Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w59 15/8 blz. 483-485
  • „Voed mijn kleine schapen”

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • „Voed mijn kleine schapen”
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1959
  • Vergelijkbare artikelen
  • De schapen met bekwame hand weiden
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1959
  • Een gelukkige kudde vereist dienaarsleiderschap
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1966
  • De opziener van een gelukkige kudde
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1966
  • In de huidige behoeften van de schapen voorzien
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1959
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1959
w59 15/8 blz. 483-485

„Voed mijn kleine schapen”

WIE in een christelijke gemeente als opziener autoriteit uitoefent, draagt een verantwoordelijkheid welke met die van een herder is te vergelijken. Jezus’ tot Petrus gesproken woorden „voed mijn kleine schapen”, zijn daarom op al zulke opzieners van toepassing (Joh. 21:17, NW). Dit betekent dat een opziener erop moet toezien dat de gemeente geestelijk wordt gevoed, dat ze de Schepper op een schriftuurlijke wijze aanbidt en een gedragslijn volgt die de goddelijke goedkeuring wegdraagt.

De schapen behoren niet aan de opziener. Hij is louter met de zorg over de kudde belast. Als zodanig is hij verplicht de schapen op een liefderijke wijze te verzorgen en zijn uiterste best te doen het geloof van de kudde en haar liefde voor haar hemelse eigenaars op te bouwen.

Wat moet een gemeente echter beginnen wanneer haar geestelijke herder niet alleen in verwarring verkeert en aan zijn eigen overtuigingen twijfelt, maar ook nalaat schriftuurlijke waarheden te onderwijzen en zelfs van geloof verstoken kan zijn? Onder de gemeenten der christenheid vormt dit probleem geen uitzondering. Zo kreeg de gemeente van de Allerzielenkerk te Washington D.C. op een zondag een uitspraak van haar geestelijke te horen waaruit bleek dat hij geen christelijk geloof bezat. In de Washington Post and Times Herald werd gezegd dat hij „zijn positie opnieuw had overdacht, en dat zijn ’persoonlijke overtuigingen’ nu ’de mogelijkheid een christen te zijn uitsluiten’”. Het artikel vervolgde: „De heer Stutzman heeft met het christendom gebroken omdat hij het niet met enkele van Jezus’ leringen eens kon zijn en niet langer meer diens leefwijze wenste na te streven.” Er werd ook in gezegd: „De heer Stutzman heeft zich in zijn verwerping van het christendom bij een beweging in het unitarisme welke thans vooral onder de voorgangers [van deze sekte] populair is, aangesloten.”

Hoe kan een opziener die zijn geloof heeft verloren, de schriftuurlijke verplichtingen van een geestelijke herder nakomen? Hoe kan hij bij anderen geloof opbouwen wanneer hij het zelf niet bezit? Hoe kan hij hen op de weg van waarachtige aanbidding van God en tot een loopbaan van gehoorzaamheid aan de opperste soeverein leiden? Hoe kan hij de gemeente in deze tijd, waarin ze zo hard hulp nodig heeft, in geestelijk opzicht helpen?

Dezelfde vragen gelden studenten aan een seminarie die voor de bediening van het evangelie worden opgeleid. Velen van hen weten niet wat te geloven. In een artikel in de New York Times van 30 november 1958 werd gezegd dat studenten aan een seminarie „sceptisch zijn maar door ervaring geloof hopen te vinden en door dienst het doel ervan hopen te begrijpen. . . . Zij staan — hoe tegenstrijdig dit ook moge klinken — wat sceptisch tegenover een roeping door God en de kracht van hun eigen christelijke geloof”. In het artikel werd een uitspraak van een student aangehaald, die zei: „Voortdurend speelt de gedachte door mijn geest: ’Ik ben niet werkelijk een christen, want ik kan mij werkelijk niet aan het christelijke geloof overgeven.’ Kan ik het verlangen koesteren het christelijke geloof te begrijpen wanneer ik eraan twijfel of ik mij eraan kan overgeven?”

Onder de christenen van de eerste eeuw bestond er niet zulk een onzekerheid. Zij trachtten hun geloof niet door middel van ervaring maar door een studie van de Schrift te verkrijgen. Niemand in zulk een zwakke geestelijke toestand zou de verantwoordelijke positie als opziener van een christelijke gemeente worden gegeven. Toch ontvangen de gemeenten van de religieuze christenheid zulke personen thans als geestelijke herders.

Vanuit schriftuurlijk standpunt is het moeilijk te begrijpen hoe sceptische en twijfelende theologische studenten die een krachtig geloof in christelijke overtuigingen missen, als goede en bekwame kandidaten voor het ambt van geestelijke herder beschouwd kunnen worden. H.P. Van Dusen, president van New Yorks „Union Theological Seminary”, verklaarde hierover: „Velen van hen schijnen geen vreugde te hebben, en ik vraag mij af of zij wel werkelijk weten wat het wil zeggen gelukkig te zijn. . . . Alles bij elkaar genomen, zijn zij echter het bekwaamste, geschiktste, ernstigste en toegewijdste geslacht van kandidaten voor de christelijke bediening van het evangelie dat wij ooit hebben gekend.”

Geluk is onafscheidelijk met de christelijke bediening van het evangelie verbonden. Er schuilt geluk in het tot zich nemen van kennis van Gods voornemens en het stemt gelukkig de schapen te voeden door deze kennis aan anderen uit te delen. Ja, evangelie betekent goed nieuws, goed nieuws over Gods koninkrijk en zijn Koning. Is goed nieuws geen reden om gelukkig te zijn? Dient het het hart van iemand niet te verheugen wanneer hij leert dat Gods koninkrijk de goddeloze machten die thans de aarde beheersen, gaat vernietigen en een rechtvaardige nieuwe wereld van vrede en leven zal inluiden? Dient zulk een nieuws iemand niet vreugdevol te stemmen en hem hoop voor de toekomst te geven, en dit in het bijzonder wanneer hij leert dat dit geslacht deze verandering zal meemaken?

Waarom zouden seminarie-studenten dan vreugdeloos moeten zijn? Waarom zou iemand zich voelen zoals sommigen van hen zich volgens hun zeggen voelden — „ontredderd”, „volkomen gebroken” of „verslagen, zonder er meer een gat in te zien”? Hoe kan iemand die zich zo voelt, Jezus’ gebod „voed mijn kleine schapen” opvolgen?

Wat staat een gemeente wier opziener geestelijk onbekwaam is en die het geloof van haar lidmaten niet kan opbouwen, echter te doen? Er is voor de leden van zo’n gemeente maar één mogelijkheid open, namelijk, voor geestelijk leiderschap en onderwijs ergens anders naar uit te zien. Duizenden personen die in de eerste eeuw bij het judaïsme waren aangesloten, keerden zich van het geestelijke kaf dat zij van hun religieuze leiders hadden ontvangen tot de levengevende woorden der schriftuurlijke waarheid die door Christus’ volgelingen werden gesproken. Zij vonden in de christelijke organisatie herders die de kudde Gods werkelijk voedden.

Zoals het in de eerste eeuw was, is het ook thans. Talrijke geestelijk uitgehongerde mensen wenden zich tot de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s hedendaagse getuigen. Door middel van bijbelstudie-hulpmiddelen en gratis bijbelonderricht bouwen Jehovah’s getuigen hun geloof op, verstevigen zij hun christelijke overtuigingen, verhelderen zij hun zienswijze op de toekomst en verruimen zij hun inzicht ten aanzien van de wijze waarop zij God en hun medemens kunnen dienen. Zij ervaren de vervulling van Jezus’ verklaring: „Gelukkig zijn zij die zich bewust zijn van hun geestelijke nooddruft, want het koninkrijk der hemelen behoort hun toe. Gelukkig zijn zij die hongeren en dorsten naar rechtvaardigheid, want zij zullen verzadigd worden.” — Matth. 5:3, 6. NW.

Doordat iemands geestelijke honger in de Nieuwe-Wereldmaatschappij wordt gestild, komt hij op een hoger geestelijk niveau en valt hem een groot geluk ten deel. Daar de geestelijke herders van de Nieuwe-Wereldmaatschappij Jezus’ gebod „voed mijn kleine schapen” gehoorzamen, wordt hem niet alleen hoop, maar ook geestelijke tevredenheid en een verlangen om God te dienen, geschonken.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen