Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w57 15/11 blz. 544-550
  • Nimmer met christelijke beginselen schipperen

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Nimmer met christelijke beginselen schipperen
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1957
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • BEGINSELEN — EEN FUNDAMENT WAAROP GEBOUWD KAN WORDEN
  • CHRISTENEN EN DE WERELD
  • Laat uw schreden leiden door goddelijke beginselen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2002
  • Gelukkig zijn zij die weigeren te schipperen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1957
  • Op zoek naar de bijbelse beginselen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1968
  • Denk aan christelijke beginselen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1988
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1957
w57 15/11 blz. 544-550

Nimmer met christelijke beginselen schipperen

„Al wie derhalve een vriend der wereld wil zijn, stelt zich tot een vijand van God.” — Jak. 4:4, NW.

1. Wat zijn beginselen?

WARE christenen laten zich door beginselen leiden. Een beginsel is een fundamentele waarheid. Aangezien waarheid datgene is wat in overeenstemming is met de eigenlijke stand van zaken, zijn beginselen in wezen vermeldingen van fundamentele feiten. Er staan duizenden van deze beginselen in de bijbel uitdrukkelijk opgetekend, zoals in bovenstaande tekst. Anderen worden afgeleid of aangetroffen in het boek der natuur, zoals Paulus in Romeinen 1:20 (NW) schreef: Gods „onzichtbare hoedanigheden worden van de schepping der wereld af duidelijk gezien, omdat zij uit het geschapene worden begrepen.”

2, 3. Wat zijn enkele voorbeelden van beginselen, en hoe zouden ze bij het redeneren gebruikt kunnen worden?

2 Door enkele voorbeelden van beginselen zullen wij beseffen hoe belangrijk ze bij het begrijpen en redeneren zijn. Dit zijn er bijvoorbeeld enkele: Jehovah is de Allerhoogste over de gehele aarde. Er is geen God buiten Jehovah. Jehovah is van eeuwigheid tot eeuwigheid. Jezus is het begin van de schepping Gods. God is het hoofd van Christus. De Vader is groter dan Christus. De Zoon is onderworpen aan God. God heeft Christus uit de doden opgewekt. God heeft Christus een hogere positie dan voordien gegeven. De heilige geest is geen persoon. Mensen kunnen van heilige geest vervuld worden. — Ps. 83:19; Jes. 44:6; Ps. 90:2; Kol. 1:15; 1 Kor. 11:3; Joh. 14:28; 1 Kor. 15:28; Hand. 13:30; 2:32, 33; 2:4, 17.

3 Hoe zouden wij zulke beginselen kunnen gebruiken? Wij kunnen ze beschouwen als de bouwmaterialen die volgens een bepaald plan zijn bijeengebracht om een huis te vormen. Deze bepaalde waarheidsbeginselen, die volgens een goddelijk patroon zijn bijeengebracht, vormen met elkaar bijbelse, op waarheid berustende leerstellingen. Een punt dat onmiddellijk in het oog springt, is, dat het onmogelijk is dat Jehovah God, Christus Jezus en de heilige geest één god vormen, waarvan de componenten gelijk in macht en eeuwigheid zijn, zoals, de drieëenheidsaanhangers beweren. Jehovah is machtiger dan Christus Jezus; daarom zijn zij niet gelijk. Jehovah is eeuwig, maar Jezus werd door God geschapen; derhalve zijn zij niet gelijk en Jezus is niet de Eeuwige. De heilige geest is voorts Gods kracht, en geen persoon. Mensen kunnen niet van een persoon vervuld worden, maar wel van een werkzame kracht of heilige geest. De geestelijken weigeren over deze schriftuurlijke beginselen te redeneren, en houden vol dat de drieëenheidsleer een mysterie is. De geestelijken zijn in wezen de werktuigen van Satan, omdat Satan tracht te bewijzen dat God niet oppermachtig is; en door de drieëenheidsleer te vertellen trachten de geestelijken de Almachtige God Jehovah een plaats te geven waarin anderen aan Hem gelijk zijn. Volgens de bijbelse beginselen en de feiten is dit echter onmogelijk. Wanneer u dus volgens deze beginselen redeneert, kunt u duidelijk inzien dat de drieëenheidsleer der christenheid geheel en al verkeerd is. Bovendien komt het woord „drieëenheid” niet in de bijbel voor.

4, 5. Welk verband bestaat er tussen Jehovah’s wetten en beginselen?

4 Jehovah’s theocratische wetten zijn op waarheidsbeginselen gebaseerd. De tot op heden nog steeds van kracht zijnde goddelijke wet waarbij moord werd verboden, is gebaseerd op het voor de hand liggende beginsel en het duidelijke feit dat de mens sterfelijk is. Evenals ware beginselen dus worden gebruikt om de vele bijbelse leerstellingen op te bouwen, liggen ze ook ten grondslag aan al Gods wetten.

5 Ja, elk van de honderden wetten welke deel uitmaken van het wetsverbond dat via Mozes is gegeven, is gebaseerd op een of meer waarheidsbeginselen. Toen het Wetsverbond door een openbaring aan de Israëlieten werd gegeven, werd de mens voor de eerste maal een menigte rechtvaardige beginselen onder de aandacht gebracht. Toen God dan ook de wettelijk bindende kracht van het Wetsverbond bij Jezus’ dood ophief, deed hij niet de eeuwige waarheidsbeginselen welke daardoor onder ’s mensen aandacht werden gebracht, teniet. Deze in de Wet vastgelegde waarheidsbeginselen, welke voor ons in de bijbel bewaard zijn gebleven, blijven christenen op de weg der rechtvaardigheid leiden. — Kol. 2:14.

6. Waarom was het gemakkelijker in de tijd van Mozes te leven dan onder het onderricht van Christus?

6 Het was niet zo moeilijk naar de door Mozes vastgelegde regels te leven, als naar de beginselen van Christus te leren leven. Het is veel gemakkelijker zijn gedrag naar een regel te schikken dan zijn gehele leven door een beginsel te laten leiden. Mozes schreef regels voor; Christus scherpte beginselen in. Regels zijn voor kinderen; beginselen voor mannen en vrouwen die rijp zijn geworden in christelijke groei.

7. Worden christenen geheel door beginselen geleid, of zijn er ook wetten die door hen moeten worden nagekomen?

7 Alhoewel Christus beginselen inscherpte, wil dit niet zeggen, dat er geen wetten zijn waardoor de werkzaamheden van christenen geleid worden. Wetten zijn door de superieur uitgevaardigde gedragsregels voor de inferieur, om welke reden christenen Gods wetten moeten opvolgen. Voorbeelden van aan christenen gegeven wetten zijn: het is verboden bloed te eten, men moet zich onthouden van hoererij en het aanbidden van afgoden, het bijeenkomen op vergaderingen dient niet nagelaten te worden, er dient geen moord begaan te worden, enzovoort. Voorts moeten wij niet de twee grote wetten of geboden vergeten, welke Jezus voor ons herhaald heeft: „’Gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw hart, met geheel uw ziel en met geheel uw geest.’ Dit is het grootste en eerste gebod. Het tweede, hieraan gelijk, is dit: ’Gij moet uw naaste liefhebben als u zelf.’” Deze wetten zijn gebaseerd op waarheidsbeginselen. Ze zijn uitgevaardigd om christenen tot rijpheid te leiden. — Hand. 15:20; Hebr. 10:25; Rom. 13:9; Matth. 22:37, NW.

8, 9. (a) Hoe wordt een christen door beginselen geleid? (b) Wat wil het zeggen door hartstocht geleid te worden?

8 De raad en instructies welke een christen worden gegeven, zijn vaak algemeen; er wordt een te volgen beginsel bekendgemaakt en het wordt aan de vrije wil van elk afzonderlijk overgelaten of hij de bekendgemaakte getrouwe beginselen wil volgen of dat hij verkiest zijn zelfzuchtige verlangen te bevredigen. Op die manier laat God elk afzonderlijk bewijzen hoeveel liefde voor en vertrouwen in God hij heeft en hoe verlangend hij is de goddelijke wil ten uitvoer te brengen.

9 Op een ieder werken twee krachten in. De een is hartstocht, welke door de invloed van anderen bij de beïnvloede persoon wordt opgewekt, en de ander is beginsel of wet, dat wil zeggen, Gods wet of gedragsregel, waardoor wordt voorgeschreven wat de goede en juiste weg is. Zij die Jehovah zijn toegewijd, laten zich door zijn wet leiden en houden zich aan zijn op waarheidsbeginselen gebaseerde geboden. Door beginselen geleid te worden, houdt dus in dat men naar rede en geweten handelt volgens kennis van de feiten. Wanneer men zich door hartstocht laat leiden, handelt men omdat men van buitenaf wordt beïnvloed of laat men persoonlijke overwegingen spreken, zoals rijkdom, naam, macht, veiligheid of bevrediging der zinnen of instincten.

10. Hoe toonde Paulus het verschil tussen hen die zich door hartstocht en hen die zich door beginselen laten leiden?

10 De meeste mensen in dit onder Satan staande stelsel laten hun geest bij het bepalen van de waarde der dingen, door hartstocht leiden. Het wordt steeds duidelijker dat de wereld met welgevallen opziet naar de lusten van het hartstochtelijke vlees, terwijl thans het overgrote deel der mensen hen die zich door de beginselen van Gods Woord laten leiden, bespot en belachelijk vindt. In Galaten 5:19-24 (NW) toonde Paulus het verschil aan tussen hen die zich door hun hartstochten laten leiden en hen die zich aan Gods rechtvaardige beginselen houden; en wij merken op hoe de door hartstocht geïnspireerde dingen in deze laatste dagen snel in populariteit toenemen: „Het is nu openbaar welke de werken van het vlees zijn, en wel, hoererij, onreinheid, losbandigheid, afgoderij, het beoefenen van spiritisme, vijandschappen, twist, naijver, vlagen van toorn, wedijver, verdeeldheid, sekten, bittere afgunst, drinkgelagen, brasserijen, en dergelijke. Met betrekking hiertoe waarschuw ik u, zoals ik u reeds gewaarschuwd heb, dat wie dergelijke dingen bedrijven, Gods koninkrijk niet zullen beërven. De vrucht van de geest daarentegen is liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, goedgunstigheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid, zelfbeheersing. Hiertegen is geen wet. Bovendien nagelen zij die Christus Jezus toebehoren, het vlees met zijn hartstochten en begeerten aan de paal.”

11. (a) Wat zijn twee belangrijke beginselen die in Paulus’ woorden opgemerkt kunnen worden? (b) Hoe toonde Petrus dat christenen door hun juiste handelwijze Jehovah loven?

11 Merk op welke twee beginselen hieraan ten grondslag liggen: wie de werken van het vlees bedrijven, zullen Gods koninkrijk niet beërven; christenen doen zulke werken niet. Christenen willen onder Gods regering leven, maar dan moeten zij zich aan juiste beginselen houden. Daarom gaf Petrus in 1 Petrus 2:11, 12 (NW) nadrukkelijk de raad: „Geliefden, ik dring er bij u als vreemdelingen en tijdelijke inwoners op aan, u te blijven onthouden van vleselijke begeerten welke juist strijd voeren tegen de ziel. Bewaart een juist gedrag onder de natiën, opdat zij in hetgeen waarin zij u tegenspreken als kwaaddoeners, ten gevolge van uw goede werken waarvan zij ooggetuigen zijn, God mogen verheerlijken op zijn inspectiedag.” De mensen van goede wil loven Jehovah om het juiste gedrag van christenen, de wereld echter niet. Er is moed voor nodig om in dit samenstel van dingen volgens beginselen te werk te gaan. Daartoe moet men de waarheid liefhebben, ook al is ze impopulair. Daartoe moet men God en niet de mensen vrezen. Daartoe moet men onrechtvaardig gewin haten en niet trachten het te verkrijgen. Jehovah ziet naar deze hoedanigheden in hen die hem in de nieuwe wereld zullen dienen. — Ex. 15:21; Spr. 29:25.

BEGINSELEN — EEN FUNDAMENT WAAROP GEBOUWD KAN WORDEN

12. Wat bedoelde Paulus zoal met de grondbeginselen van het christendom?

12 De apostel Paulus schreef de Hebreeën speciaal over een fundament of fundamentele waarheidsbeginselen waaraan alle christenen trouw moeten blijven, met de woorden: „Want inderdaad, ofschoon gij met het oog op de tijd leraars behoordet te zijn, hebt gij wederom iemand nodig die u van het begin af de eerste beginselen van de heilige verklaringen van God leert, en gij zijt geworden als hen die melk, en geen vast voedsel, nodig hebben. Want een ieder die melk gebruikt, is onbekend met het woord der rechtvaardigheid, want hij is een baby. Vast voedsel behoort echter bij rijpe mensen, bij hen die door gebruik hun waarnemingsvermogen hebben geoefend in het onderscheiden van zowel goed als kwaad. Laten wij daarom, nu wij de elementaire leer omtrent de Christus hebben verlaten, voortgaan tot rijpheid, niet wederom een fundament leggend, namelijk, berouw over dode werken en geloof jegens God, de leer over soorten van doop en het opleggen der handen, de opstanding der doden en het eeuwige oordeel.” — Hebr. 5:12–6:2, NW.

13-15. (a) Wat bedoelde Paulus toen hij zei dat wij de elementaire leer hebben ’verlaten’? (b) Hoe zou dit vergeleken kunnen worden met het gebruiken van de grondbeginselen der wiskunde?

13 Wat bedoelt Paulus wanneer hij zegt dat wij deze leerstellige beginselen der fundamentele waarheid hebben „verlaten”? Hij bedoelt hiermee stellig niet dat wij moeten denken dat berouw en geloof niet meer nodig zijn, dat wij dat niet meer behoeven te hebben; evenmin bedoelt hij dat wij geen geloof meer moeten hechten aan de doop en die maar moeten afschaffen. De apostel geeft echter te kennen dat wij niet steeds weer bezig moeten zijn die dingen te leren. Wij moeten ons er niet tevreden mee stellen slechts de fundamentele begrippen te kennen. Paulus berispte de Hebreeën tot wie hij het woord richtte, omdat zij, toen zij reeds leraars behoorden te zijn, nog iemand nodig hadden die hen nog eens in de eerste beginselen onderwees. Zij hadden dit alles al moeten begrijpen en in staat moeten zijn anderen er in te onderwijzen; en alhoewel zij ze nog steeds tot hun geloofsschat moesten rekenen, behoorden zij hun kennis van het Woord en Gods voornemens te doen toenemen; zij dienden voorts nog te bedenken dat het voor hun volledige ontplooiing als volgelingen van Christus niet alleen noodzakelijk was te weten wat de juiste leer ten aanzien van deze onderwerpen was, maar ook dat het beoogde resultaat — volwassen christenen te worden die over Gods Woord konden redeneren, dit konden begrijpen en zich naar de daarin vervatte beginselen van rechtvaardigheid gedroegen — bereikt werd. Dat bedoelt hij wanneer hij zegt ’voort te gaan tot rijpheid.’

14 Het kan vergeleken worden met de wijze waarop een kind op school eerst de tafels van vermenigvuldiging, optellen, aftrekken en delen leert. Dit zijn de grondbeginselen der wiskunde; wij zouden evenwel een kind erg dom vinden of onverschillig ten aanzien van zijn studie wanneer het er verscheidene jaren over zou doen deze eerste beginselen te leren; en wij zouden zeggen dat het de eerste beginselen achter zich behoorde te laten en met andere punten verder diende te gaan waarmee wij dan niet bedoelen dat het de eerste beginselen dient te vergeten of ze dient te beschouwen als iets wat het wel achter zich kan laten en waaraan nooit meer gedacht hoeft te worden. Het kind dient ze in gedachten te houden, ze te gebruiken en de hogere takken der wiskunde er aan toe te voegen. Wanneer het kind ingenieur zou willen worden, zou het vorderingen moeten maken zodat het de hogere wiskunde zou kunnen begrijpen en toepassen. Voorts zou het ook de andere beginselen daarvan moeten leren en zich er door laten leiden. Het zou zijn loopbaan niet tot een succes kunnen maken wanneer het de geleerde beginselen zou verwaarlozen, daar het opgetrokken bouwwerk dan door een verkeerde berekening van de fundamentele constructie zou ineenstorten.

15 Een christen verkeert in een soortgelijke positie. Volgens Paulus dient hij Christus’ fundamentele beginselen als een middel aan te wenden om tot geestelijke rijpheid te geraken. Hij moet zich van de diepere beginselen van Christus op de hoogte stellen, zich er door laten leiden en anderen er in kunnen onderwijzen. Indien hij ze zelf niet begrijpt, kan hij zich er ook niet door laten leiden, en anderen er niet in onderwijzen. Christelijk onderwijs wordt zowel met het gesproken woord als door het voorbeeld te stellen gegeven; de levenswijze van een rijpe christen wordt door de onrijpe als een navolgenswaardig voorbeeld beschouwd, en het is navolgenswaardig wanneer het op juiste beginselen is gebaseerd. Ook om deze reden moet een rijpe christen zich door beginselen laten leiden. — Fil. 3:17.

16. Welk gevaar lopen zij die niet verder gaan dan de eerste beginselen?

16 Er dreigt echter een gevaar wanneer wij niet verder komen dan de eerste beginselen van Christus en kinderlijk bij de grondwaarheden van berouw, geloof, doop, verwekking door de geest, opstanding, oordeel der zielen, enzovoort, blijven dralen. Wat voor gevaar dan? Terugval tot zonde. Wij moeten over een stevig bouwwerk beschikken, dat hecht op de vaste grondbeginselen van het christendom is opgetrokken en er dan mee voortgaan te bouwen. — Rom. 14:19; Judas 20.

17. Wat kan er gezegd worden van degene die, nadat hij de eerste beginselen heeft geleerd, zich niet als een christen opdraagt en laat dopen?

17 Er dient opgemerkt te worden dat berouw, geloof en doop grondwaarheden zijn. De Schrift zegt ons uitdrukkelijk hierbij niet te blijven stilstaan en tot rijpheid voort te gaan. Een ieder die thans met de Nieuwe-Wereldmaatschappij is verbonden en zich om de een of andere reden niet aan een christelijke doop onderwerpt, laat zien dat hij nog zeer onrijp is, iemand die zelfs de eerste beginselen van Christus niet grondig begrijpt. Alhoewel hij wellicht vele jaren met de Nieuwe-Wereldmaatschappij is verbonden en de gemeentevergaderingen bezoekt, wordt hij nog steeds meer door hartstocht dan door beginselen geleid. Zij die niet bij deze grondwaarheden blijven stilstaan, zullen met behulp van Gods geest tot rijp geestelijk voedsel voortgaan en een diepgaand begrip van Gods Woord verwerven. De geest of werkzame kracht van God bezit het vermogen de dingen te verhelderen en met behulp daarvan worden de diepere punten betreffende God doorvorst en voor ons verstand begrijpelijk gemaakt. — 1 Kor. 2:9, 10, NW.

18. Hoe helpt Gods Woord ons door beginselen te worden geleid?

18 Dit gehele geestelijke onderscheidingsvermogen is op Gods Woord gebaseerd en daarom is kennis van Gods Woord onontbeerlijk. Wij allen dienen dagelijks diep over Gods Woord na te denken en de waarheidsbeginselen van de Almachtige God Jehovah vaster in onze geest te laten wortelen. Hoe meer grondbeginselen wij in ons opnemen, des te rijper, standvastiger en capabeler worden wij een ineenstorting of een terugval tot zonde te vermijden. De joodse religieuze leiders stelden voor de joden een talmoed samen, waardoor zij zich konden laten leiden en waarin allerlei soorten van gedragsregels waren opgenomen, en, waardoor er bijna of in het geheel geen mogelijkheid overbleef om over Gods Woord te redeneren, er logisch over na te denken en Gods beginselen te leren kennen. Jehovah heeft niet door bemiddeling van Christus een op een talmoed gelijkende serie regels voor een christelijke levenswijze verschaft. Hij heeft enkele fundamentele wetten en regels in de bijbel vastgelegd, zodat wij een verslag hebben van de beginselen waardoor christenen zich moeten laten leiden. Christenen dienen deze christelijke beginselen in hun dagelijkse leven toe te passen. Enkele van de in de Schrift opgetekende feiten oppervlakkig te kennen, is niet voldoende.

CHRISTENEN EN DE WERELD

19. Wat voor invloed heeft het volgen van Gods beginselen op de verhouding van een christen tot de wereld?

19 Zich aan de rechtvaardige beginselen van Gods Woord te houden, is moeilijker voor de mensen dan de tot een algemene kennis behorende bijbelse feiten te aanvaarden. Jehovah’s getuigen bevinden zich tegenwoordig in een wereld waarin vele mensen beweren christenen te zijn en zeer gewichtig over de in de bijbel uiteengezette beginselen spreken, doch buiten de Nieuwe-Wereldmaatschappij treft men zelden mensen aan die consequent overeenkomstig de door de Almachtige God in zijn Woord uiteengezette beginselen en regels trachten te leven. Daar Jehovah’s getuigen zich door christelijke beginselen laten leiden, worden zij door het overgrote deel der wereldse mensheid als een eigenaardig volk beschouwd. De wereld is zo ver van Jehovah’s beginselen verwijderd, dat de getuigen daardoor van alle andere mensen in deze wereld zijn te onderscheiden, en zij door sommige regeringen dezer wereld als een halsstarrig volk worden beschouwd, als mensen die zich niet naar de bestaande regels willen schikken. De regeerders begrijpen niet de in de Schrift uiteengezette beginselen waardoor wordt aangetoond dat Satan de god dezer wereld is en dat christenen geen deel dezer wereld zijn, evenals Christus Jezus er geen deel van was (1 Kor. 2:14). De wereld eist door bemiddeling van haar rechters en regeerders, niet alleen van Jehovah’s getuigen dat zij Cesar geven wat hem toebehoort maar ze vraagt nog meer, en ze vergeet het overige gedeelte van Jezus’ gebod, aan God te betalen wat van God is. Jehovah’s getuigen betalen hun belasting, aanvaarden het onderwijs dat de natie door middel van de scholen geeft en komen al de landswetten na welke volledig met Gods waarheidsbeginselen en rechtvaardigheid in overeenstemming zijn, en waar zij ook wonen, voldoen zij aan de regels en bepalingen van die natie. Zij kleden zich evenals andere mensen en schikken zich voor het grootste gedeelte naar hun gebruiken en gewoonten. Tot één ding kunnen en zullen Jehovah’s getuigen echter niet overgaan, en dat is, hun geweten, dat naar de in Gods Woord uiteengezette beginselen is gevormd, geweld aan te doen. Ware christenen zoals Jehovah’s getuigen, zullen zich aan de beginselen van de Almachtige God houden en God terugbetalen wat hem toebehoort. — Matth. 22:21, NW.

20. Welk in het oog springende beginsel wordt door velen genegeerd?

20 De mensen kunnen, willen zij inzicht bezitten, het in het oog springende beginsel dat Jehovah de Schepper en Almachtige God van het universum is, niet over het hoofd zien. Enkele van de zogenaamde geleerden der wereld werpen een onoverkomelijke barrière op wanneer zij de oorsprong van het leven trachten te begrijpen, en wel door dit beginsel opzettelijk te negeren. Wat zij ook proberen, zonder deze grondwaarheid kunnen zij nimmer tot een bevredigende verklaring van het leven komen. — Gen. 1:1.

21. (a) Welk recht heeft Jehovah als Schepper? (b) Welke positie neemt iemand ten opzichte van de wereld in wanneer hij een aanbidder wordt die zich aan Jehovah heeft opgedragen?

21 Als de Schepper en Almachtige heeft Jehovah het recht de exclusieve toewijding van menselijke schepselen op aarde te ontvangen. Jehovah maakte dit zelf duidelijk toen hij zijn wet aan Israël gaf: „Gij moet u geen gesneden beeld maken noch een vorm gelijkend op iets in de hemelen boven, op de aarde beneden of in de wateren onder de aarde. Gij moet u voor hen niet nederbuigen noch er toe worden bewogen hen te dienen, want ik, Jehovah, uw God, ben een God die exclusieve toewijding eis” (Ex. 20:4, 5, NW). Dit is een waarheidsbeginsel of feit. Het is eveneens een feit dat Satan, de god dezer wereld, zijn oppermacht heeft uitgedaagd en dat deze wereld de Almachtige God Jehovah tegenstreeft (Job 1:11; Jes. 14:13; Jak. 4:4). Christenen dragen zich onvoorwaardelijk aan Jehovah op en worden aldus vreemdelingen voor deze duivelse oude wereld. Door zich aan God op te dragen, dient men als het ware een aanvraag in voor het burgerschap der nieuwe wereld, en de formele ceremonie van de doop is gelijk een voor getuigen afgelegde eed waardoor dit feit wordt bevestigd. De stichter van het christendom, Christus Jezus, stelde, toen hij zich aan God opdroeg en zich liet dopen, het voorbeeld en zei vervolgens, zoals in Johannes 17:14 (NW) staat opgetekend, duidelijk betreffende christenen: ’Zij zijn geen deel van de wereld evenals ik er geen deel van ben.’

22. Waarom gaf Jezus, toen hij het beginsel in Johannes 17:14 uiteenzette, christenen niet een groot aantal kleine regels en bijzonderheden om op te volgen?

22 Wat bedoelde Jezus met het hier bekendgemaakte beginsel? Waarom weidde hij er niet over uit en verschafte hij niet een groot aantal regels waardoor christenen zich zouden kunnen laten leiden? Genoemd beginsel heeft hij weliswaar al even daarvoor bekendgemaakt toen hij zoals in Johannes 15:19 (NW) te lezen is, tot zijn volgelingen zei: „Indien gij een deel van de wereld waart, zou de wereld ten zeerste gesteld zijn op dat wat haar eigendom is. Omdat gij nu geen deel van de wereld zijt, maar ik u uit de wereld heb uitverkoren, haat de wereld u.” Toch wilde hij ook niet dat christenen zo geïsoleerd zouden zijn dat zij niet meer tot de wereld zouden kunnen prediken, want volgens Johannes 17:15 (NW) bad hij tot Jehovah: „Ik verzoek u, hen niet uit de wereld te nemen, maar over hen te waken vanwege de goddeloze.” Ja, er dreigt gevaar van de zijde van de god dezer wereld (2 Kor. 4:4). Jezus maakte christenen de theocratische beginselen bekend, doch hij liet het aan hen over over de Schrift te redeneren en te bepalen hoe zij aan Satans sluwe valstrikken het hoofd moesten bieden en zich in dit samenstel van dingen moesten gedragen.

23. Hoe is Christus’ voorbeeld voor christenen een hulp om te beredeneren hoe zij overeenkomstig de beginselen van Gods Woord moeten leven?

23 Thans op aarde levende christenen hebben het voordeel te kunnen nagaan hoe Christus en de geïnspireerde apostelen over bijbelse beginselen spraken. Jezus zelf had zich plechtig aan Jehovah opgedragen om hem te dienen. Dit hield in dat hij een dienaar of afgezant van Jehovah was en dat hij verplicht was aan Jehovah’s dienst de voornaamste aandacht te schenken. Hij wist werkelijk waardevolle dingen goed naar waarde te schatten, terwijl hij zich een beeld vormde van de juistheid van zijn positie en zich niet door de oude wereld of verkeerde menselijke redenaties liet beïnvloeden. Hij predikte dat men schatten in de hemel moest vergaren en bracht deze boodschap ook in praktijk door al zijn tijd in de dienst te staan. Hij begreep de beginselen dat alles Jehovah toebehoort en dat Jehovah’s zegen rijk maakt. Hij weerstond de poging van het volk hem tot koning te maken. Jezus’ uitlatingen en handelingen waren positief. Hij begreep ten volle waar hij moest staan en welk werk hij moest doen. Alhoewel hij neutraal was ten opzichte van de conflicten, politiek en handel dezer wereld, aarzelde hij geen ogenblik schending van Gods rechtvaardige beginselen te veroordelen. Hij schipperde niet met beginselen door overdreven tactvol te zijn. Jezus weigerde aan de valse religiën van zijn tijd deel te hebben, en doordat hij zich nauwgezet aan Gods rechtvaardigheidsbeginselen hield, haalde hij zich de woede van de religieuze leiders op de hals, die hem voor de Romeinse regeerders lieten leiden. Jezus maakte daar het beginsel bekend: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld.” Vervolgens zei hij: „Indien mijn koninkrijk een deel dezer wereld was, zouden mijn bedienden hebben gestreden opdat ik niet aan de joden zou worden overgeleverd. Maar mijn koninkrijk is nu een maal niet uit deze bron.” — Joh. 18:36, NW; ook Matth. 6:20; 4:1-10; 23:4, 5.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen