Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w61 1/1 blz. 24-27
  • De tijd bepalen van Jezus’ bediening

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • De tijd bepalen van Jezus’ bediening
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1961
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • DRIE EN EEN HALF JAAR
  • JEZUS STIERF IN 33 N. CHR.
  • AANGEHAALDE VERWIJSBRONNEN
  • „Uw wil geschiede op aarde” — Deel 40
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1960
  • Vragen van lezers
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1991
  • Vragen van lezers
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1960
  • Tiberius
    Hulp tot begrip van de bijbel
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1961
w61 1/1 blz. 24-27

De tijd bepalen van Jezus’ bediening

ER BESTAAT onder religieuze leraars verschil van mening over de duur van Jezus’ grootse bediening hier op aarde. Sommigen zeggen dat zijn bediening slechts één jaar heeft geduurd,1 anderen spreken over twee of twee en een half jaar, terwijl weer anderen — met inbegrip van Jehovah’s getuigen — beweren dat deze bediening drie en een half jaar in beslag heeft genomen.2 Als gevolg hiervan heeft men in de christenheid niet een uniform jaar aangenomen voor de historische datum waarop Jezus aan de paal werd genageld, omdat de data helemaal variëren van 28 tot en met 33 (n. Chr.).3 Op grond waarvan zijn Jehovah’s getuigen er niet alleen zeker van dat Jezus’ bediening drie en een half jaar heeft geduurd, maar tevens dat zijn bediening in het najaar van 29 (n. Chr.) is begonnen en heeft voortgeduurd totdat hij op vrijdag, 1 april (of 3 april volgens de Juliaanse kalender) van het jaar 33 (n. Chr.) aan de paal werd genageld?

Aan de hand van de ene, algemeen aanvaarde sleuteltekst, Lukas 3:1, 2, heeft men voor het jaar waarin Johannes de Doper in de lente met zijn bediening begon en waarin Jezus zes maanden later in de herfst begon te prediken, data vastgesteld die variëren van 25 tot en met 29 (n. Chr.). Om er speciaal de aandacht op te vestigen, hebben wij de namen van de zeven regeerders die de nauwgezette geschiedschrijver Lukas vermeldt om zijn verslag in deze tekst nauwkeurig te dateren, in hoofdletters afgedrukt. „In het vijftiende jaar van de regering van keizer TIBERIUS, toen PONTIUS PILATUS stadhouder over Judéa was, en HERODES viervorst over Galiléa, en zijn broeder PHILIPPUS viervorst over Ituréa en het land Trachonítus, en LUSÁNIAS viervorst over Abiléne, onder de hogepriesters ANNAS en KAJAFAS, kwam het woord Gods tot Johannes, den zoon van Zacharias, in de woestijn.”

Laten wij deze personen eens in omgekeerde volgorde aan een nader onderzoek onderwerpen. De geschiedschrijver Josephus bericht dat KAJAFAS van 18 tot en met 36 (n. Chr.) als hogepriester te Jeruzalem heeft gediend en door Valerius Gratus, Romeins stadhouder van Judéa,4 in dat ambt was aangesteld. ANNAS, de schoonvader van Kajafas, was in het jaar 7 n. Chr. door Quirinius, Romeins opperstadhouder van Syrië, tot het hogepriesterschap verheven, in welk ambt hij tot 15 n. Chr., toen hij door Valerius Gratus werd afgezet,5 heeft gediend. Ook al was hij als hogepriester afgezet, toch oefende hij als het dominerende lid van de joodse hiërarchie nog steeds een grote macht uit en was hij ten tijde van Jezus’ verhoor, en later toen Petrus en Johannes voor het Sanhedrin werden gebracht, nog steeds actief werkzaam. — Joh. 18:13; Hand. 4:6.

Er is slechts weinig bekend van LUSÁNIAS, de viervorst van Abiléne. Aan de hand van een uit de tijd van keizer Tiberius stammende inscriptie die in de stad Abila bij Damascus is gevonden, is echter historisch vastgesteld dat Lusánias daar als viervorst heeft geregeerd.6 De niet-bijbelse geschiedschrijver Josephus bevestigt vervolgens dat zowel PHILIPPUS als HERODES (Antipas) over de door Lukas aangegeven gebieden tot Romeinse regeerders werden aangesteld.7 Beide mannen begonnen hun bewind kort na de geboorte van Jezus. Philippus regeerde tot 34 n. Chr. en Herodes Antipas tot 40 n. Chr.8

Josephus is ook de autoriteit die de lengte en tijd van het bewind van PONTIUS PILATUS vaststelt. „Vitellius, die toen landvoogd van Syrië was, en ook consul was geweest, . . . [beschuldigde] . . . Pilatus van wreedheid. . . . Op deze klachten zond Vitellius zijn vriend Marcellus, om onderzoek naar de zaken in Judéa te doen, en beval hij Pilatus zich voor den Keizer te gaan verantwoorden. Zich genoodzaakt vindende dit bevel te gehoorzamen, vertrok hij naar Rome, nadat hij Judéa tien jaren bestuurd had; maar Tiberius stierf, eer hij aldaar aankwam”9 Tiberius Caesar stierf op 16 maart 37 n. Chr.10 Hierdoor staat definitief vast dat Pilatus’ tienjarige bestuursperiode van 27 tot 37 n. Chr. liep. Daar Johannes de Doper en Jezus hun bediening tijdens Pilatus’ hechte bestuur begonnen, kan Lukas op zijn vroegst naar 28 n. Chr. hebben verwezen. De jaren 25, 26 en 27 n. Chr. zijn hiermee als mogelijke aanvangsjaren van Jezus’ bediening uitgeschakeld.

De laatste beslissende factor is het beginpunt van de heerschappij van keizer TIBERIUS. Alle betrouwbare geschiedkundige berichten noemen het jaar 14 n. Chr. als het jaar waarin hij zijn keizerschap begon uit te oefenen. Tiberius was de stiefzoon en de aangewezen opvolger van keizer Augustus, die op 19 augustus van het jaar 14 n. Chr. stierf.11 Ondanks deze duidelijke historische feiten vertrouwen degenen die beweren dat Jezus’ bediening op een vroeger tijdstip is begonnen, op de veronderstelling dat Lukas 11 n. Chr., of mogelijk 12 n. Chr., in gedachten had als de datum waarop Tiberius’ regering begon, omdat er van hem wordt gezegd dat hij kort voor de dood van Augustus als de mederegent van zijn vader is opgetreden. Ook in dit opzicht ondersteunt de geschiedschrijver Josephus het jaar 14 n. Chr. als de onbetwistbare datum waarnaar door Lukas wordt verwezen. „Augustus Caesar overleed, in den ouderdom van zeven en zeventig jaren. Deze vorst, die de tweede Romeinsche Keizer was, regeerde zeven en vijftig jaren, zes maanden, en twee dagen; daaronder begrepen de veertien jaren, welke hij met Antonius geregeerd had. Tiberius Nero, zijn schoonzoon, en zoon zijner gemalin Livia, volgde hem in de regeering op.”12 In Lukas’ tijd beschouwde men het dus zo dat Tiberius zijn regering na de dood van Augustus in 14 (n. Chr.) was begonnen en niet toen hij een mogelijke mederegent was. Merk tevens op dat Josephus van nog iemand anders, een zekere Antonius, zegt dat hij Augustus in de uitoefening van zijn keizerschap heeft bijgestaan.

19 augustus 14 n. Chr., de datum van de dood van Augustus, is derhalve de absolute datum voor het begin van Tiberius’ regering waarop Lukas zijn verwijzing baseert. Lukas vermeldt dat Johannes in het vijftiende jaar van de regering van keizer Tiberius begon te prediken. Dit is een rangtelwoord, hetgeen betekent dat wij veertien volle jaren moeten rekenen plus enkele maanden van het volgende jaar, evenals het feit dat onze eeuw de twintigste eeuw wordt genoemd, betekent dat er negentien volle eeuwen zijn gepasseerd en dat wij ons nu zestig jaar in de volgende eeuw bevinden. Veertien volle jaren na 19 augustus 14 n. Chr. brengen ons in de zomer, of om precies te zijn op 19 augustus, van het jaar 28 n. Chr. Aangezien Johannes de Doper op dertigjarige leeftijd in de lente begon te prediken, zou dit de volgende lente, omstreeks maart-april 29 n. Chr., geweest moeten zijn, hetgeen nog steeds in het vijftiende jaar van Tiberius’ regering zou vallen. Daar Jezus zes maanden jonger was dan Johannes, zou hij in de herfst van 29 (n. Chr.) dertig jaar oud worden (Luk. 3:21-23). De herfst van het jaar 29 n. Chr. is dus de duidelijk bewezen tijd voor het begin van Jezus’ opzienbarende bediening.

DRIE EN EEN HALF JAAR

Nu het bewijs dat Jezus’ bediening drie en een half jaar heeft geduurd. Het is waar dat de volle drie en een half jaar niet zo duidelijk in de berichten van Jezus’ bediening in Matthéüs, Markus en Lukas wordt aangegeven, maar Johannes, die zijn verslag omstreeks 98 n. Chr. — lang nadat de andere drie verslagen waren geschreven en in omloop waren gebracht — schreef, verschafte de ontbrekende bewijzen. Johannes verschaft het bewijs dat Jezus na het begin van zijn bediening in de herfst van het jaar 29 vier paschavieringen in Jeruzalem heeft meegemaakt. In Johannes 2:13 wordt naar de paschaviering van 30 n. Chr. verwezen, in Johannes 5:1 naar die van 31 n. Chr., in Johannes 6:4 naar die van 32 n. Chr. en ten slotte in Johannes 13:1 naar die van 33 n. Chr., de laatste paschaviering vóór Jezus’ dood. Aan de hand van Johannes’ verslag van vier paschavieringen gedurende Jezus’ bediening wordt dus de duur van drie en een half jaar bewezen. Dit gezonde standpunt wordt behalve door Jehovah’s getuigen, door vele anderen ondersteund.2

Een tweede bewijs voor de drie en een half jarige duur is van de bijbelse profetieën afkomstig. In Daniël 9:27 wordt over Jezus gesproken als over de Messias, de vorst, die gedurende een periode van een week van zeven jaren het Abrahamitische verbond met velen van het joodse overblijfsel bevestigt. Hierdoor wordt te kennen gegeven dat de gelegenheid om overeenkomstig de door Jehovah aan Abraham gegeven belofte tot het zaad van Abraham te behoren, aan het begin van Jezus’ bediening in 29 n. Chr. uitsluitend voor de joden openstond. Deze unieke gelegenheid eindigde zeven jaar later, in 36 n. Chr., toen de heidenen werden geroepen en zij werden uitgenodigd tot dit Koninkrijkszaad van 144.001 personen te behoren (Gal. 3:28, 29). Vervolgens zegt Daniël betekenisvol dat Jezus „in de helft van de week” of in het midden van deze zeven jaren, en dus na drie en een half jaar, zou veroorzaken dat de volgens de Wet gebrachte offers officieel zouden ophouden. In Kolossenzen 2:14 toont de apostel Paulus aan dat God Jezus’ dood gebruikte om het Wetsverbond met zijn slachtoffers weg te nemen of wettelijk ongedaan te maken „door het aan het kruis te nagelen”. Het is voor iedereen duidelijk dat dit in het voorjaar van het jaar 33 n. Chr. gebeurde. Dit vormt dus eveneens een volledig bewijs.

JEZUS STIERF IN 33 N. CHR.

Ten slotte wijst het gehele omringende getuigenis erop dat 14 Nisan 33 n. Chr. de enige waarschijnlijke datum is waarop Jezus aan de paal werd genageld. Alle door anderen verdedigde data, zoals de jaren 28, 29, 30, 31, 32 en 34 n. Chr. stemmen niet overeen met de feiten.

Vrijwel alle religieuze leraars zijn het er evenals Jehovah’s getuigen over eens dat in de Schrift wordt aangegeven dat Jezus op een vrijdag is gestorven. Daarom wordt deze dag door zowel katholieken als protestanten „Goede vrijdag” genoemd. Dat Jezus op een vrijdag moet zijn gestorven, wordt door Johannes 19:31 bewezen. Hoe dat zo? Omdat in deze tekst wordt gezegd dat de sabbat die drie uur na Jezus’ dood begon (hij stierf ongeveer 3 uur n.m.) niet een gewone wekelijkse sabbat was die op vrijdag 6 uur n.m. begint en tot zaterdag, 6 uur n.m. duurt. Bedenk tevens dat de bijbelse dagen om 6 uur n.m. beginnen en niet te middernacht, zoals wij de dagen thans tellen. Johannes zegt dat „de dag van dien sabbat groot” was. Twee wettelijke sabbatdagen vielen met andere woorden gedurende dezelfde vierentwintig uur-periode samen en vormden een dubbele sabbat. Volgens de Wet van Mozes moest 15 Nisan elk jaar een sabbatdag zijn, ongeacht op welke dag van de week deze datum viel (Lev. 23:6, 7). De situatie kwam overeen met die van een nationale wereldse feestdag. Wanneer zulk een feestdag op een zondag valt, vallen voor de bevolking twee feestdagen op de ene vierentwintig-uur-dag, hetgeen slechts eens in de zoveel jaren voorkomt. Zo gebeurde het in 33 n. Chr. dat 15 Nisan met de wekelijkse sabbatdag samenviel. Hierdoor wordt bewezen dat 14 Nisan op een donderdagavond om 6 uur n.m. moet zijn begonnen en tot vrijdag 6 uur n.m. moet hebben geduurd om het mogelijk te maken dat Jezus op een vrijdagmiddag is gestorven. Dat 14 Nisan op een vrijdag valt, komt zelden voor; het gebeurt slechts eens in de zoveel jaar. Nu zullen wij eens zien hoe het jaar 33 n. Chr. aan alle vereiste factoren voldoet waardoor het schriftuurlijke bericht over de dag van Christus’ dood wordt bevestigd.

Jezus stierf als het Lam van God op de paschadag, welke volgens de Wet van Mozes op 14 Nisan werd gevierd. Op 14 Nisan is het altijd volle maan, daar het de veertiende dag is die op de nieuwe maan welke het eerst in Egypte en Palestina zichtbaar is, volgt (Ex. 12:2, 6). De astronomie komt ons te hulp door de getallen te verschaffen voor de volgende tabel.13

Jaar Pascha Volle maan Dagen der Dag van

Juliaanse Periode de week

n. Chr. Juliaanse Gregoriaanse

kalender kalender

28 29 mrt. 27 mrt. 1.731.373 maandag

29 18 apr. 16 apr. 1.731.758 maandag

30 7 apr. 5 apr. 1.732.112 vrijdag

31 27 mrt. 25 mrt. 1.732.466 dinsdag

32 14 apr. 12 apr. 1.732.850 maandag

33 3 apr. 1 apr. 1.733.204 vrijdag

34 24 mrt. 22 mrt. 1.733.559 woensdag

Van de hierboven genoemde mogelijke jaren, kunnen alleen maar de jaren 30 en 33 n. Chr. in aanmerking worden genomen, daar 14 Nisan bij de andere jaren niet op een vrijdag valt. Hoewel 14 Nisan in 30 n. Chr. op een vrijdag valt, zal ook dit jaar verworpen moeten worden, omdat dit zou betekenen dat Jezus’ bediening slechts zes maanden heeft geduurd, hetgeen te kort is om met het bijbelse bericht in overeenstemming te zijn. Zoals wij reeds hebben beschouwd, werd het begin van Jezus’ bediening duidelijk door Lukas vastgesteld op wat wij thans als de herfst van 29 (n. Chr.) aanduiden. Hierdoor wordt alleen 33 n. Chr., met 14 Nisan op een vrijdag, overgelaten als het jaar dat aan alle factoren met betrekking tot Jezus’ offerandelijke dood aan de boom voldoet. Ter bevestiging van het bovenstaande verschijnt er in The Works of Flavius Josephus, door Whisten, een voetnoot bij Antiquities of the Jews, Boek 18, hoofdstuk 3, paragraaf 3, welke 3 april 33 n. Chr. (Juliaanse kalender) als de datum aangeeft waarop Jezus aan de paal werd genageld en 5 april van dat jaar als de datum van zijn opstanding. 33 n. Chr. blijkt dus het enige aannemelijke jaar te zijn.

Jehovah’s getuigen hebben er dus krachtige redenen voor om niet alleen te geloven dat Jezus’ bediening drie en een half jaar heeft geduurd, maar dat deze bediening in de herfst van 29 (n. Chr.) is begonnen en in het voorjaar van 33 (n. Chr.) is geëindigd.

AANGEHAALDE VERWIJSBRONNEN

1 The Catholic Encyclopedia, 1908, Deel III, blz. 736.

2 The International Standard Bible Encyclopædia, 1957, Deel III, de bladzijden 1628, 1629.

3 Biblical Cyclopædia, 1894, door M’Clintock and Strong, Deel IV, de bladzijden 874, 875, 877.

4 The International Standard Bible Encyclopædia, 1957, Deel I, blz. 538.

5 Ibid. Deel I, blz. 137.

6 Light from the Ancient Past, 1946, door Finegan, blz. 219.

7 Antiquities of the Jews, Josephus, XVII, viii, 1.

8 Webster’s Biographical Dictionary, 1943, de bladzijden 701, 1178.

9 Joodsche Oudheden, Josephus, XVIII v, 775.

10 The International Standard Bible Encyclopædia, 1957, Deel IV, blz. 2396.

11 Ibid., Deel V, blz. 2979.

12 Joodsche Oudheden, Josephus, XVIII, iii, 765, 766.

13 Babylonian Chronology 626 B.C. — A.D. 45 1942, door Parker en Dubberstein, blz. 46, ook Canon der Mondfinsternisse, 1887, door Oppolzer, Deel 11, blz. 344.

[Tabel op blz. 24]

JEZUS’ DOOP 3 1/2 JAAR JEZUS’ DOOD

HERFST, 29 N. CHR. 14 NISAN, 33 N. CHR.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen