-
Aanvaardt u bereidwillig nederige taken?De Wachttoren 1975 | 15 oktober
-
-
niet alleen bereidwillig maar ook blij aan zulk werk deel te nemen.
Het is waar dat sommige omstandigheden waarin nederigheid aan de dag gelegd moet worden, niet voortspruiten uit wat van nature juist is. Soms gebruiken personen autoriteit op een dusdanige wijze dat dit een vernederende uitwerking op anderen heeft. Zij moedigen hun metgezellen misschien wel tot nederigheid aan terwijl zij zelf voordeel trekken van zulk een nederigheid van anderen om in hun eigen trots te kunnen volharden. Zoals de geïnspireerde apostel echter aanraadde, kunnen wij ’al onze bezorgdheid op Jehovah God werpen, wetend dat hij voor ons zorgt’. Op zijn bestemde tijd zullen Jehovah en zijn Zoon nederige personen gunst verlenen als zij krachtig aan de juiste beginselen van Gods Woord vasthouden. — 1 Petr. 5:6, 7.
Hoe aangenaam is het wanneer allen zich ’met ootmoedigheid des geestes jegens elkaar omgorden’! Wat een aangename en ontspannen sfeer heerst er dan — een sfeer van ware eenheid! Indien wij elkaar allen verheugd en bereidwillig en zonder trots dienen, heeft dit tot resultaat dat allen verhoogd worden, aangezien allen met waardigheid behandeld worden en wegens hun werkelijke waarde gewaardeerd worden, waarbij zij op juiste wijze in het licht van Gods Woord beoordeeld worden en niet volgens wereldse maatstaven. — 1 Petr. 5:5; Ps. 133:1; Rom. 12:10.
-
-
Pilatus — De politieke heerser die de Heer veroordeeldeDe Wachttoren 1975 | 15 oktober
-
-
Pilatus — De politieke heerser die de Heer veroordeelde
„IK VIND geen schuld in hem.” Met deze woorden uitte Pontius Pilatus zijn mening dat Jezus onschuldig was (Joh. 18:38; 19:4, 6). Toch gaf Pilatus uiteindelijk toe aan de eisen van een grote schare van Jezus’ landgenoten en veroordeelde hij hem opdat hij aan een paal ter dood gebracht zou worden. Wie was deze Pilatus?
De naam „Pontius Pilatus” zelf kan ons enig idee over zijn achtergrond geven. Hij was misschien wel verwant aan C. Pontius Telesimus, een belangrijke generaal van de Samnieten in een bergachtige streek in het zuiden van Italië. En indien de achternaam „Pilatus” van het Latijnse pilum (werpspies) is afgeleid, zou dit op afstamming van een militair kunnen duiden. Is de naam „Pilatus” daarentegen afgeleid van het Latijnse pileus, dan zou hij een bevrijde slaaf of de nakomeling van zo iemand kunnen zijn. Dit komt doordat een pileus een muts was die gewoonlijk werd gedragen door slaven die waren vrijgelaten.
In 26 G.T. stelde Tiberius Caesar Pilatus als bestuurder over Judéa aan. Als bestuurder bezat Pilatus de volledige macht over de provincie en kon hij doodstraffen opleggen. Zijn officiële residentie was in Cesaréa, ongeveer vijfentachtig kilometer ten noordnoordwesten van Jeruzalem. Daar was het grootste deel van de Romeinse troepenmacht gelegerd. Gedurende de joodse feestdagen verbleef Pilatus, te zamen met Romeinse militaire versterkingen, echter meestal in Jeruzalem.
De tijd van Pilatus’ bestuur werd gekenmerkt door moeilijkheden. Dit kwam voornamelijk doordat hij de religieuze gevoelens van zijn onderdanen kwetste.
Bij een zekere gelegenheid liet Pilatus Romeinse soldaten onder bedekking van de duisternis legerstandaarden met borstbeelden van de keizer erop Jeruzalem binnenbrengen. Deze standaarden werden vervolgens in de stad opgericht. Toen de joden dit ontdekten, ging een grote delegatie van hen naar Cesaréa om de verwijdering ervan te eisen. Hoewel hun verzoek herhaaldelijk werd afgewezen, bleven de joden verlangen dat de standaarden verwijderd zouden worden. Ten slotte besloot Pilatus de afgevaardigden schrik aan te jagen door hen met de dood te bedreigen. Toen de joden zich echter bereid verklaarden te sterven, willigde Pilatus hun verzoek in. — Joodsche Oudheden, Boek XVIII, hfdst. III, par. 1.
Toen kwam de tijd dat Pilatus in zijn verblijfplaats te Jeruzalem gouden schilden plaatste die zijn eigen naam en die van Tiberius droegen. De joden deden een beroep op de keizer en Pilatus kreeg bevel de schilden te verwijderen. — De Legatione ad Gaium, XXXVIII.
Bij weer een andere gelegenheid gebruikte Pilatus geld van de tempelschat om een aquaduct te bouwen dat water van een afstand van ongeveer veertig kilometer in Jeruzalem moest brengen. Tienduizenden joden protesteerden hiertegen toen Pilatus een bezoek bracht aan de stad. Sommigen beschimpten hem en scholden hem zelfs uit. Toen zij weigerden zijn bevel te gehoorzamen om zich te verspreiden, zond hij vermomde soldaten in hun midden. Nadat hun een teken was gegeven, vielen de soldaten aan. Vele joden werden gedood; anderen vluchtten gewond weg.
Misschien heeft Pilatus in verband met dit incident ’het bloed van Galileeërs met hun slachtoffers vermengd’, zoals in Lukas 13:1 wordt bericht. Aangezien de Galileeërs onderdanen van Herodes Antipas waren, kan dit hebben bijgedragen tot de vijandschap die er tot aan de tijd van Jezus’ verhoor tussen Pilatus en Herodes bestond. — Luk. 23:6-12.
JEZUS VEROORDEELD
In de vroege ochtend van 14 Nisan 33 G.T. brachten de joodse leiders Jezus voor Pilatus om door hem gevonnist te worden. Aangezien het de joden in ceremonieel opzicht zou verontreinigen het huis van een heiden te betreden, kwam Pilatus naar buiten en informeerde hij naar de beschuldigingen die er tegen Jezus werden ingebracht. Toen hij hun verklaringen aanhoorde, zei hij tot hen dat zij zelf een vonnis moesten vellen. Nadat zij hem hadden meegedeeld dat zij datgene wat Jezus had gedaan als een overtreding beschouwden waarop de doodstraf stond, een straf waartoe zij wettelijk niet gemachtigd waren deze ten uitvoer te leggen, liet Pilatus Jezus in zijn paleis komen om hem te ondervragen (Joh. 18:28-37). Hierna keerde Pilatus tot de beschuldigers terug en verklaarde: „Ik vind geen schuld in hem” (Joh. 18:38). Niet tevreden, hielden de joodse leiders met hun beschuldigingen aan. Toen Pilatus vernam dat Jezus uit Galiléa afkomstig was, besloot hij hem naar Herodes Antipas te sturen. Door dit gebaar kwam er een eind aan de vroegere vijandschap tussen Herodes en Pilatus. Herodes kon de beschuldigingen die tegen Jezus werden ingebracht, niet bevestigen en stuurde hem, teleurgesteld omdat Jezus weigerde een teken te verrichten, naar Pilatus terug. — Luk. 23:5-12.
Wederom riep Pilatus Jezus’ beschuldigers bijeen, terwijl hij er opnieuw moeite voor deed het te vermijden een onschuldige man ter dood te veroordelen. Hij hoopte Jezus te kunnen vrijlaten op grond van een gewoonte om met elk Pascha een gevangene in vrijheid te stellen. Op aansporing van de religieuze leiders schreeuwde de menigte echter om de vrijlating van Barabbas, een dief, moordenaar en opruier. Pilatus’ pogingen om Jezus vrij te laten, deden het geschreeuw van de menigte om hem aan de paal te nagelen, alleen maar toenemen. — Matth. 27:15-23; Luk. 23:13-23.
In plaats van vast te houden aan datgene waarvan hij wist dat het goed was,
-