Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w60 1/11 blz. 649-651
  • „Liefde” in de christelijke Griekse Geschriften

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • „Liefde” in de christelijke Griekse Geschriften
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1960
  • Vergelijkbare artikelen
  • Wordt „eros” (romantische liefde) door de Schrift goedgekeurd?
    Ontwaakt! 1978
  • Welke liefde leidt tot leven?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1965
  • Welke plaats neemt Jezus in uw hart in?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1968
  • Hebt u genegenheid voor Jehovah?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1983
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1960
w60 1/11 blz. 649-651

„Liefde” in de christelijke Griekse Geschriften

TEN tijde dat de christelijke Griekse Geschriften werden geschreven, was het Grieks de taal die overal werd gesproken. Dit maakte het mogelijk dat er in korte tijd de grootst mogelijke verspreiding aan deze geschriften gegeven kon worden. Daar het Grieks bovendien nog een zeer specifieke en nauwkeurige taal is en het koinè Grieks van die tijd op een hoge trap van ontwikkeling stond, vormde deze taal het beste middel om gedachten nauwgezet tot uitdrukking te brengen. Dit blijkt zeer duidelijk uit de verschillende woorden die met „liefde” zijn vertaald.

In het Nederlands spreken wij van „liefde” tussen de beide geslachten, „liefde” van een moeder voor haar kind, „liefde” van vrienden onderling en Gods onzelfzuchtige „liefde”. In de Griekse taal worden er echter vier afzonderlijke en onderscheiden woorden voor gebruikt: éros, storgé, philéo en agápe. Daar Eros de naam was welke latere Griekse dichters hun liefdesgod de zoon van Aphrodite, gaven, werd éros de aanduiding van romantische liefde, liefde tussen de beide geslachten. De Romeinse tegenhanger van Eros is de bekendere Cupido, die gewoonlijk met pijl en boog wordt afgebeeld. Het is wel zeer betekenisvol dat het woord éros niet één keer in de christelijke Griekse Geschriften voorkomt.

Het woord storgé wordt gebezigd ter omschrijving van op bloedverwantschap gebaseerde natuurlijke genegenheid. Wij komen het in de christelijke Griekse Geschriften in bijvoeglijke vorm slechts drie keer tegen. In twee van deze gevallen wordt het voorafgegaan door het Griekse negatieve voorvoegsel a, dat „zonder” betekent. Daarom beschrijft Paulus de mensen zowel in Romeinen 1:31 (NW), waar hij vertelt hoever zij van de oorspronkelijke volmaaktheid af zijn geraakt, als in 2 Timótheüs 3:3 (NW) waar hij over de kritieke goddeloze toestanden van de laatste dagen profeteert, als „geen natuurlijke genegenheid [a’storgos] hebbend”. En wanneer Paulus de nadruk wil leggen op de hechte familieband welke er tussen christenen dient te bestaan, gebruikt hij een term welke een combinatie vormt van philéo en storgé, wanneer hij zegt: „Hebt in broederlijke liefde tedere genegenheid [philo’storgos] voor elkaar.” — Rom. 12:10, NW.

Hoewel de volgende vorm van liefde philéo is, zullen wij deze beter kunnen begrijpen wanneer wij eerst de hoogste liefde, agápe, eens in ogenschouw nemen. Strong’s Dictionary verklaart dat ze „als een zaak van beginselen, plicht en een juiste handelwijze, op speciale wijze het oordeel en de weloverwogen instemming van de wil omvat”. Het woord agápe komt in al zijn verschillende vormen, in tegenstelling tot éros dat wij in de bijbel niet vinden, ruim 250 maal in de christelijke Griekse Geschriften voor; dat betekent drie maal zo vaak als philéo in al haar verschijningsvormen.

Nu wij weten wat agápe betekent, kunnen wij begrijpen waarom de apostel Johannes niet schreef dat God éros, storgé of zelfs ook maar philéo is, maar dat Hij de verpersoonlijking is van een aan beginselen gebonden, onzelfzuchtige belangstelling voor anderen, dus van agápe-liefde. Wanneer wij iemand werkelijk liefhebben (agápe), bekommeren wij ons om het welzijn, de belangen en het geluk van de betrokkene. Daarom „bewijst [God] zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is”. — 1 Joh. 4:8; Rom. 5:8.

„De vrucht van den Geest is [deze agápe-]liefde.” „Hieraan zullen allen weten, dat gij discipelen van Mij zijt, indien gij [deze] liefde hebt onder elkander.” Deze soort van „liefde bouwt op”, en „bedekt tal van zonden”. Ze is niet op fysieke aantrekkelijkheid, toevallige geboorte — waardoor men tot dezelfde familie of natie, of tot hetzelfde ras behoort — of op geestesverwantschap of overeenkomend karakter gebaseerd, maar enkel en alleen op beginselen en onzelfzuchtigheid, en ze wordt geleid door onze geest omdat God hiertoe het bevel heeft gegeven. — Gal. 5:22; Joh. 13:35; 1 Kor. 8:1, NW; 1 Petr. 4:8.

Het is déze agápe-liefde welke Paulus voor ons beschrijft, en hoe goed doet hij dit! Niets zal ons tot voordeel strekken wanneer de beweegreden niet liefde is. Ze is lankmoedig en dienstvaardig; ze is niet afgunstig, snoeft niet, wordt niet opgeblazen, gedraagt zich niet onbetamelijk, wordt niet geërgerd en is niet op eigenbelang uit. Ze blijft het onrecht niet in gedachten houden, verheugt zich niet over ongerechtigheid, maar verheugt zich alleen maar met de waarheid. Ze verdraagt, gelooft, hoopt en verduurt alles. Ze faalt nimmer. Het is dan ook geen wonder dat „liefde” van geloof, hoop en liefde ’de grootste is’! — 1 Kor. 13:1-13, NW.

Agápe-liefde kan in verschillende mate aan de dag worden gelegd, en daarom wordt christenen geboden „vurige liefde tot elkander” te hebben. Zij moeten er aan werken haar te vervolmaken, zodat zij „vrijmoedigheid hebben op den dag des oordeels”. Ons wordt niet alleen het gebod gegeven God zonder meer lief te hebben (agapáo, de werkwoordsvorm van agápe), maar dit met ons gehele hart, onze gehele ziel, geest en kracht te doen en onze naaste als onszelf. — 1 Petr. 4:8, SV; 1 Joh. 4:17, 18; Mark. 12:29-31, NW.

Over philéo — vriendschappelijke liefde of genegenheid — gesproken, kunnen wij zeggen dat ze zowel inferieur als superieur is aan agápe-liefde. Hoe dan wel? Ze is inferieur in hoedanigheid maar superieur ten aanzien van het voorrecht haar te mogen bezitten. Het woord philéo vormt het eerste gedeelte van woorden als Philadelphia (broederliefde), philosophie (liefde voor wijsheid), philanthropie (liefde voor de mensheid) en vele andere woorden die in de Schrift worden gebruikt, maar die niet in de Nederlandse taal zijn overgebracht, zoals philarguría (liefde voor geld of zilver) en philágathos (liefde voor goedheid of deugd). Jezus gebruikte dit woord toen hij zei dat de religieuze leiders gesteld waren op de voorste zetels in de synagogen en dat de wereld veel van zichzelf hield. Wijzend op haar inferioriteit ten aanzien van agápe-liefde, maakt Petrus nog het gebod bekend aan „uw broederlijke genegenheid [philadelphía] liefde [agápe]” toe te voegen. — Luk. 20:46; Joh. 15:19; 2 Petr. 1:7, NW.

Gelieve er in verband met het feit dat philéo of genegenheid een speciaal voorrecht is, op te letten dat, terwijl God ten aanzien van zondaren zijn agápe-liefde tot uitdrukking bracht, Hij „tedere genegenheid heeft voor zijn Zoon”. Daarom verzekerde Jezus er zijn volgelingen van dat de Vader niet slechts liefde, maar genegenheid voor hen bezat: „De Vader zelf heeft genegenheid voor u.” En waarom? „Omdat gij genegenheid voor mij hebt gehad”, en niet louter omdat ze verschillende dingen nodig hadden. Ja, God behandelt alleen degenen die het verdienen, met genegenheid of als vrienden. — Joh. 5:20; 16:27; Jak. 2:23, NW.

Met Jezus was het net zo. Hij voelde liefde (agapáo) voor de rijke jonge regeerder, maar zowel liefde als genegenheid (philéo) voor de apostel waar hij de voorkeur aan gaf, Johannes (Mark. 10:21; Joh. 19:26; 20:2, NW). Toen Jezus na zijn opstanding het woord tot Petrus richtte, vroeg hij hem de eerste twee keer of hij hem liefhad, maar de derde maal vroeg hij Petrus of deze genegenheid voor hem bezat. Elke keer gebruikte de vurige Petrus in antwoord de inniger uitdrukking: „Meester, gij weet dat ik genegenheid voor u heb.” — Joh. 21:15-17, NW.

Op het ogenblik zien wij dat overal veel te veel nadruk wordt gelegd op de seksuele éros, terwijl er steeds minder natuurlijke genegenheid of storgé voorkomt. De wereld weet echter niets van de agápe-liefde welke de vrucht van Gods geest vormt en waarbij de geest en de wil zijn betrokken, welke totaal onzelfzuchtig is en op beginselen is gebaseerd. Jehovah God is de personificatie van deze soort van liefde, en er wordt ons geboden in dit opzicht aan hem gelijk te zijn. Voor God, voor onze naaste, onze vijanden, ja, zelfs voor onszelf, moeten wij een dergelijke liefde aan de dag leggen. Als christenen mogen wij echter alleen tegenover medechristenen philéo of genegenheid tot uitdrukking brengen. — Matth. 5:44-48; 1 Kor 15:33.

„De liefde is lankmoedig, de liefde is goedertieren, zij is niet afgunstig, de liefde praalt niet, zij is niet opgeblazen, zij kwetst niemands gevoel, zij zoekt zichzelf niet, zij wordt niet verbitterd, zij rekent het kwade niet toe. Zij is niet blijde over ongerechtigheid, maar zij is blijde met de waarheid. Alles bedekt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles verdraagt zij. De liefde vergaat nimmermeer.” — 1 Kor. 13:4-8.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen