Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w58 1/10 blz. 600-606
  • Zorg dat ge uw plaats niet verliest!

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Zorg dat ge uw plaats niet verliest!
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1958
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • BLIJF OP UW PLAATS DOOR VRUCHT TE DRAGEN
  • OP ONZE PLAATS VERANKERD DOOR DE BAND DER LIEFDE
  • Ontdek uw plaats in de Nieuwe-Wereldmaatschappij
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1958
  • God leidt zijn volk vriendelijk naar het leven
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1967
  • Opzieners over Jehovah’s volk
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1957
  • Houdt gelijke tred door u naar de theocratische vereisten te schikken
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1956
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1958
w58 1/10 blz. 600-606

Zorg dat ge uw plaats niet verliest!

„Wie daarom denkt dat hij stevig op zijn plaats staat, passe op dat hij niet valt.” — 1 Kor. 10:12.

1. Bestaat het gevaar dat men zijn plaats in de Nieuwe-Wereldmaatschappij kwijtraakt?

HET is iets heel bijzonders een parel van zeer grote waarde te vinden, er komt echter heel wat voor kijken om die dan ook te behouden. Adam en Eva bevonden zich in de Edense hof van volmaaktheid, maar het stond nog te bezien of zij zich waardig zouden betonen daar eeuwig in te blijven. In het voorgaande artikel hebben wij betoogd dat het belangrijk is dat men onverwijld zijn toevlucht zoekt in de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen en daar zijn rechtmatige plaats inneemt. Is men daar eenmaal in opgenomen, dan is het zelfs nog noodzakelijker getrouw en loyaal die kostbare plaats te blijven behouden. Met andere woorden, het gaat er niet zozeer om wie er in de waarheid komt als wel wie er in blijft; want de zegswijze „Eens gered is altijd gered,” is hier niet op zijn plaats. Denk bijvoorbeeld eens aan de apostel Paulus. Het is vrijwel onvoorstelbaar dat iemand als hij ooit zijn plaats zou verliezen, maar toch zag hij zich voortdurend tegenover dat gevaar geplaatst. Om zoiets rampspoedigs te voorkomen, zei hij: „Ik kastijd mijn lichaam en leid het als een slaaf, opdat ik niet, na tot anderen gepredikt te hebben, zelf op een of andere wijze verwerpelijk worde.” Wij doen er goed aan, acht te slaan op zijn waarschuwing. — 1 Kor. 9:27.

2. Welke strikken zijn er de oorzaak van geweest dat enkelen hun plaats kwijtraakten?

2 Men kan bepaalde voorzorgsmaatregelen nemen om te verhinderen dat men zijn bevoorrechte plaats in de Nieuwe-Wereldmaatschappij verliest. Zo moet men nagaan door welke fouten en strikken anderen tot struikelen zijn gebracht en iets dergelijks vermijden. „Wie de rampspoed heeft gezien en zich vervolgens verbergt, is schrander, maar de onervarenen zijn voortgegaan en moeten daarvoor boeten” (Spr. 22:3). Wanneer u trouw uw plaats wilt behouden, moet u niet de goddeloze handelwijze van Satan de Duivel navolgen. Hij stond toe dat ongerechtigheid — wetteloosheid en opstandigheid tegen Jehovah’s organisatie — in zijn hart wortel schoot. Koester niet openlijk of in het verborgen twijfel ten aanzien van Jehovah’s communicatiekanaal, zoals Korach, Dathan en Abiram, opdat de aarde ook u niet verslinde en u uw plaats temidden van hen die leven in de nieuwe wereld zullen verwerven, niet kwijt raakt. Bedrijf niet heimelijk Achans zonde, door in strijd met Jehovah’s geboden materieel gewin te verwerven (1 Tim. 6:9). Toen Achan, nadat hij op heterdaad was betrapt, bekende, was het te laat om uitsluiting uit Gods gemeente te voorkomen. Lieg niet tegen Jehovah of zijn aangestelde dienaren, zoals Ananias en Saffira, wanneer u niet even vlug uw plaats wilt kwijt raken als zij dood neervielen. Speel geen huichelaarsrol door Gods organisatie aan de goddeloze communisten of andere werktuigen van des Duivels organisatie te verraden, zoals Judas Iskariot. Ook op die manier beneemt u zich het leven. Al deze dwaze mensen raakten hun plaats in Gods theocratische organisatie kwijt (Ezech. 28:13-15; Jes. 14:12-14, NBG; Num. 16:1-35; Joz. 7:1-26; Hand. 5:1-11; Matth. 27:3-5). Laat het zelfs niet zover komen dat u uw tempo vermindert en achterom gaat zien. „Denkt aan de vrouw van Lot,” want zij verloor haar plaats én haar leven, toen zij haar tempo verlaagde en achterom keek. Wees derhalve waakzaam en wandel behoedzaam, opdat u niet over een hindernis struikelt welke u niet had gezien, uw evenwicht verliest en uit Gods gunst geraakt. „Wie . . . denkt dat hij stevig op zijn plaats staat, passe op dat hij niet valt.” — Luk. 17:32; 1 Kor. 10:12.

3. Welke aanmoedigende voorbeelden van hen die stevig op hun plaats zijn blijven staan, hebben wij?

3 Volg niet het voorbeeld van hen die hun plaats in Jehovah’s regeling verloren, maar veeleer de deugdzame handelwijze van hen die onwrikbaar bleven staan, ondanks de pijnlijke beproevingen en zuigende verlokkingen welke hun pad kruisten. Een grote wolk van zulke aansporende voorbeelden omringt ons en de apostel Paulus noemt enkelen hunner in het elfde hoofdstuk van Hebreeën. De grootste van deze trouwe getuigen was Christus Jezus. Welk een volmaakt voorbeeld van iemand die stevig op zijn plaats bleef staan! „Daarom . . . oplettend ziende naar de leider en volmaker van ons geloof, Jezus. Wegens de hem voorgestelde vreugde heeft hij een martelpaal verdragen, schande niet verachtend, en hij is aan de rechterhand van de troon Gods gaan zitten. Ja, let nauwkeurig op hen die zulk een tegenspraak van zondaren tegen hun eigen belangen in heeft verduurd, opdat gij niet vermoeid raakt en bezwijkt in uw ziel.” — Hebr. 12:2, 3.

4. Uit welke teksten blijkt dat Jehovah eist dat wij allen gehoorzaam zijn?

4 Over dit volmaakte voorbeeld van iemand die op zijn plaats bleef, staat geschreven: „Hoewel hij een Zoon was, heeft hij gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen hij heeft geleden.” In het raam van Jehovah’s alwijze regeling was het noodzakelijk dat zijn volmaakte en eniggeboren Zoon onder druk bewees dat hij op zijn plaats bleef. Hoeveel te meer dienen wij dan niet op de proef gesteld te worden, wij, die „eens zinneloos, ongehoorzaam, misleid, slaven van verscheidene begeerten en genoegens” waren (Hebr. 5:8; Titus 3:3). Een eerste vereiste om op onze plaats te blijven, is, Jehovah te gehoorzamen. De trouwe Samuël legde hierop de nadruk toen de trotse koning Saul ongehoorzaam zijn plaats verliet. „Ziet! gehoorzamen is beter dan offerande, aandacht schenken beter dan rammenvet” (1 Sam. 15:22). Jehovah gebiedt ons: „Hoort naar mijn stem, dan zal Ik u tot een God en zult gij Mij tot een volk zijn, en wandelt op den gansen weg dien Ik u gebied, opdat het u welga.” Alleen op die manier kan men in de organisatie blijven wier God Jehovah is. Dit verklaart tevens waarom het ongehoorzame Israël als natie zover van de aangegeven weg afweek, dat het op den duur geheel werd afgesneden. Het droeve historische commentaar hierop luidt: „Doch zij [de natie Israël] hoorden niet, noch neigden hun oor, maar zij wandelden naar de verstokte overleggingen van hun boos hart en keerden zich achterwaarts en niet voorwaarts.” — Jer. 7:23, 24, NBG.

5. Hoe kunnen wij de ramp voorkomen welke het Israël uit de oudheid overkwam?

5 Wanneer het geestelijke Israël, thans vertegenwoordigd door het overblijfsel en hun metgezellen van goede wil, de ramp welke het Israël uit de oudheid overkwam, willen vermijden, moeten zij de „superieure autoriteiten,” Jehovah God en Christus Jezus, gehoorzamen. Zij moeten ook de juiste achting betonen jegens het centrale besturende lichaam, de reizende vertegenwoordigers van dat lichaam en de opzieners in de plaatselijke gemeentes. „Dat de oudere mannen die op juiste wijze de leiding hebben, een dubbele eer waardig gerekend worden, vooral hen die hard werken wat spreken en leren betreft.” „Gedenkt wie u besturen, die het woord Gods tot u hebben gesproken, en volgt hun geloof na, lettend op het einde van hun wandel. Gehoorzaamt wie u besturen [de leiding onder u nemen] en weest onderdanig, want zij waken over uw ziel omdat zij rekenschap zullen geven.” „Desgelijks gij jongere mannen, weest onderworpen aan de oudere mannen.” — 1 Tim. 5:17; Hebr. 13:7, 17; 1 Petr. 5:5.

6. Kunnen zij die in communistische landen wonen een plaats in de Nieuwe-Wereldmaatschappij hebben?

6 Wie zijn rechtmatige plaats in de Nieuwe-Wereldmaatschappij behoudt, zal het niet moeilijk vinden zich gewillig te onderwerpen aan rechtmatig ingestelde autoriteit en dit te gehoorzamen. Soms worden Jehovah’s getuigen, zonder dat zij dit willen, gedwongen zich aan een onredelijk gezag en hen die „moeilijk te behagen” zijn, te onderwerpen, zoals bijvoorbeeld in communistische slavenkampen. Wanneer zij echter ter wille van een goed „geweten jegens God” veel te lijden hebben en wrede vervolgingen moeten doorstaan, zullen zij hun geliefkoosde plaats in de Nieuwe-Wereldmaatschappij behouden, ook al zijn zij van fysiek contact verstoken en kunnen zij niet in verbinding treden met hun broeders en zusters in andere delen der wereld. Wanneer zij voor wat juist en goed is, moeten lijden, volgen zij slechts nauwkeurig het voorbeeld van hun volmaakte Model, Christus Jezus. — 1 Petr. 2:18-21.

7. Welke hoedanigheid moeten opzieners aan de dag leggen, en waarom?

7 De opzieners en degenen die „u besturen” aan wie de leden van de gemeente zich moeten onderwerpen, moeten zelf ook op hun rechtmatige plaats in de organisatie blijven. Hun geest en houding moet van nederigheid getuigen. Zij moeten niet de baas spelen of anderen dictatoriaal bejegenen en zich voor God niet aanmatigend gedragen. Zij moeten veeleer dezelfde geestesgesteldheid hebben als de Leider en Gebieder van Gods volk altijd had, want de apostel zegt: „Bewaar de geestesgesteldheid in u welke ook Christus Jezus had, die, hoewel hij in Gods gedaante bestond, geen wederrechtelijke toeëigening, het God gelijk zijn, overwoog. Neen, hij ontledigde zich en heeft een slavengedaante aangenomen en is de mens gelijk geworden. Meer nog, zich in de gedaante van een mens bevindend, heeft hij zich [nog meer] vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, de dood aan een martelpaal.” — Fil. 2:5-8.

BLIJF OP UW PLAATS DOOR VRUCHT TE DRAGEN

8. Uit welke treffende illustratie van Jezus bleek dat het nodig is dat wij op de ons toegewezen plaats in Gods organisatie blijven?

8 Christus Jezus gaf als het uitmuntende voorbeeld van trouwe gehoorzaamheid en onderworpenheid een zeer treffende illustratie van de wijze waarop zij die op deze vruchtdragende gemeenschap zijn geënt op hun respectieve plaatsen dienen te blijven. „Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de bebouwer. Iedere rank aan mij die geen vrucht draagt, neemt hij weg en iedere rank die wel vrucht draagt, reinigt hij opdat ze meer vrucht moge dragen.” Jezus toont vervolgens aan hoe noodzakelijk het is dat men op zijn plaats blijft, door te vervolgen met: „Blijft in eendracht met mij en ik met u. Evenals de rank uit zichzelf geen vrucht kan dragen als zij niet aan de wijnstok blijft, evenmin gij, tenzij gij in eendracht met mij blijft. Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken. Wie in eendracht met mij blijft en ik met hem, draagt veel vrucht, want afgescheiden van mij kunt gij in het geheel niets doen.” Bemerk eens welke verschrikkelijke consequenties het met zich brengt wanneer men zijn eigen manier van doen heeft en niet één is met het Hoofd en de anderen in de organisatie. „Indien iemand niet in eendracht met mij blijft, wordt hij als rank uitgestoten en verdroogt; mannen garen die ranken bij elkaar en gooien ze in het vuur en ze worden verbrand.” — Joh. 15:1-6.

9. (a) Hoe dienen wij op een berisping te reageren? (b) Welk goddelijk oordeel wacht hen die slechts doornen en distelen in plaats van Koninkrijksvruchten voortbrengen?

9 Deze treffende illustratie geeft te kennen dat wanneer iemand in de organisatie laks of zorgeloos wordt ten aanzien van het dragen van Koninkrijksvruchten, hij door de waarheid ’gereinigd’ of ’bijgewerkt’ wordt, opdat hij produktiever zal worden (Joh. 15:2, 3). Wanneer men terechtgewezen wordt, is het derhalve verstandiger op zijn plaats te blijven en zelfs nog meer vrucht te dragen, dan zich beledigd te gevoelen en zich tegen de organisatie te verzetten, want de ontevredenen worden uitgestoten. Zij die hun plaats in Jehovah’s heilige, op een wijnstok gelijkende organisatie verlaten, wacht de volgende vurige vernietiging: „Het is onmogelijk dat zij die eens voor altijd verlicht zijn geweest, de hemelse vrije gave hebben gesmaakt, deelgenoten zijn geworden van de heilige geest en het goede woord Gods en machten van het komende samenstel van dingen hebben gesmaakt, maar zijn afgevallen, wederom tot berouw worden gebracht, want zij nagelen voor zichzelf de Zoon Gods opnieuw aan de paal en stellen hem bloot aan openbare schande. Zo wordt bijvoorbeeld de grond welke de regen, die vaak op haar valt, indrinkt, en . . . [daarna] doornen en distelen voortbrengt, verworpen en . . . het loopt uit op verbranding.” — Hebr. 6:4-8.

10. (a) Hoe dienen wij de schaamte van onze onvolmaaktheden te bedekken? (b) Waarom is „ootmoedigheid van geest” zo’n grote deugd?

10 Behalve deze vele voorbeelden en illustraties wordt er ook vaak rechtstreeks raad gegeven in de Schrift. Wanneer men daarop acht geeft, zal dit een hulp zijn bij het behouden van zijn plaats in de Nieuwe-Wereldmaatschappij. Doordat wij in zonde geboren en in wetteloosheid opgegroeid zijn, is onze aard van nature niet al te fraai. Wij dienen daarom de schaamte van onze onvolmaaktheden te bedekken en de Schrift geeft ons te kennen welke kleding wij hiervoor het beste kunnen gebruiken. „Bekleedt u . . . als Gods uitverkorenen, heilig en bemind, met de tedere genegenheden van mededogen, goedgunstigheid, ootmoedigheid van geest, zachtaardigheid en lankmoedigheid. Blijft verdraagzaam jegens elkaar en elkaar vrijelijk vergevend, wanneer de een jegens een ander reden tot klagen heeft. Evenals Jehovah u vrijelijk heeft vergeven, doet gij evenzo.” „Ootmoedigheid van geest” of nederigheid is een grote deugd. Wie deze eigenschap bezit, zal niet snoeven, trots zijn of zichzelf verheffen op grond van een betere opleiding, een gunstiger economische of maatschappelijke positie of een naar men meent hogere positie in de organisatie. Wij dienen te bedenken dat „niet veel wijzen in vleselijk opzicht, niet veel machtigen, niet veel edelen” werden geroepen, „maar God verkoos het dwaze der wereld om de wijzen te kunnen beschamen; God verkoos het zwakke der wereld om het sterke te kunnen beschamen; en God verkoos het onedele der wereld en datgene waarop wordt neergezien, dat wat niets is, om wat iets is, teniet te kunnen doen.” Waarom? Paulus legt als antwoord hierop de nadruk op het nederig zijn: „Opdat geen vlees voor Gods aangezicht zou kunnen roemen.” — Ps. 51:5, vs. 7, SV; Kol. 3:12, 13; 1 Kor. 1:26-29.

OP ONZE PLAATS VERANKERD DOOR DE BAND DER LIEFDE

11. Door welke bijzondere band worden ware christenen samengebonden?

11 Welk een schitterende gewaden — tedere genegenheden, goedgunstigheid, ootmoedigheid van geest, zachtaardigheid en lankmoedigheid! Ze zijn echter niet voldoende om onze onvolmaaktheden te bedekken! De apostel voegt aan deze collectie nog een kledingstuk toe, dat door allen gedragen moet worden die zich willen vereenzelvigen met de nieuwe maatschappij, die zo geweldig veel verschilt van het huidige samenstel van dingen met zijn zelfzucht en hebzucht. „Bekleedt u echter bij dit alles met liefde, want ze is een volmaakte band der eenheid.” Ja beslist, op de eerste plaats liefde voor Jehovah en Christus Jezus en vervolgens liefde voor elkaar; door die band of dat bindmiddel kunnen wij ons vereenzelvigen met Gods organisatie en ons daarin hecht verankeren. — Kol. 3:14; Joh. 13:34, 35.

12. Wat moeten zij die tot de Nieuwe-Wereldmaatschappij behoren vermijden om ordelijk te kunnen wandelen?

12 Wanneer iedereen zich met deze godvruchtige hoedanigheden bekleedt, zullen wij niet afgunstig op elkaar zijn of een ander de hem toegewezen plaats en positie benijden. Wedijver mag er onder de leden der Nieuwe-Wereldmaatschappij niet bestaan. Een der hoogstaande beginselen van Gods organisatie is dat wij met elkaar moeten samenwerken, niet wedijveren. Er is bij Jehovah’s getuigen evenmin plaats voor opgeblazen eigendunk of egoïstische praktijken, want wie hiervoor plaats inruimt, blijft niet in de maat lopen, hij wandelt wanordelijk en gedraagt zich dus niet overeenkomstig theocratische instructies. „Laten wij, indien wij door geest leven, ook door geest ordelijk blijven wandelen. Laten wij niet egoïstisch worden, wedijver bij elkaar aanwakkeren en afgunstig op elkaar zijn.” „Maakt dan mijn vreugde volledig doordat gij gelijk gezind zijt, dezelfde liefde bezit, in ziel samengevoegd, de ene gedachte in de geest houdend, niets doende uit naijver of egoïsme maar met ootmoedigheid des geestes anderen uitnemender dan uzelf achtend, niet alleen uit persoonlijk belang op uw eigen zaken ziende, maar tevens uit persoonlijk belang op die van anderen.” — Gal. 5:25, 26; Fil. 2:2-4.

13. Is er in deze theocratische organisatie plaats voor lasteraars en hen die zich met de zaken van een ander bemoeien?

13 Deze aanbevolen nuttige samenwerking tussen de leden van de Nieuwe-Wereldmaatschappij moedigt ons beslist niet aan of staat ons geenszins toe ons in de aangelegenheden van anderen te mengen. Ja, zou iemand zijn neus in de zaken van een ander steken, zich er in gaan mengen en zich er onschriftuurlijk mee gaan bemoeien, dan zou hij hier verkeerd aan doen en wel zeer wanordelijk wandelen. Neemt dezelfde schrijver hen die ’bij de huizen rondslenteren’ ’roddelend en zich met andermans zaken inlatend,’ niet onder handen? ’Stel het u ten doel rustig te leven en u met uw eigen zaken te bemoeien, betamelijk wandelend.’ „Want wij horen dat zekeren onder u wanordelijk wandelen, in het geheel niet werkend maar zich inlatend met wat hen niet aangaat” (1 Tim. 5:13; 1 Thess. 4:11, 12; 2 Thess. 3:11). De apostel Petrus gaat zelfs zover dat hij hen die zich met de zaken van een ander bemoeien gelijk stelt met dieven en moordenaars en de Schrift geeft te kennen dat moordenaars en hun metgezellen geheel buiten het samenstel van dingen van de nieuwe wereld thuishoren. — 1 Petr. 4:15; Openb. 22:15.

14. Wat zijn de gezonde resultaten van een wederzijdse samenwerking?

14 De nuttige samenwerking welke er tussen Jehovah’s getuigen bestaat, is een gezonde, opbouwende en kracht gevende macht, waardoor zowel sterken als zwakken worden geholpen. Het lijkt veel op de hulp en bijstand welke de afzonderlijke delen van het menselijk lichaam elkaar geven, zodat alle hun organische plaats in het lichaam kunnen behouden. ’Laten wij door liefde opgroeien in alles in het hoofd, Christus. Uit hem leidt het hele lichaam, doordat het harmonisch is samengevoegd en zo gemaakt is dat het samenwerkt door middel van elk gewricht, dat naar de werking van elk respectief lid in de juiste mate het nodige doet, de groei van het lichaam tot opbouw van zichzelf in liefde.’ — Ef. 4:15, 16.

15. (a) Tot in welke mate moet er eenheid zijn wat leer en onderwijs betreft? (b) Welk waarschuwend voorbeeld heeft Mirjam verschaft?

15 Deze onderlinge samenwerking in deze met een lichaam te vergelijken organisatie betreft niet alleen de fysieke aangelegenheden op de gemeentevergaderingen of het elkaar helpen aan de openbare predikingsactiviteit deel te nemen. Het houdt tevens in dat men wat geestelijke aangelegenheden van leer en onderwijs aangaat in een harmonieuze eenheid met het Hoofd der organisatie is. „Ik zeg u nu, broeders, in de naam van onze Here Jezus Christus, dat gij allen gelijkluidend dient te spreken en er geen verdeeldheid onder u dient te zijn, maar dat gij naar behoren verenigd moogt worden doordat gij dezelfde geest en dezelfde gedachtengang hebt.” Verdeeldheid wat overtuiging en onderwijs van bijbelse waarheden betreft, kan dus niet toegestaan worden. Wanneer er daarom in de organisatie iemand opstaat die een nieuwe en vreemde leer onderwijst, welke niet op de geopenbaarde Schrift is gefundeerd en in strijd is met wat de Here God via zijn theocratische organisatie aan het licht heeft gebracht, zou zo iemand in die organisatie niet op zijn plaats zijn; hij zou er evenmin in thuis horen als Mirjam, die verdeeldheid trachtte te zaaien in de toenmalige theocratische maatschappij, daarom met melaatsheid werd geslagen en derhalve in quarantaine werd geplaatst. — 1 Kor. 1:10; Num. 12:1-16.

16. Wat moeten wij doen om als „slaven” van Jehovah en Christus in het gareel te blijven?

16 Allen die op hun plaats willen blijven, moeten onderdanig dienst verrichten voor de „superieure autoriteiten,” Jehovah God en zijn Koning, Christus. Zo staat er in de Schrift: „Zijt slaven van Jehovah.” „Al wat gij doet, doet het met geheel uw ziel als voor Jehovah en niet voor mensen, want gij weet dat gij van Jehovah het u toekomende loon van de erfenis zult ontvangen.” Zij die graag Jehovah’s slaven willen zijn, zijn ook vrijwillig „slaven van de Meester Christus” (Rom. 12:11; Kol. 3:23, 24). Deze liefdevolle Meester doet dezulken deze uitnodiging toekomen: „Neemt mijn juk op u en wordt mijn discipelen, . . . Want mijn juk is weldadig en mijn last is licht.” Dit nu, leden van de Nieuwe-Wereldmaatschappij, is uw rechtmatige plaats — onder Christus’ lichte juk van dienst, dat u samen met hem en zijn organisatie draagt. Er is in zijn theocratische organisatie geen plaats voor iemand die zich niet ten volle geeft en die aangespoord moet worden, of voor hen die zich traag en met tegenzin en geenszins van ganser harte voortbewegen of die de afgebakende weg terzijde laten liggen en eigenzinnig hun eigen weg gaan. Jehovah’s vrijwillige slaven zijn harde, gewillige, ijverige werkers en dat is juist. Blij en vol vreugde trekken zij gelijk op met Christus Jezus en elkaar en hun geest, lichaam en al hun talenten en fysieke energie gebruiken zij ter bevordering van de Koninkrijksbelangen. Jezus deed dat en Jehovah’s getuigen hebben thans het voorrecht ’plaatsvervangers voor Christus’ te zijn. — Matth. 11:29, 30; 2 Kor. 5:20.

17. Wat wordt er van allen die hun plaats willen behouden, verlangd wat volharding en het zich houden aan het verbond betreft?

17 „Niemand die de hand aan de ploeg heeft geslagen en ziet naar dat wat achter is, is goed bekwaam voor het koninkrijk Gods.” Aldus maakte Jezus een belangrijk beginsel bekend, namelijk dat volharding beloond wordt. Allen die hun plaats in de Nieuwe-Wereldmaatschappij willen behouden, moeten volharding tonen. „Wie . . . tot het einde heeft volhard, zal gered worden.” „Bewijst dat gij getrouw zijt, ook al bestaat het gevaar te sterven, en ik zal u de kroon des levens geven” (Luk. 9:62; Matth. 24:13; Openb. 2:10). Wanneer wij eenmaal de verantwoordelijkheden welke met een theocratische aanstelling gepaard gaan, hebben aanvaard, moeten wij ons trouw van die toewijzing kwijten. Houd er nimmer mee op, want dat keurt Jehovah af en hij verwijdert hen van de hun gegeven plaats. Demas was zo iemand die er mee ophield en zijn theocratische voorrechten verzaakte, alleen omdat „hij het tegenwoordige samenstel van dingen liefhad.” Ook Judas Iskariot hield er mee op en verloor iedere hoop op een herwinning van een plaats des levens. Nadat deze ontrouwe van het laatste paschamaal was weggestuurd, zei Jezus tot de overige elf getrouwen: „Gij zijt . . . in mijn beproevingen steeds bij mij gebleven; en ik sluit een verbond met u, evenals mijn Vader een verbond met mij heeft gesloten, voor een koninkrijk.” Aangezien verbondsverbrekers en zij die ’ontrouw zijn aan overeenkomsten,’ omdat zij hun verplichtingen niet nakomen „de dood verdienen,” is het van uitermate groot belang zich aan het verbond te houden. — 2 Tim. 4:10; Luk. 22:28; Rom. 1:31, 32.

18. Welke zegenrijke resultaten zullen wij waarnemen wanneer wij op onze rechtmatige plaats in de Nieuwe-Wereldmaatschappij blijven?

18 Laten daarom allen die tot de Nieuwe-Wereldmaatschappij behoren volhardend bewijzen trouw aan hun opdrachtsgeloften te zijn. Blijft ’het woord des levens stevig vasthouden.’ Laat uw greep nimmer verslappen, want dan zult gij uw plaats nimmer kwijt raken. Wanneer u thans op uw plaats in de Nieuwe-Wereldmaatschappij blijft, zult u bewijzen dat u het eeuwige leven waard bent, hetzij met Christus Jezus in de hemelen, of hier op aarde onder Edense-volmaakte omstandigheden. U zult allen eeuwig gezegend worden en voorspoed genieten en bovenal zal Jehovah’s allerheiligste Woord en naam worden geëerd, verheerlijkt en gerechtvaardigd! — Fil. 2:16.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen