Jezus’ leven en bediening

Jezus’ eerste wonder

JEZUS en de discipelen die hij sinds kort heeft, hebben zojuist het Jordaandal verlaten. Het is pas een dag of twee geleden dat Andréas, Petrus en Johannes, en misschien Jakobus, Filippus en Nathánaël, Jezus’ eerste discipelen zijn geworden.

Zij zijn nu op weg naar huis, naar het district Galiléa, waar zij allemaal vandaan komen. Hun bestemming is Kana, de woonplaats van Nathánaël, in de heuvels niet ver van Nazareth, waar Jezus zelf opgegroeid is. Zij zijn uitgenodigd voor een bruiloftsfeest in Kana.

Ook Jezus’ moeder is op het bruiloftsfeest gekomen. Naar het schijnt heeft Maria, als vriendin van de familie van het bruidspaar, meegeholpen om de vele gasten te verzorgen. Zij ziet dus dadelijk dat er ergens gebrek aan is, en dat meldt zij aan Jezus: „Zij hebben geen wijn.”

Als Maria daarmee eigenlijk voorstelt dat Jezus maar iets aan dat tekort aan wijn moet doen, voelt Jezus hier eerst weinig voor. „Wat heb ik met u te maken?” vraagt hij. Als Gods aangestelde Koning hoeft hij zich niet door familie of vrienden te laten vertellen wat hij moet doen. Daarom is Maria zo verstandig de kwestie aan haar zoon over te laten en zegt zij alleen maar tegen de bedienden: „Wat hij u ook zegt, doet dat.”

Welnu, er bevinden zich daar zes grote stenen waterkruiken, die elk ongeveer veertig liter kunnen bevatten. Jezus draagt de bedienden op: „Vult de waterkruiken met water.” En de helpers vullen ze tot aan de rand. Dan zegt Jezus: „Schept er nu wat uit en brengt het naar de feestleider.”

De feestleider is onder de indruk van de voortreffelijke kwaliteit van de wijn en beseft niet dat die door een wonder is gemaakt. Hij roept de bruidegom en zegt: „Ieder ander mens zet eerst de voortreffelijke wijn voor, en wanneer men dronken is, de mindere. Gij hebt de voortreffelijke wijn tot nu bewaard.”

Dit is het eerste wonder dat Jezus verricht, en als zijn nieuwe discipelen het zien, wordt hun geloof versterkt. Later reizen zij samen met zijn moeder en zijn broers naar de stad Kapérnaüm dicht bij de Zee van Galiléa. Johannes 2:1-12.

◆ Wanneer vindt de bruiloft in Kana plaats?

◆ Waarom maakt Jezus bezwaar tegen het voorstel van zijn moeder?

◆ Welk wonder verricht Jezus, en welke uitwerking heeft het op anderen?