paulus’ verklaring overbodig, onnodig en onwaar zijn. — Job 4:17, NW; 1 Kor. 15:53.
De doden niet bij bewustzijn
Anderen geloven dat de doden levend en bij bewustzijn zijn, ja, dat zij zelfs contact met levende mensen hebben gehad. Dr. L. Weatherhead, predikant van de City Temple in Londen, Engeland, zei: „Ik ben ervan overtuigd dat de doden leven en dat er in sommige gevallen — echter betrekkelijk weinig — contact met hen tot stand is gebracht.” Hoe kan dit waar zijn, aangezien er toch in de bijbel staat dat de doden „zich in het geheel nergens van bewust” zijn? Zielen die niet bij bewustzijn zijn, kunnen stellig geen contact onderhouden. — Pred. 9:5, NW.
Evangelist G. Hamilton verklaart: „Het geloof dat de ziel bij de dood slaapt en volkomen onbewust is van gelukzaligheid of smart, is gebaseerd op de onjuiste veronderstelling dat het fysieke lichaam noodzakelijk is voor activiteit en bewustzijn. . . . Wij weten dat ze eeuwig actief en bij bewustzijn zijn.” Deze verklaring wordt niet alleen door de bovenaangehaalde schriftuurplaats, Prediker 9:5, gelogenstraft, maar eveneens door Jezus Christus, de Grote Onderwijzer, want hij sprak dikwijls van de dood als van een slaap. Er kwam eens een zekere regeerder tot Jezus die zei: „Mijn dochter is zo juist gestorven, maar kom en leg uw hand op haar en zij zal leven.” Toen Jezus het huis van deze man binnenging, treurden de mensen over de dood van het meisje. Jezus zei tot hen: „Gaat heen, want het meisje is niet gestorven, maar het slaapt.” Vervolgens wekte Jezus het meisje uit haar doodsslaap op. — Matth. 9:18, 23-25.
Bij een andere gelegenheid zei Jezus dat hij naar het huis van Lazarus ging „om hem uit den slaap te wekken”. De discipelen dachten dat Jezus over een natuurlijke slaap sprak. Daarop zeide Jezus tot hen: „Lazarus is gestorven.” Ongetwijfeld was dit ook de gedachte van de schrijver van het redactionele artikel in de New York Times van 7 december 1959, waarin over de 1102 man die bij het zinken van het oorlogsschip Arizona de dood hadden gevonden, stond dat zij „voor eeuwig slapen”. In het algemeen wordt de dood echter een slaap genoemd wegens de hoop dat de gestorvenen in de beloofde opstanding der doden wederom tot leven opgewekt zullen worden. — Joh. 11:11-14.
Geen ondersteuning voor een hellevuur
Vele protestanten en katholieken geloven dat de doden die niet naar de hemel zijn gegaan, zich hetzij in het vagevuur of in het hellevuur bevinden, alwaar zij verschrikkelijke pijnen lijden. In een door de Knights of Columbus verspreide publikatie staat: „Er kan geen twijfel over bestaan dat het vagevuur werkelijk bestaat en dat ook het lijden aldaar werkelijk is.” Betreffende degenen die zich in de hel bevinden, wordt gezegd dat zij hopeloos verloren zijn. In Hell and the Lake of Fire, een protestants pamflet, kan men lezen: De een zal zich voor eeuwig in de genietingen van de hemel verheugen. „De ander ondergaat eeuwig straf en zal voor eeuwig en altijd in de hel en de poel van vuur zijn.”
Er staat absoluut niets in de bijbel waardoor een van deze leerstellingen wordt ondersteund. Het woord „vagevuur” kan men noch in katholieke noch in protestantse bijbels vinden. Wat het woord „hel” betreft, dit vindt zijn oorsprong in het Griekse woord Hades en het Hebreeuwse woord Sheol. In beide talen betekent het oorspronkelijke woord het gemeenschappelijke graf der mensheid, een kuil, een plaats waar de doden en begravenen onzichtbaar zijn. Volgens de bijbel waren Jona en Jezus in de hel. Betreffende Jezus zei Petrus dat hij „niet is verlaten in de hel [Hades, NW]”, dat wil zeggen, de bijbelse hel, het graf. In de Openbaring staat profetisch dat ’de dood en de hel [Hades, NW] de doden gaven, die in hen waren’. Volgens hetgeen hier in de Openbaring staat, zijn de doden in Hades of de hel dood, niet levend, en hebben zij de hoop hieruit bevrijd te worden. De bijbel is definitief ten aanzien van dit punt, namelijk, dat de doden „zich in het geheel nergens van bewust” zijn. Indien zij niet bij bewustzijn zijn, kunnen zij niet lijden. Voorts lezen wij: „Er is geen werk, plan, kennis noch wijsheid in Sheol [het graf, SV], de plaats waarheen gij gaat.” Zij die iets anders leren, liegen over de doden. — Hand. 2:31; Openb. 20:13, SV; Pred. 9:5, 10, NW.
Visioenen van de hemel
Er zijn personen die beweren dat de stervenden vlak voor hun dood een glimp van de hemel zien. Dr. N.V. Peale bericht dat hij met de vrouw van de beroemde uitvinder T.A. Edison omtrent diens zienswijze van het leven na de dood heeft gesproken. Peale schrijft: „Toen het ogenblik van Edisons dood zeer nabij was, zag zijn dokter dat hij iets trachtte te zeggen. Hij boog zich voorover en hoorde de stervende duidelijk zeggen: ’Het is daar heel mooi.’ Zoals is waargenomen”, aldus Peale, „wordt door datgene wat mannen en vrouwen ondervinden wanneer zij het zogenaamde dal van de schaduw des doods binnengaan, te kennen gegeven dat eraan de andere zijde zowel leven als schoonheid is.” Hij vervolgt met te zeggen: „Een verpleegster die vele mensen heeft zien sterven, vertelde mij: ’Vele patiënten hebben op het moment dat zij stierven, te kennen gegeven dat zij iets „zagen” en dikwijls spraken zij over een wonderbaarlijk licht en muziek. Sommigen zeiden dat zij gezichten zagen die zij herkenden. Er lag dikwijls een blik van ongelooflijke verbazing in hun ogen.’”
Wat zien zij? Te ontkennen dat deze personen iets zien, komt er op neer dat men geen geloof hecht aan het getuigenis van goed bekendstaande getuigen die er niets mee winnen om op zo’n moment een valse verklaring af te leggen. Niet alle stervende mensen zien echter iets. Morgan en Wyatt Earp, twee broers die bij de kolonisatie van Amerika beroemd zijn geworden, beloofden elkaar dat wanneer een van hen op het punt zou staan om te sterven, hij zou trachten de ander de waarheid te vertellen omtrent hetgeen hij zag. Wyatt vond het maar nonsens terwijl Morgan er gedeeltelijk in geloofde. Toen de laatste ogenblikken van Morgans leven waren aangebroken, aldus Wyatt, vroeg hij zijn broer om zich dicht over hem heen te buigen. „Ik geloof dat je gelijk had, Wyatt”, fluisterde hij, „ik zie geen bliksem”. Dat is alles wat hij voor zijn sterven zei.
Wat kunnen wij derhalve concluderen met betrekking tot degenen die wel iets zien? In de bijbel wordt zeer definitief gezegd dat de doden dood zijn, geen bewustzijn bezitten en in het graf op de opstanding wachten. De enige logische gevolgtrekking is, dat wat zij zien geen werkelijkheid is, maar datgene wat men zich verbeeldt. Vele van deze personen hebben naar de hemel verlangd of vrees voor de hel gehad; nu zij vlak voor de dood staan, schildert de geest beelden van de hemel voor hen af; anderen zeggen dat zij pijnigingen voelen. Evenals een dorstige man in een woestijn een oase in het zicht krijgt en iemand die de hongerdood sterft, voedsel ziet en ruikt, en evenals een drenkeling zijn vroegere leven aan zich ziet voorbijsnellen, hebben ook deze personen op dat moment „visioenen” van de hemel, van rustige plaatsen of zelfs van pijnigingen. Geen van deze visioenen zijn werkelijkheid. Onder geen enkele omstandigheid kunnen wij het getuigenis van Gods Woord voor dat van de mens opzij zetten. Gods Woord te verwerpen, betekent over de doden te liegen.
De waarheid over de doden
De enige zekere manier om achter de waarheid van de oorsprong en de toestand van de dood te komen, is te accepteren wat de bijbel erover te zeggen heeft. Dit boek heeft de proef duizenden jaren lang doorstaan. Aangezien het Gods Woord is, spreekt het met autoriteit over zowel dood als leven. Hier volgt in het kort wat in de bijbel wordt geleerd.
Wanneer alle levensverrichtingen van een levend organisme, hetzij klein of groot, eenvoudig of gecompliceerd, hun werk volledig staken, is dat organisme dood. Wat gebeurt er bij de dood? De bijbel verklaart eenvoudig: „Want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren.” Geen enkele goed ingelichte persoon zal deze woorden betwisten. — Gen. 3:19.
Wat is de oorzaak van de dood? Alleen de bijbel kan ons een redelijk antwoord geven. De apostel Paulus zegt: „Het loon, dat de zonde geeft, is de dood.” De dood is niet louter een natuurlijke vrucht van de zonde, maar de gerechte straf ervoor, een uitdrukking van goddelijke gerechtigheid, het loon dat de zonde betaalt. Wat is zonde? De bijbel antwoordt: „Alle ongerechtigheid is zonde.” Zonde is het overtreden van Gods wet, het missen van de ten doel gestelde standaard van volmaaktheid. Het eerste bericht omtrent zonde vinden wij in Genesis opgetekend, toen Adam en Eva van de verboden vrucht aten. Hun opzettelijke ongehoorzaamheid was zonde, en het loon dat de zonde betaalt, is de dood. Adam en Eva stierven beiden ten gevolge van zonde. — Rom. 6:23; 1 Joh. 5:17; Gen. 2:16, 17; 3:17-19.
Aangezien Adams nakomelingen in zonde werden ontvangen, werden zij als zondaren geboren. Zij hadden geen andere keus dan het loon van de zonde te oogsten. Daarom lezen wij in de Schrift: „Komt ooit een reine uit een onreine — niet één.” „Gelijk door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben.” — Job 14:4; Rom. 5:12.
In welke toestand bevinden de doden zich? Daar hebben wij het al heel even over gehad. Volgens de bijbel slapen of rusten zij en zijn zij niet bij bewustzijn. Wat de ziel betreft, het getuigenis van de bijbel luidt dat de ’mens tot een levende ziel werd’ (Gen. 2:7, SV). De woorden ziel en mens worden in de bijbel synoniem gebruikt. Een levend, ademend, gevoel bezittend schepsel — hetzij dier of mens — is een ziel. Er staat nergens in de bijbel dat de ziel onsterfelijk is. Er wordt duidelijk in gezegd dat de ziel sterfelijk is. Zo lezen wij in Ezechiël 18:4: „De ziel die zondigt, die zal sterven.” Niet God, maar de Duivel zei tot Eva: „Gij zult geenszins sterven.” Tot op deze dag hebben mensen aan die leugen vastgehouden. — Gen. 3:4.
Waar zijn de doden? Zij zijn teruggekeerd tot het stof waarvan zij werden gemaakt. De bijbel spreekt over een opstanding voor „rechtvaardigen en onrechtvaardigen”. Voor goddeloze personen bestaat er geen hoop op een opstanding. Zij zijn „gelijk aan de beesten, die vergaan”. De rechtvaardigen zullen een zegen ontvangen, de goddelozen daarentegen niet. „De gedachtenis des rechtvaardigen zal tot zegening zijn”, zo lezen wij in de geïnspireerde Spreuken, „maar de naam der goddelozen zal wegrotten”. — Hand. 24:15; Ps. 49:21; Spr. 10:7.
Enkele sceptische personen die op een begrafenis aanwezig waren, vroegen welke hoop er voor de doden was. „Mijne vrienden”, antwoordde een vriend van de overledene, „ik weet niet wat u gisteren geloofde en ik weet niet wat u morgen misschien gelooft, maar voor vandaag hopen wij op God.” Zij die van de waarheid omtrent de doden op de hoogte zijn en weten dat het Gods voornemen is hen in zijn nieuwe wereld van rechtvaardigheid uit de doden op te wekken, wanhopen niet. Zij stellen hun vertrouwen niet in een niet bestaande onsterfelijke ziel, maar in de waarachtige en levende God, die zijn Zoon Jezus heeft opgewekt om „rechter over levenden en doden” te zijn. — Hand. 10:42.