Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w78 15/9 blz. 22-27
  • Vastbesloten met betrekking tot leven en bloed

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Vastbesloten met betrekking tot leven en bloed
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1978
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • LEVEN MOGELIJK OP BASIS VAN BLOED
  • EEN CHRISTELIJK VEREISTE
  • BLOED VOOR MEDISCHE DOELEINDEN
  • STREEF ERNAAR VRIJ TE ZIJN VAN BLOEDSCHULD
  • Bloedtransfusie weigeren of aanvaarden?
    Ontwaakt! 1975
  • Het leven redden met bloed — Hoe?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1991
  • Jehovah’s Getuigen en de bloedkwestie
    Jehovah’s Getuigen en de bloedkwestie
  • Respect voor de heiligheid van bloed
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1961
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1978
w78 15/9 blz. 22-27

Vastbesloten met betrekking tot leven en bloed

1, 2. In welke verband rijzen er af en toe vragen over bloed?

’RECHTER verleent machtiging tot het geven van bloedtransfusies’, meldde een recente krantekop in de Amerikaanse staat Virginia. Het artikel begon:

„Een federale rechter heeft donderdagochtend het Marinehospitaal te Portsmouth machtiging verleend bloedtransfusies toe te dienen aan een ernstig zieke vrouw die dit, naar men beweerde met gevaar voor haar leven, reeds vier dagen lang had geweigerd, . . .”

2 Van tijd tot tijd worden dergelijke berichten, die veel aandacht vestigen op de waarde van zowel leven als bloed, gepubliceerd. Voordat wij nagaan hoe het bovengenoemde geval is afgelopen, zouden wij over enkele fundamentele vragen kunnen nadenken: Welke diepgaande godsdienstige gevoelens brengen mensen, zoals deze persoon, ertoe bloedtransfusies te weigeren? Verlangt Gods Woord dit werkelijk van alle christenen? Zo ja, hoe krachtig zou onze geloofsovertuiging dan zijn als een dokter zou zeggen dat wij een transfusie nodig hebben? Zouden er behalve het medische gebruik van bloed, bovendien nog meer aspecten kunnen zijn ten aanzien waarvan onze kijk op leven en bloed belangrijk is en die zelfs invloed zouden kunnen uitoefenen op onze toekomst?

LEVEN MOGELIJK OP BASIS VAN BLOED

3. Welke reden hebben wij op grond van Openbaring 7:14 om een hoge achting te hebben voor bloed?

3 Zoals het boek Openbaring laat zien, zijn er thans honderdduizenden personen die een hoge waarde aan bloed toekennen. Nadat de apostel Johannes in een visioen de 144.000 toekomstige erfgenamen van het Messiaanse koninkrijk had gezien, zag hij „een grote schare, . . . uit alle natiën”, die het vooruitzicht heeft eeuwig in een hersteld aards paradijs te leven. Maar hoe kunnen mensen voor eeuwig leven, en nog wel vrij van zonde en onvolmaaktheid? Vol waardering roept de „grote schare”: „Redding hebben wij te danken aan onze God, . . . en aan het Lam”, Jezus Christus. Zij erkennen dat deze redding alleen mogelijk is omdat zij „hun lange gewaden gewassen en . . . wit gemaakt [hebben] in het bloed van het Lam”, Jezus. — Openb. 7:9, 10, 14.

4, 5. (a) Waarom is het bij een juiste houding met betrekking tot leven en bloed meer betrokken dan geloof? (b) Hoe wordt dit door de bijbel bevestigd?

4 Zoals in het voorgaande artikel is opgemerkt, heeft God er vanaf het allereerste boek in de bijbel op gewezen dat Jezus’ bloed als een offer zou worden vergoten opdat mensen eeuwig leven zouden kunnen verwerven (Gen. 3:15; 22:2-10; Jes. 53:10-12). Hoewel dat slachtoffer nog in de toekomst lag, zette Jehovah echter reeds duidelijk uiteen dat zijn aanbidders leven en bloed als heilig moesten beschouwen. Hij verlangde echter ook dat hun daden met die goddelijke zienswijze in overeenstemming waren. Was er geen gedrag betrokken bij wat God tot Noach en zijn gezin zei toen hij hun voor het eerst toestond dierlijk vlees te eten? God zei: „Al het zich bewegende gedierte dat leeft, mag u tot voedsel dienen. Zoals in het geval van de groene plantengroei, geef ik dit alles werkelijk aan u. Alleen vlees met zijn ziel — zijn bloed — moogt gij niet eten” (Gen. 9:3, 4). Indien zij dus een dier voor voedsel doodden, moesten zij weloverwogen stappen doen om het bloed uit het dier te laten wegvloeien, zodat het bloed niet gegeten zou worden.

5 Dit was niet louter een voedingsvoorschrift, noch een zinloos religieus ritueel. Er was bij dit gedrag een uiterst belangrijk moreel beginsel betrokken: Bloed vertegenwoordigde van God afkomstig leven. En het is opmerkenswaardig dat God vervolgens zei dat, alhoewel een dier voor voedsel gedood mocht worden, dit niet ten aanzien van de mens gedaan mocht worden. Indien dierlijk bloed, dat leven vertegenwoordigde, dus als heilig beschouwd moest worden en niet tot instandhouding van het leven gegeten mocht worden, moesten menselijk leven en bloed beslist als nog heiliger beschouwd en behandeld worden. — Vergelijk Matthéüs 6:26.

6, 7. (a) Op wie is Genesis 9:3, 4 van toepassing? (b) Hoe werd het in Genesis 9 vermelde vereiste door het Wetsverbond ondersteund?

6 Aangezien Noach de voorvader van alle mensen was, werd van alle mensen een gedrag verwacht dat met de heiligheid van leven en bloed in overeenstemming was. Veel bijbelgeleerden hebben dit verband ingezien. Bijvoorbeeld:

„Bloed werd als de zetel van het leven en daarom als iets heiligs beschouwd. . . . Het verbod inzake bloed werd een van de voedingswetten van het Mozaïsche wetstelsel, maar omdat het binnen de voorzieningen van dit verbond met Noach was opgenomen, achtten de latere joden het bindend voor de gehele mensheid.” — A New Catholic Commentary on Holy Scripture, blz. 187.

7 Zoals in dit commentaar werd opgemerkt, heeft God de Israëlieten later, in het wetstelsel dat hij hun gaf, ook het nuttigen van bloed verboden. Hij gebood: „Wees alleen vastbesloten het bloed niet te eten, want het bloed is de ziel en gij moogt niet de ziel met het vlees eten. . . . Gij dient het als water op de aarde uit te gieten” (Deut. 12:23, 24; Lev. 17:10, 13). God legde zijn wet inzake bloed destijds niet aan de rest van de mensheid op, evenmin als hij dit deed met zijn wet inzake afgoderij (Hand. 17:30, 31; 14:16). Een heiden kon dus wel vlees dat bloed bevatte, kopen en verkiezen te eten (Deut. 14:21). Een aanbidder van de Schepper kon dit echter niet doen. Indien een Israëliet — klaarblijkelijk zonder op dat moment te weten dat het dier niet was uitgebloed — toch vlees at waarin zich bloed bevond, moest hij zelfs stappen doen om zich van zijn onopzettelijke dwaling te reinigen. — Lev. 17:15, 16.

8. Werd dierlijk bloed verboden, of menselijk bloed? (2 Sam. 23:14-17)

8 Indien dierlijk bloed, dat leven vertegenwoordigde, niet als voedsel genuttigd mocht worden, gold dit in zelfs nog sterkere mate voor menselijk bloed. Wij kunnen dit gemakkelijk opmaken uit wat er gebeurde toen Jezus in figuurlijke zin over het eten van zijn vlees en het drinken van zijn bloed sprak. Sommige joodse discipelen, die niet onderscheidden dat hij slechts in symbolische taal sprak, waren geschokt en verlieten hem (Joh. 6:60-66). Ja, de gedachte aan het eten van bloed, hetzij van een dier of van een mens, was weerzinwekkend voor degenen die Gods zienswijze belangrijk achtten.

EEN CHRISTELIJK VEREISTE

9. Hoe zou aangetoond kunnen worden dat dit ook voor christenen geldt?

9 Misschien hebt u echter wel eens horen beweren dat het bijbelse verbod inzake bloed niet voor christenen geldt. Wat zijn de feiten? Deze kwestie werd in 49 G.T. beslist, tijdens een vergadering van de apostelen en andere christelijke ouderlingen in Jeruzalem. Gestuwd door de zekere leiding van Gods heilige geest besloot dat concilie dat christenen de Mozaïsche wet niet hoefden te houden. Hoe stond het echter met dingen die zelfs voordat het wetstelsel aan Israël was gegeven, verkeerd bleken te zijn? Het concilie schreef aan de christelijke gemeenten:

„Het heeft de heilige geest en ons goedgedacht ulieden geen verdere last toe te voegen dan deze noodzakelijke dingen: u te onthouden van dingen die aan afgoden ten slachtoffer zijn gebracht en van bloed en van al wat verstikt is [waarin het bloed was achtergebleven] en van hoererij.” — Hand. 15:19, 20, 28, 29.

10-12. Waardoor wordt aangetoond dat Handelingen 15:28, 29 niet slechts tijdelijk in acht genomen moest worden?

10 In Ursprung und Anfänge des Christentums (1962; blz. 186, 187) merkte professor Eduard Meyer op dat met „bloed” in Handelingen 15:29 werd gedoeld op „het eten van bloed dat krachtens de aan Noach opgelegde wet (Gen. 9:4) was verboden, welk verbod dus tevens voor de gehele mensheid gold”. En hoewel veel geestelijken beweren dat het vereiste in Handelingen 15:28, 29 slechts een tijdelijke stap was om de joden geen aanstoot te geven, bericht professor Meyer dat meer dan één en een kwart eeuw later het ’verbod om bloed te eten algemeen werd nagekomen’ door christenen. Als bewijs haalt hij aan wat er in 177 G.T. gebeurde, toen religieuze vijanden christenen in Europa ervan beschuldigden zuigelingen te eten. Eén jonge vrouw antwoordde: „Hoe kunnen wij zuigelingen eten — wij, voor wie het niet eens geoorloofd is het bloed van dieren te eten?”

11 Talrijke geschriften uit de tweede en derde eeuw tonen aan dat christenen in die periode beseften dat het verbod niet iets betrof wat tot het verleden behoorde; het was op hen van toepassing. In The Works of the Rev. Joseph Bingham wordt zelfs het volgende opgemerkt:

„Het was de gewoonte van de katholieke Kerk, bijna tot de tijd van St. Au[gustinus], zich te onthouden van het eten van bloed, hiermee de beslissing opvolgend die de Apostelen aan de heidense bekeerlingen hadden bekendgemaakt: krachtens de meeste oude wetten van de Kerk waren alle geestelijken op straffe van degradatie [verwijdering uit hun ambt] derhalve verplicht zich ervan te onthouden.”

Waarom houden de kerken van de christenheid in deze tijd zich dan niet aan deze „beslissing”? Opmerkingen van de zijde van Maarten Luther wijzen op het antwoord. Hoewel Luther persoonlijk geneigd was alle concilies te verwerpen, zei hij over Handelingen 15:

„Indien wij nu een kerk willen hebben die in overeenstemming is met dit concilie (wat juist is, daar het het allereerste concilie is en door de apostelen zelf werd gehouden), dan moeten wij leren en erop aandringen dat voortaan geen vorst, heer, burger of boer meer in bloed gekookte ganzen, hazen herten of varkensvlees eet, . . . [En zij] moeten zich vooral onthouden van rode worst en bloedworst, . . . Laat iedereen die dit wil of kan er derhalve maar mee beginnen het christendom met dit concilie in overeenstemming te brengen; ik zal dan gaarne bereid zijn te volgen.”

Omdat het moeilijk was de beslissing in Handelingen 15:28, 29 te gehoorzamen en het zo gewoon was deze te negeren, was hij van mening dat men onmogelijk van alle kerkgangers kon verlangen zich eraan te houden. Daarom deed hij het zelf ook maar niet.

12 Maarten Luther en velen in zijn tijd zullen waarschijnlijk niet bereid geweest zijn Gods wet te gehoorzamen, en de meeste mensen in de christenheid zijn hier thans waarschijnlijk ook niet toe bereid. Dit kan echter niet van Jehovah’s christelijke getuigen gezegd worden!

BLOED VOOR MEDISCHE DOELEINDEN

13, 14. (a) Hoe zou u iemand kunnen helpen inzien dat transfusies met menselijk bloed onder het bijbelse verbod vallen? (b) Waarom is verwerping van een transfusie in overeenstemming met in de bijbel opgetekende voorbeelden?

13 Zoals wij in het begin hebben gezien, vormt het terrein van de geneeskunde één gebied waarop gehoorzaamheid aan Gods wet inzake bloed soms een strijdpunt wordt. De miljoenen bloedtransfusies die jaarlijks worden gegeven, worden door velen als een noodzakelijk en levenreddend onderdeel van de hedendaagse geneeskunde beschouwd. In plaats dat ware christenen zich in hun denkwijze en gedrag laten leiden door de zienswijze die op het ogenblik onder geneeskundigen heerst, moeten zij echter allereerst in gedachten houden wat God gebiedt: ’Onthoudt u van bloed.’

14 Het valt niet te ontkennen dat toen de bijbel werd geschreven, er nog geen sprake was van bloedtransfusies. Wat Gods Woord zegt, heeft echter beslist betrekking op het geven van bloedtransfusies. Wanneer een dokter voorschrijft dat een bepaald antibioticum niet gebruikt mag worden door een patiënt die er allergisch voor is, betekent dit niet alleen dat de patiënt het niet oraal mag innemen, maar is ook het injecteren ervan verboden. Insgelijks houdt Gods gebod om zich ’van bloed te onthouden’ in dat het noch via de mond noch via injecties in de aderen, opgenomen mag worden. Bovendien zet de bijbel uiteen dat de goddelijke wet zelfs niet in een noodgeval, wanneer er levensgevaar bestaat, genegeerd mag worden (1 Sam. 14:31-35). Velen van Gods goedgekeurde dienstknechten zijn bereid geweest gevaren en zelfs de dood onder de ogen te zien in plaats dat zij schriftuurlijke beginselen overtraden en hun rechtschapenheid jegens Jehovah verbraken (Dan. 3:8-18; Hebr. 11:35-38). Zij hebben zich volledig verlaten op Gods macht om het leven terug te geven en zij geloven de woorden van Jezus Christus: „Ik ben de opstanding en het leven. Wie geloof oefent in mij, zal, ook al sterft hij, tot leven komen.” — Joh. 11:25; 5:28, 29.

15. Waarom is iemands weigering van transfusies medisch gesproken niet onredelijk?

15 Het zal veel personen verbazen te vernemen dat het medische voordelen kan hebben wanneer men bloed weigert en om een alternatieve therapie verzoekt. Dit komt doordat de bewijzen zich opstapelen dat transfusies met vele uiteenlopende risico’s gepaard kunnen gaan.a Merk bijvoorbeeld op hoe een arts reageerde op een brief van een vrouw die, na een open-hartoperatie, hepatitis had gekregen, een ziekte waaraan jaarlijks duizenden sterven. Dr. Robert Mendelsohn, die de medische rubriek van een krant verzorgt, zei dat dit hem niet verbaasde, en voegde hieraan toe:

„In sommige belangrijke medische centra heeft men met goede resultaten [een] behoorlijk groot aantal open-hartoperaties verricht bij Jehovah’s-​Getuigenpatiënten, die transfusies met menselijk bloed verwerpen. . . . Misschien zouden allen van ons die een operatie moeten ondergaan waarvoor bloedtransfusies noodzakelijk zouden kunnen zijn, onze chirurg moeten vragen of hij van deze wetenschappelijke verslagen op de hoogte is. Misschien zou dit voor ons allen net zo weinig gevallen van posttransfusie-hepatitis opleveren en ons net zoveel andere voordelen schenken als nu uitsluitend onder de Getuigen het geval is.” — The Idaho Statesman, 15 febr. 1978, blz. 8C.

16. Wat toont de ervaring aan met betrekking tot het verrichten van operaties zonder gebruikmaking van bloed?

16 Open-hartchirurgie is slechts een van de vele operatieve ingrepen waartoe moedige artsen zonder gebruikmaking van bloed in staat blijken te zijn. Neem bijvoorbeeld het geval dat in het begin werd genoemd, de 52-jarige Getuige die wegens een bloedende zweer een buikoperatie moest ondergaan. Toen haar hemoglobinegehalte het kritieke dieptepunt van 4 had bereikt, gaf een federale rechter machtiging tot een transfusie. Haar man bracht haar echter over naar een ander ziekenhuis, waar de gedragslijn werd gevolgd de wensen van de patiënt te respecteren. Wat was het resultaat? Krantekoppen maakten later bekend: „Geloof zegeviert voor echtpaar dat bloedtransfusie weigerde.” Zij herstelde!

17. Welke morele aspecten van bloedtransfusies moeten beschouwd worden?

17 Veel bedachtzame artsen gaan langzamerhand ook de morele aspecten van de kwestie inzien en komen tot de conclusie dat patiënten het recht hebben te beslissen of zij een bepaalde behandeling zullen aanvaarden. Dr. D. Goldstein schreef: „Ongeacht hoe zeker een arts is dat de therapie die hij aanbeveelt, de enige is waardoor het leven in stand gehouden kan worden, toch bezit geen enkele arts het morele recht de religieuze gewetensbezwaren van een patiënt met voeten te treden.” Sommige artsen die kinderen (van Getuigen) hadden behandeld die kanker hadden, legden uit:

„Ons besluit om gehoor te geven aan hun verzoeken onze therapie te beperken door geen gebruik te maken van transfusies, was op twee factoren gebaseerd. In de eerste plaats hadden al deze kinderen een potentieel fatale ziekte zodat wij niet zonder een aanmerkelijk voorbehoud een goed resultaat konden voorspellen. In de tweede plaats erkenden wij dat de ouders ten tijde van een levensgevaarlijke ziekte een nog grotere behoefte hebben aan een ongeschokt geloof.” — Pediatrics, dec. 1977, blz. 919.

18. Hoe verschijnt in verband met transfusies geloof in het beeld?

18 Het geloof dat ware christenen bezitten, en in overeenstemming waarmee zij vastbesloten zijn te leven, omvat geloof in de reddende kracht van Christus’ bloed (Rom. 3:25; Hebr. 13:12; 1 Joh. 5:5, 6). Er bestaat geen ander bloed waardoor zij eeuwig leven kunnen verwerven (Hebr. 10:29-31). Hun eeuwige bestemming is derhalve afhankelijk van hun getrouwheid aan Jehovah. Hiertoe behoort ook hun gehoorzaamheid aan wat hij over bloed zegt.

STREEF ERNAAR VRIJ TE ZIJN VAN BLOEDSCHULD

19. Welke houding dienen christenen ten aanzien van bloedschuld te bezitten? (Ps. 26:9; 55:23)

19 Het is volkomen juist wanneer christenen er oprecht naar streven het te vermijden Gods wet inzake bloed op enigerlei wijze te overtreden, hetzij op medisch of op ander gebied. Overtreding van die wet zou iemand schuldig maken voor het aangezicht van God. Koning David legde de houding aan de dag die wij moeten koesteren. Hij bad: „Bevrijd mij van bloedschuld, o God, de God van mijn redding.” — Ps. 51:14.

20. Wat zijn enkele manieren waarop men zich bloedschuld op de hals kan halen?

20 Veel mensen denken alleen maar aan bloedschuld in termen van opzettelijke moord. Men vindt in de geschiedenis heel duidelijk vermeld dat God een dergelijk bloedvergieten haat (Ps. 5:6; Spr. 6:16, 17). De Schrift toont echter aan dat men, wegens de heiligheid van leven, zelfs een mate van bloedschuld op zich zou laden door onopzettelijk verantwoordelijk te zijn voor iemands dood (Deut. 22:8; Num. 35:15-33; Ex. 21:29). Hebben wij persoonlijk in onze dagelijkse aangelegenheden een grote achting voor leven en bloed? Een dergelijke achting dient ons er bijvoorbeeld toe te bewegen bij het besturen van een voertuig beheerst en zorgvuldig te werk te gaan, veiligheidsmaatregelen te gehoorzamen en ervoor te zorgen dat ons voertuig in een veilige staat van onderhoud verkeert. Op overeenkomstige wijze dient er een redelijke zorg betracht te worden om gevaren die zich thuis of op het werk kunnen voordoen, te elimineren, ten einde de waarschijnlijkheid dat er een dodelijk ongeluk gebeurt, waarvan men zelf het slachtoffer wordt of waardoor anderen worden getroffen, aldus tot een minimum te beperken. Is dat uw zienswijze?

21. Hoe zou men indirect bloedschuld op zich kunnen laden, hetgeen welk zelfonderzoek nodig maakt?

21 Nog een facet van het vermijden van bloedschuld houdt verband met organisaties of instellingen die in Gods ogen bloedschuld op zich hebben geladen. God legt bijvoorbeeld vooral Babylon de Grote de schuld ten laste voor het vergieten van het bloed van ware aanbidders (Openb. 17:6; 18:24; 19:2). Ze heeft ook haar steun gegeven aan politieke en militaire instellingen die in de loop der eeuwen zeeën van bloed hebben vergoten. Wanneer wij het oprechte verlangen hebben vrij te zijn van bloedschuld, moeten wij ons afscheiden van huidige organisaties waarover God aldus een ongunstig oordeel velt en er zorgvuldig op toezien dat wij ze niet ondersteunen. Weerspiegelen wij deze houding in alle aspecten van ons leven?

22, 23. (a) Om welk andere aspect van bloedschuld moeten wij ons bekommeren? (Hand. 18:6) (b) Waartoe moeten wij derhalve vastbesloten zijn met betrekking tot leven en bloed?

22 Wij kunnen ons ferme besluit om vrij te zijn van bloedschuld ook ten toon spreiden door actief en enthousiast de Koninkrijksboodschap te prediken (Mark. 13:10). Beschouw in dit verband eens Gods raad aan de profeet Ezechiël voordat Jeruzalem in 607 v.G.T. viel. God zei tot Ezechiël dat indien hij, als wachter, in gebreke bleef de waarschuwingsboodschap te laten weerklinken, hij aansprakelijk gesteld zou worden voor het bloed van de Israëlieten die omkwamen (Ezech. 3:17-21; 33:2-16). Welk een voldoening kan echter ons deel zijn wanneer wij ons kwijten van onze christelijke verantwoordelijkheid om getuigenis af te leggen over het komende einde van dit goddeloze samenstel en over het paradijs dat hierop zal volgen! Door dit te doen, kunnen wij ons voelen als de apostel Paulus, die tot christelijke ouderlingen zei: „Ik [ben] rein . . . van het bloed van alle mensen, want ik heb mij er niet van weerhouden u al de raad Gods te vertellen” (Hand. 20:26, 27). Wat een voorrecht! Terwijl wij persoonlijk bloedschuld vermijden, kunnen wij anderen helpen eeuwig leven te verwerven door geloof te stellen in het bloed van Christus.

23 Hoewel de meeste mensen zich dus niet bewust zullen zijn van wat God zegt en bloed misschien louter bezien als iets waardoor het menselijke leven tijdelijk in stand wordt gehouden, denken ware christenen hier anders over. Op grond van Gods Woord waarderen wij Jehovah’s zienswijze met betrekking tot leven en bloed. Mogen wij vastbesloten zijn die zienswijze hoog te houden en er in overeenstemming mee te leven.

[Voetnoten]

a Zie voor details Jehovah’s Getuigen en de bloedkwestie (1977), blz. 41-49.

[Illustraties op blz. 25]

Vermijd bloedschuld als gevolg van (1) het eten van bloed, (2) het deelnemen aan organisaties waaraan bloedschuld kleeft of (3) het verzuim mensen voor de oordeelsdag te waarschuwen

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen