-
„Wedergeboren zijn” wordt steeds algemenerDe Wachttoren 1982 | 15 februari
-
-
de evangelische rol en dat de invloed van „wedergeboren” groepen het onderwerp van discussie was in hun denominatie’. Sommigen bestempelden deze tendens als louter emotionaliteit, en één hoogleraar aan een seminarie beklaagde zich erover dat „te veel studenten eenvoudig niet te onderwijzen waren” wegens hun „wedergeboren” houding. In één seminarie beleed ongeveer de helft van de studenten wedergeboren te zijn.
Over het algemeen bestaat de mening dat „wedergeboren” zijn synoniem is met het feit dat iemand „zich ertoe heeft verbonden” God en Christus te dienen, althans, zo stellen vooraanstaande evangelisten de zaak voor. Dit doet enkele vragen rijzen: Jezus heeft gezegd dat de weg die naar het leven voert, smal en moeilijk begaanbaar is en dat weinigen deze weg zouden vinden (Matthéüs 7:13, 14). Hij heeft ook herhaaldelijk verklaard dat zijn volgelingen geen deel van de wereld zouden zijn (Johannes 15:19; 17:16). Hoe kunnen deze woorden van hem in overeenstemming worden gebracht met de bewering dat meer dan de helft van de volwassen bevolking in de VS een „wedergeboorte”-ervaring heeft gehad? En dat is nog niet alles. Indien de helft van de volwassen bevolking van een land uit „wedergeboren” christenen bestaat, hoe komt het dan dat er zoveel wetteloosheid is, zoveel misdaad, zoveel belastingontduiking, zoveel politieke corruptie, zoveel seksuele immoraliteit, zoveel materialisme, en dat de „ik eerst”-houding zozeer overheerst? Belooft de bijbel „wedergeboren” personen succes in zakelijke ondernemingen? Kiezen God en Christus de zijde van honkbalspelers en helpen zij hen wedstrijden te winnen?
Jezus heeft tot een joodse regeerder, de Farizeeër Nikodémus, gezegd: „Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Indien iemand niet uit water en geest wordt geboren, kan hij het koninkrijk Gods niet binnengaan. Verwonder u niet omdat ik tot u zei: Gijlieden moet wederom geboren worden” (Johannes 3:5, 7). Wat bedoelde Jezus met deze woorden? Wat heeft Jehovah God ermee voor sommigen wederom geboren te laten worden? Via welke stappen wordt iemand wedergeboren of wederom geboren, en welke verplichtingen hebben degenen die zijn wedergeboren? Voordat deze vragen op bevredigende wijze beantwoord kunnen worden, is het noodzakelijk enkele fundamentele feiten vast te stellen met betrekking tot Jehovah Gods beginselen en zijn voornemens betreffende de aarde en de mens.
-
-
Is Mozes op zijn woord teruggekomen?De Wachttoren 1982 | 15 februari
-
-
Is Mozes op zijn woord teruggekomen?
AAN HET einde van de negende plaag — drie dagen van totale duisternis — zei Farao dreigend tot Mozes: „Pas op! Tracht niet mijn aangezicht nog eens te zien, want op de dag dat gij mijn aangezicht ziet, zult gij sterven” (Ex. 10:28). Volgens Exodus 10:29 antwoordde Mozes: „Zó hebt gij gesproken. Ik zal niet meer trachten uw aangezicht te zien.”
In het volgende hoofdstuk van Exodus, 11 de verzen 4 tot 8, lezen wij echter dat Mozes de tiende plaag aan Farao bekendmaakte. Was Mozes op zijn woord teruggekomen? Neen, dit schijnt niet het geval geweest te zijn. Exodus 11:1-3 dient klaarblijkelijk bezien te worden als stond dit schriftgedeelte tussen haakjes. Nadat Mozes had gezegd: „Ik zal niet meer trachten uw aangezicht te zien”, hield hij dus niet met spreken op, maar liet hij deze verklaringen volgen door de aankondiging van de tiende plaag. Zoals het verslag vervolgens zegt, ging Mozes toen „in laaiende toorn van Farao weg”. — Ex. 11:8.
Alleen doordat Mozes wist dat de tiende plaag de allerlaatste plaag zou zijn, kon hij tot Farao zeggen dat hij niet meer zou trachten zijn aangezicht te zien. Anders zou het van zijn zijde aanmatigend zijn geweest in iets toe te stemmen dat misschien niet in overeenstemming was met Jehovah’s wil. In Exodus 11:1-3 wordt onthuld dat Mozes zich ervan bewust was dat de tiende plaag de laatste plaag zou zijn, terwijl hierin ook wordt vermeld wat de Israëlieten moesten doen nadat die plaag over de Egyptenaren was gekomen. — Vergelijk Exodus 11:2, 3 met Exodus 12:35, 36.
Door de dingen die waren gebeurd, voelde Farao zich gedwongen Mozes en Aäron bij zich te roepen. Vernederd door de tiende plaag, zei Farao tot hen: „Staat op, gaat weg uit het midden van mijn volk, zowel gij als de andere zonen van Israël, en gaat, dient Jehovah, juist zoals gij meegedeeld hebt. Neemt zowel uw schapen als uw runderen mee, juist zoals gij meegedeeld hebt, en gaat. En ook moet gij mij zegenen” (Ex. 12:31, 32). Wat een tegenstelling! De Farao die Mozes met de dood had gedreigd, smeekt nu om een zegen. Hij wilde niet dat Mozes en de andere Israëlieten Egypte zouden verlaten terwijl zij hem vervloekten en het verlangen koesterden dat hem nog meer rampspoed zou overkomen.
-
-
Waarom God sommigen een „wedergeboorte” geeftDe Wachttoren 1982 | 15 februari
-
-
Waarom God sommigen een „wedergeboorte” geeft
„Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Indien iemand niet uit water en geest wordt geboren, kan hij het koninkrijk Gods niet binnengaan. Verwonder u niet omdat ik tot u zei: Gijlieden moet wederom geboren worden.” — Johannes 3:5, 7.
1, 2. (a) Wat moeten wij begrijpen en beseffen voordat op bevredigende wijze verklaard kan worden waarom God sommigen een „wedergeboorte” geeft? (b) Welk getuigenis geeft Gods Woord over zijn gerechtigheid, maar waartoe verplicht zijn gerechtigheid hem toch niet?
VOORDAT wij op bevredigende wijze kunnen uitleggen waarom God sommigen een „wedergeboorte” geeft of „wederom geboren” laat worden, moeten wij iets over de fundamentele eigenschappen van Jehovah God en zijn voornemens met betrekking tot de aarde en de mens begrijpen en beseffen.
2 Het getuigenis van Gods Woord laat er bij ons geen twijfel over bestaan dat gerechtigheid een van Gods in het oog springende eigenschappen is. Ook is rechtvaardigheid het fundament van zijn troon (Deuteronomium 32:4; Psalm 89:14). Zijn gerechtigheid en rechtvaardigheid verplichten hem er echter niet toe al zijn met verstand begiftigde schepselen dezelfde gunsten te bewijzen. Zo heeft hij bijvoorbeeld sommige wezens geschapen als geestelijke schepselen, engelen, die verre superieur zijn aan mensen. Ook beloont hij al zijn getrouwe, aardse schepselen niet op dezelfde wijze. Jezus zei dan ook over Johannes de Doper dat ’de kleinste in het Koninkrijk der hemelen groter is dan hij’ (Matthéüs 11:11, Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap). Nu wij dit onderwerp over „wedergeboorte” bespreken, is het goed deze punten in gedachte te houden.
GODS VOORNEMEN MET BETREKKING TOT DE AARDE EN DE MENS
3. Welk heerlijke vooruitzicht hadden Adam en Eva toen zij werden geschapen?
3 Om te beseffen waarom God sommige mensen een „wedergeboorte” geeft, is het van het grootste belang een begrip te hebben van de omstandigheden waardoor God ertoe werd gebracht dit te doen. Wanneer wij tot onze allereerste ouders teruggaan, bemerken wij dat God hun de opdracht gaf: „Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde en onderwerpt haar, en hebt . . . elk levend schepsel dat zich op de aarde beweegt, in onderworpenheid” (Genesis 1:28). In hun volmaaktheid waren Adam en Eva kinderen van God. Aangezien God hen in een schitterende tuin had geplaatst, een park dat vol was met allerlei prachtige dieren en bloemen en heerlijke vruchten, viel hun werkelijk een gelukkig levenslot ten deel. Naarmate zij ermee zouden voortgaan de aarde te onderwerpen en met hun eigen soort te vullen, zou de gehele aarde uiteindelijk een paradijs worden dat bevolkt was met volmaakte mensen, evenals Adam en Eva volmaakt waren. Wat een heerlijk vooruitzicht hadden zij!
4, 5. (a) Hoe kwam het dat onze eerste ouders in gebreke bleven het doel waarvoor God hen had geschapen, te dienen? (b) Welke regeling trof Jehovah derhalve dat zijn voornemen met betrekking tot de aarde en de mens ten uitvoer zou worden gebracht, en door bemiddeling van wie zou dit tot stand komen?
4 Het ontbrak onze eerste ouders echter aan waardering voor de vele voorzieningen die God voor hen had getroffen en zij overtraden zijn wet. God verstootte hen derhalve uit zijn gezin van zonen en veroordeelde hen ter dood. Als gevolg hiervan zijn al hun nakomelingen geboren als zondaars die aan de dood onderworpen zijn (Genesis 3:19; Romeinen 5:12). Noch onze eerste ouders, noch enigen van hun nakomelingen hebben Gods oorspronkelijke opdracht aan de menselijke familie ten uitvoer kunnen brengen. Betekent dit dat Gods voornemens met betrekking tot de aarde en de mens nooit verwezenlijkt zullen worden? Beslist niet, want Gods Woord geeft ons de verzekering dat zijn voornemens nimmer falen. — Jesaja 46:10, 11; 55:10, 11.
5 Hoe zal Gods oorspronkelijke voornemen met betrekking tot de aarde en de mens dan ten uitvoer worden gebracht? Door bemiddeling van een Zaad, zoals God in de hof van Eden had voorzegd en ook aan Abraham had beloofd. De apostel Paulus toont aan dat dit Zaad in de eerste plaats Jezus Christus is. — Genesis 3:15; 22:17, 18; Galáten 3:16, 29.
HOE GODS OORSPRONKELIJKE VOORNEMEN VERWEZENLIJKT ZAL WORDEN
6. Hoe opende God voor Adams nakomelingen de weg weer in Gods gezin hersteld te worden?
6 Hoe kon Jezus Christus ervoor zorgen dat Gods oorspronkelijke voornemen werd verwezenlijkt? In de eerste plaats door de veroordeling weg te nemen die ten gevolge van Adams opstand op de menselijke familie rustte. Jezus was hiertoe in staat omdat hij als een volmaakt mens was geboren, aangezien Jehovah God — niet Maria’s man Jozef — zijn Vader was. Door zijn offerandelijke dood aan een terechtstellingspaal bracht Jezus metterdaad tot stand dat deze veroordeling werd weggenomen. Een van de belangrijkste redenen waarom hij naar de aarde was gekomen, was dan ook om zijn leven als een losprijs te geven. Daardoor opende hij voor Adams nakomelingen de weg om in Jehovah’s goedgekeurde gezin hersteld te worden. — Matthéüs 28:20.
7. Op grond waarvan werd Jezus als een geestelijk schepsel uit de dood opgewekt?
7 Een dode Loskoper zou het mensdom evenwel niet van nut kunnen zijn. Daarom heeft Jehovah God Jezus Christus op de derde dag opgewekt en hem „levend gemaakt in de geest” (1 Petrus 3:18). Jehovah deed dit op grond van hetgeen er bij de Jordaan was gebeurd toen Jezus werd gedoopt. Door middel van zijn heilige geest had God Jezus daar als een door de geest verwekte Zoon voortgebracht. Johannes de Doper had niet alleen Gods geest in de vorm van een duif op Jezus zien neerdalen, maar hij had ook Gods stem horen zeggen: „Dit is mijn Zoon, de geliefde, die ik heb goedgekeurd.” — Matthéüs 3:16, 17; Hebreeën 10:5-10.
8. Waartoe was Jezus, behalve dat hij bij de Jordaan was „wedergeboren”, gezalfd en geordineerd?
8 Aldus werd Jezus niet alleen een geestelijke Zoon van God, maar ook de Messías, de Christus of Degene die tot koning van Gods koninkrijk was gezalfd. Ook werd hij terzelfder tijd geordineerd tot hogepriester ten behoeve van de stervende mensheid, ten einde het onvermogen dat door de zonde werd veroorzaakt, weg te nemen (Hebreeën 7:26). Verder waren de woorden van Jesaja 61:1, 2 nu op hem van toepassing: „De geest van de Heer Jehovah is op mij, omdat Jehovah mij heeft gezalfd om de zachtmoedigen goed nieuws te vertellen. Hij heeft mij gezonden om de gebrokenen van hart te verbinden, om vrijheid uit te roepen tot de gevangen genomenen en het wijde openen van de ogen zelfs tot de gevangenen.” Jezus was door de geest verwekt, „wedergeboren” of „wederom geboren” (Johannes 3:3, Willibrordvertaling; Nieuwe-Wereldvertaling). Als Gods met de geest gezalfde Zoon bleef hij tot de dood toe getrouw, ondanks alles wat Satan de Duivel trachtte te doen om Jezus ertoe te brengen zijn rechtschapenheid te verbreken. Daarom heeft God hem uit de dood opgewekt.
9. Hoe en met welk doel rustte God Jezus, wegens zijn getrouwheid tot de dood, volledig toe?
9 Daarna „heeft God hem . . . tot een superieure positie verhoogd en hem goedgunstig de naam gegeven die boven elke andere naam is” (Filippenzen 2:9-11). Honderden personen hebben ervan getuigd dat Jezus uit de doden was opgewekt. Kort voordat hij naar zijn Vader in de hemel terugkeerde, zei hij tot zijn discipelen: „Alle autoriteit [of macht] in hemel en op aarde is mij gegeven” (Matthéüs 28:18). Krachtens zijn offerandelijke dood was hij nu volledig toegerust met het recht de mensheid te herstellen, terwijl hij krachtens zijn opstanding en hemelvaart naar Gods rechterhand in de hemel, ook de macht hiertoe bezat (Lukas 22:69). Jezus Christus kan er nu dus voor zorgen dat Gods oorspronkelijke voornemen met betrekking tot de aarde en de mens wordt verwezenlijkt. Alle Messiaanse profetieën zijn dan ook op hem van toepassing. — Zie Psalm 72; Jesaja 9:6, 7; 11:1-10.
WAAROM ANDEREN „WEDERGEBOREN” WORDEN
10, 11. (a) Welk schriftuurlijke getuigenis toont aan dat Jezus metgezellen in zijn koninkrijk zal hebben? (b) Hoevelen zullen in dit voorrecht delen, en hoe weten wij dat het vermelde aantal letterlijk opgevat moet worden?
10 Zal Jezus Christus al deze dingen helemaal alleen tot stand brengen? Neen. Zullen engelen met hem in zijn regering verenigd worden? Neen. Te zamen met hem zullen een aantal personen die net als hij mensen op aarde zijn geweest, in de vervulling van die Messiaanse profetieën delen. Maar voordat zij in Christus’ Koninkrijksregering kunnen delen, moeten zij — evenals hij — eerst, terwijl zij nog op aarde zijn, „wedergeboren” worden. Jehovah’s geest die ten aanzien van hen werkzaam is, brengt hen voort als geestelijke zonen die het vooruitzicht hebben eeuwig in de hemelen te leven. Als zodanig verheugen zij zich in een speciale intieme verhouding tot God, „een geest van aanneming als zonen . . ., door welke geest [zij] uitroepen: ’Abba, Vader!’” (Romeinen 8:15) Jezus heeft zijn apostelen deze hoop herhaaldelijk voorgehouden (Lukas 22:28-30; Johannes 14:2, 3). Ook de apostelen hebben over deze hoop gesproken. — Romeinen 8:17; 1 Korinthiërs 15:52, 53; 1 Johannes 3:2.
11 Hoevelen zullen deze hemelse positie verwerven? Volgens alle schriftplaatsen die op het onderwerp betrekking hebben, zullen degenen die „wederom geboren” worden, betrekkelijk klein in aantal zijn. Dit was ook te verwachten, aangezien zij een zeer speciale prijs ontvangen, een bijzonder bevoorrechte officiële positie. Jezus zei dan ook over hen: „Vreest niet, kleine kudde, want uw Vader heeft het goedgekeurd u het koninkrijk te geven” (Lukas 12:32). Hoeveel van deze personen zullen er eigenlijk zijn? De apostel Johannes getuigt ervan dat hij 144.000 geestelijke Israëlieten heeft gezien die in hun voorhoofd werden verzegeld. Ook zegt hij dat 144.000 personen te zamen met het Lam Jezus Christus op de berg Sion staan. Dat wij dit aantal als letterlijk moeten opvatten, blijkt uit de context, waarin ook wordt gesproken over een „grote schare, die niemand tellen kon”. — Openbaring 7:3, 4, 9; 14:1, 3; 20:4, 6.
EEN VOLK VOOR ZIJN NAAM
12, 13. Wat is Jehovah’s huidige voornemen met betrekking tot deze toekomstige Koninkrijksmetgezellen?
12 Jehovah God had zich echter voorgenomen dat deze toekomstige koningen en priesters een werk zouden verrichten terwijl zij zich nog als mensen van vlees en bloed op aarde zouden bevinden. En wat is dat voor werk? Evenals Jezus werd gezalfd om „de zachtmoedigen goed nieuws te vertellen”, zijn dezen gezalfd om het goede nieuws van Gods koninkrijk te prediken (Jesaja 61:1, 2; Lukas 4:16-21; Handelingen 8:4, 12). Vandaar dat Jezus zijn eerste discipelen als afscheid de aansporing gaf „discipelen van mensen uit alle natiën [te maken], hen dopende” (Matthéüs 28:19, 20). En vlak voordat Jezus naar de hemel opsteeg, zei hij tot zijn elf getrouwe apostelen dat zij ’getuigen van hem moesten zijn tot de verst verwijderde streek der aarde’. — Handelingen 1:8.
13 Een van de belangrijkste redenen waarom God het „goede nieuws” in alle natiën laat prediken, is „om uit hen een volk voor zijn naam te nemen” (Handelingen 15:14). Aangezien Gods naam Jehovah is, staan degenen die tot dit volk behoren, bekend als getuigen van Jehovah (Jesaja 43:10-12). Dit wil niet zeggen dat deze gezalfde volgelingen van Jezus Christus de enigen zijn die het „goede nieuws” aan de zachtmoedigen moeten vertellen, ten einde mensen tot discipelen te maken en getuigenis te geven over Jehovah God. Precies zoals eertijds in Israël Jehovah’s wetten ook van toepassing waren op de inwonende vreemdelingen in hun midden, zijn de geboden die aan de geestelijke Israëlieten zijn gegeven eveneens van toepassing op hun metgezellen, de „grote schare” „andere schapen”. — Johannes 10:16; Openbaring 7:9.
14. Welke verdere verplichting rust op deze gezalfde volgelingen van Jezus Christus?
14 Ook rust op de gezalfde volgelingen van Jezus Christus de verplichting de vruchten van Gods geest voort te brengen, namelijk „liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid, zelfbeheersing” (Galáten 5:22, 23). Jezus zei dat zijn ware volgelingen herkend zouden kunnen worden aan de liefde die zij jegens elkaar ten toon spreiden (Johannes 13:34, 35). Daarom geeft de apostel Paulus hun de raad: ’Gij dient de oude persoonlijkheid, die met uw vroegere levenswandel overeenkomt en die naar haar bedrieglijke begeerten wordt verdorven, weg te doen, maar gij dient nieuw gemaakt te worden in de kracht die uw denken aandrijft, en de nieuwe persoonlijkheid aan te doen, die naar Gods wil werd geschapen in ware rechtvaardigheid en loyaliteit.’ Hoe belangrijk deze verplichting voor christenen is, blijkt uit de verdere woorden van de apostel: „Ik ben hard voor mijn lichaam en leid het als een slaaf, om niet, na tot anderen te hebben gepredikt, zelf op een of andere wijze afgekeurd te worden” (Efeziërs 4:22-24; 1 Korinthiërs 9:27). Alleen door te bewijzen dat zij zelfs tot de dood toe getrouw zijn, kunnen de gezalfden de hoop koesteren „de kroon des levens” te ontvangen. — Openbaring 2:10.
GODS OORSPRONKELIJKE VOORNEMEN NIET VERANDERD
15. (a) Welke fout met betrekking tot Gods voornemen maken veel belijdende christenen? (b) Op grond van welke hoop die de christelijke Griekse Geschriften duidelijk doen uitkomen, is men deze gedachte gaan koesteren?
15 Veel belijdende christenen maken een fout doordat zij Jehovah’s oorspronkelijke voornemen met betrekking tot de aarde en de mens negeren. Zijn Woord toont duidelijk aan wat dit voornemen was en is, en hij geeft ons de verzekering dat hij niet verandert (Genesis 1:28; Jesaja 45:18; Maleachi 3:6). De christelijke Griekse Geschriften laten echter duidelijk uitkomen dat het na de zondeval van de mensheid bekendgemaakte verdere voornemen van Jehovah inhoudt dat een beperkt aantal mensen, op basis van Jezus’ slachtoffer, wordt uitgekozen om als mederegeerders van zijn Zoon in het hemelse koninkrijk te regeren (Genesis 3:15; 2 Timótheüs 4:7, 8, 18). In het geval van al dezen is het beslist noodzakelijk dat zij, evenals Jezus Christus, eerst „wederom geboren” worden (Johannes 3:3). Gods voorziening voor redding op basis van Christus’ slachtoffer is echter niet beperkt tot degenen die een hemelse hoop hebben. Dit blijkt zelfs duidelijk uit de christelijke Griekse Geschriften.
ÉÉN REDDING, MAAR TOCH TWEE VERSCHILLENDE TOEKOMSTVERWACHTINGEN
16, 17. Welke schriftplaatsen tonen aan dat de voordelen van Christus’ slachtoffer niet beperkt zijn tot degenen die een hemelse hoop hebben?
16 Jezus leerde zijn volgelingen bidden: „Onze Vader in de hemelen, uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde” (Matthéüs 6:9, 10). Wil het mogelijk zijn dat Gods wil evenals in de hemel ook op aarde wordt gedaan, dan moeten er rechtvaardige personen op aarde leven, over wie is voorzegd: „God zelf zal bij hen zijn. En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan.” Dit kan geen betrekking hebben op de hemel, want daar is nooit sprake geweest van geschreeuw, verdriet, pijn of dood. — Openbaring 21:3, 4.
17 Dat er twee groepen mensen zijn die voordeel zullen trekken van Gods goedgunstige voorzieningen, blijkt uit de woorden van de apostel Paulus in Romeinen 8:19-21: „Want de vurige verwachting van de schepping [één groep] wacht op het openbaar worden van de zonen Gods [een andere groep]. Want de schepping werd aan ijdelheid onderworpen, niet uit eigen wil, maar door hem die haar daaraan heeft onderworpen, op basis van hoop dat ook de schepping zelf vrijgemaakt zal worden van de slavernij des verderfs en de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods zal hebben.” Uiteindelijk zullen dus allen die de voordelen zullen ondervinden van het feit dat zij geloof stellen in Christus’ slachtoffer leven genieten als zonen van God — 144.000 personen die „van de aarde zijn gekocht” om in de hemel te zijn en vele miljarden personen die zich in een aards paradijs in eeuwig leven zullen verheugen. — Openbaring 7:4, 9; 14:3; Matthéüs 25:31-34.
18, 19. (a) Waardoor wordt te kennen gegeven dat de vervulling van Gods voornemen voor de aarde en de mens nabij is? (b) Uit welke personen is Gods koninkrijk en het ’zaad van Abraham’ samengesteld? (c) Welke vragen moeten nog beschouwd worden?
18 Uit het voorgaande blijkt duidelijk dat Gods oorspronkelijke voornemen voor de aarde en de mensheid alsnog verwezenlijkt zal worden. En de vervulling van bijbelse profetieën, zoals die welke staan opgetekend in Matthéüs hoofdstuk 24, Markus hoofdstuk 13, Lukas hoofdstuk 21, 2 Timótheüs 3:1-5 en Openbaring 6:1-8, geeft te kennen dat die tijd nabij is! Als gevolg van Satans opstand en de ongehoorzaamheid van Adam en Eva, trof Jehovah er regelingen voor dat een bevoorrechte groep, die hij zal gebruiken om zijn oorspronkelijke voornemens te verwezenlijken, een hemelse beloning ontvangt. Alleen dezen worden „wederom geboren”. Te zamen met hun Heer en Meester, Jezus Christus, vormen zij het koninkrijk waar Jezus zijn volgelingen om leerde bidden. Zij vormen het ’zaad van Abraham’ waardoor „alle natiën der aarde” gezegend zullen worden. — Genesis 22:18; Galáten 3:29.
19 Wij hebben beschouwd waarom de Zoon van God en zijn Koninkrijksmetgezellen „wederom geboren” moesten worden, uit hoeveel personen laatstgenoemde groep bestaat en welke verplichtingen zij thans hebben. De volgende vragen blijven echter nog bestaan: Wat is met betrekking tot deze kwestie van „wedergeboorte” nu precies Gods aandeel en het aandeel van de mens? Hoe kan iemand weten dat Jehovah God hem heeft uitgekozen om „wederom geboren” te worden?
[Illustratie op blz. 6]
Bij zijn doop werd Jezus tot koning van Gods koninkrijk gezalfd
[Illustratie op blz. 9]
Jezus droeg zijn getrouwe volgelingen op ’getuigen van hem te zijn tot de verst verwijderde streek der aarde’
-
-
„Wederom geboren” — Het aandeel van de mens en het aandeel van GodDe Wachttoren 1982 | 15 februari
-
-
„Wederom geboren” — Het aandeel van de mens en het aandeel van God
„Een ieder die uit God is geboren, beoefent geen zonde, want Zijn wedervoortbrengend zaad blijft in zo iemand, en hij kan geen zonde beoefenen omdat hij uit God is geboren.” — 1 Johannes 3:9.
1, 2. Wat hebben wij geleerd (a) over de bestemming van geredde personen? (b) over de reden waarom Jehovah sommigen een „wedergeboorte” heeft gegeven?
IN HET voorgaande artikel hebben wij opgemerkt dat vele miljoenen belijdende christenen beweren „wedergeboren” of „wederom geboren” te zijn. Bovendien hebben wij uit de Schrift geleerd dat hoewel er slechts één redding is — gebaseerd op geloof in Christus’ loskoopoffer — er twee verschillende bestemmingen zijn waarin deze geredde groepen zich kunnen verheugen, een hemelse en een aardse bestemming.
2 Het is ons ook duidelijk geworden dat Jezus Christus na zijn doop in de Jordaan werd wedergeboren. Jehovah God liet toen heilige geest in de vorm van een duif op Jezus neerdalen, bij welke gelegenheid God Jezus als zijn door de geest verwekte Zoon erkende. Verder hebben wij gezien met welk doel Jehovah Jezus wederom geboren liet worden, namelijk, opdat hij na zijn dood en opstanding de glorierijke, machtige Koning van Gods koninkrijk kon zijn. Bovendien hebben wij geleerd dat het Jehovah’s wil is dat Jezus Christus metgezellen heeft die met hem regeren en dat ook dezen „wederom geboren” moeten worden. — Matthéüs 3:13-17; Johannes 1:12; 3:3; Hebreeën 10:5-10; Openbaring 20:6.
3. Hoe verschillen Jezus’ Koninkrijksmetgezellen van hem op het punt van hun „wedergeboorte”?
3 Hoe staat het met deze gezalfde volgelingen van Jezus Christus? Wanneer worden zij „wederom geboren”? Welke stappen moeten zij doen voordat Jehovah ten behoeve van hen optreedt en hen als geestelijke zonen voortbrengt? Jezus werd als een volmaakt mens geboren omdat God zijn Vader was. Dertig jaar later bracht zijn Vader hem als een geestelijke Zoon voort doordat hij hem „wederom geboren” liet worden. Alle nakomelingen van Adam zijn evenwel geboren zondaars, ’vervreemd en in werkelijkheid vijanden van God omdat hun geest op goddeloze werken is gericht’. Als zodanig verkeren zij niet in de positie dat Jehovah ten aanzien van hen kan handelen en hen als geestelijke zonen kan voortbrengen. — Psalm 51:5; Kolossenzen 1:21.
HET AANDEEL VAN DE MENS: ZES VOORNAAMSTE STAPPEN
4, 5. (a) Hoeveel stappen moeten toekomstige discipelen doen voordat God hen voor geestelijk zoonschap in aanmerking laat komen, en van wie worden deze stappen eveneens verlangd? (b) Wat is de eerste stap?
4 Welke stappen worden er van de zijde van toekomstige discipelen verlangd voordat Jehovah hen voor geestelijk zoonschap in aanmerking laat komen? Zij moeten zes verschillende stappen doen. Er zij echter opgemerkt dat God deze zelfde dingen verlangt van allen die ware christenen willen worden en redding willen verwerven, of zij nu uiteindelijk een hemelse of een aardse beloning zullen ontvangen.
5 Om te beginnen moeten zulke personen nauwkeurige kennis in zich opnemen over Jehovah God, hun Schepper en Levengever, en over zijn Zoon, Jezus Christus, hun Redder en Loskoper (Psalm 36:9; 100:3; Matthéüs 20:28; Romeinen 10:13-15). Jezus beklemtoonde de belangrijkheid van deze stap in het gebed dat hij tijdens de laatste avond dat hij als mens op aarde was, tot God richtte: „Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus.” — Johannes 17:3.
6. Welke tweede stap moeten zij doen?
6 Kennis op zichzelf is echter niet voldoende. Het is noodzakelijk geloof te oefenen, zoals wij lezen: „God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben.” Ja, zoals de apostel Paulus zo duidelijk aantoont, „is het zonder geloof onmogelijk [God] welgevallig te zijn”. Dit geloof brengt ons ertoe elke belofte van God als een werkelijkheid te beschouwen, als iets wat zo goed als vervuld is. Het is meer dan alleen maar geloof, want wij worden er door de discipel Jakobus aan herinnerd dat zelfs de demonen geloven en niettemin sidderen, en verder dat „geloof zonder werken dood” is. — Johannes 3:16; Hebreeën 11:1, 6; Jakobus 2:19, 26.
7. Wat is het allereerste werk dat van iemand wordt verlangd als bewijs dat hij geloof heeft?
7 Het allereerste werk dat wordt verlangd als bewijs dat iemand geloof heeft, is berouw. Ja, iemand moet berouw hebben van zijn verkeerde handelwijze en ermee ophouden moedwillig zonde te beoefenen. Toen Jezus met zijn prediking begon, zei hij: „Hebt berouw, want het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen” (Matthéüs 4:17). Wil iemand berouw hebben van zijn verkeerde handelwijze, dan moet hij er een punt achter zetten. Hij moet er veel verdriet en erge spijt van hebben, er wroeging over voelen. Ook voor allen die leven op de paradijsaarde willen verwerven, is het gebiedend noodzakelijk dit eveneens te doen, want „alle goddelozen zal [God] verdelgen”. — Psalm 145:20.
8. Welke stap moet op berouw van zonden volgen?
8 Het is echter niet voldoende om alleen maar op te houden met wat zondig is. Iemand die geloof heeft, moet de stap van bekering doen. Dit wil zeggen dat hij zich moet omkeren en in de tegenovergestelde richting vorderingen moet gaan maken. Hij moet acht slaan op de raad die Petrus aan de joden in zijn tijd gaf: „Hebt daarom berouw en keert u om, opdat uw zonden worden uitgewist.” Ja, ’doe werken die bij berouw passen’ (Handelingen 3:19; 26:20). Dat deze stap ook wordt verlangd van allen die de hoop koesteren zich in eeuwig leven op aarde te verheugen, blijkt duidelijk uit de woorden in Spreuken 2:20, 21.
9. (a) Welke twee verdere stappen worden er verlangd van deze personen, ja, van allen die volgelingen van Jezus Christus willen zijn? (b) Waarvan vormde Jezus’ doop een symbool?
9 En evenals Jezus zich bij de Jordaan aanbood om de wil van zijn Vader te doen, is de volgende stap die wordt verlangd van allen die volgelingen van Jezus Christus willen worden, ongeacht hun hoop, dat zij zich aan God aanbieden. In deze tijd houdt dit onder andere in dat zij zich aan Jehovah God opdragen, waarna zij in de voetstappen van zijn Zoon, Jezus, moeten tredena (Lukas 9:23). Verder, als zesde stap, moeten zij deze opdracht symboliseren en deze openlijk belijden door evenals in het geval van Jezus de doop te ondergaan. — Matthéüs 28:19; vergelijk Handelingen 2:41.
HET ALLERBELANGRIJKSTE AANDEEL: DAT VAN JEHOVAH
10. Uit welke illustratie blijkt dat het aandeel van de mens niet voldoende is om „wederom geboren” te kunnen worden?
10 Leiden de stappen die iemand doet door kennis te verwerven omtrent Jehovah God en Jezus Christus, geloof te oefenen, berouw te hebben, zich te bekeren, zich op te dragen en zich te laten dopen er automatisch toe dat hij „wederom geboren” wordt? Beslist niet! Net zomin als u als gevolg van uw eigen krachtsinspanningen hebt kunnen bewerken dat u in eerste instantie geboren werd, zou u als gevolg van uw eigen krachtsinspanningen „wederom geboren” kunnen worden. Evenals het voor een fysieke geboorte nodig is dat menselijke ouders een actieve rol spelen, is het voor deze geestelijke geboorte, deze „wedergeboorte”, nodig dat de goddelijke Ouder, Jehovah God, en zijn hemelse organisatie of „vrouw”, een actieve rol spelen (Jesaja 54:1, 5). Alles wat iemand die bovengenoemde stappen heeft gedaan, kan doen, is te zorgen dat hij ervoor in aanmerking komt „wederom geboren” te worden indien dat Gods wil is.
11. Indien het Gods wil is, hoe gaat hij dan iets doen ten behoeve van degenen die hun aandeel hebben gedaan?
11 Wegens de overgeërfde onvolmaaktheid van de mensheid, gaat God zelf nu iets doen ten behoeve van degenen die hij tot het hemelse koninkrijk verkiest te roepen. Daarom lezen wij: „Wij [zijn] ten gevolge van geloof rechtvaardig . . . verklaard.” Geloof waarin? Geloof in Christus’ slachtoffer, zoals wordt gezegd: „Wij [zijn] door zijn bloed rechtvaardig . . . verklaard” (Romeinen 5:1, 9). Merk op dat God en niet de persoon zelf aldus officieel verklaart dat zo iemand rechtvaardig is. Hierdoor gaat hij een positie innemen die verschilt van die van „de schepping”, de mensheid in het algemeen, die moet wachten op „het openbaar worden van de [geestelijke] zonen Gods” voordat ze [de mensheid in het algemeen] „vrijgemaakt [kan] worden van de slavernij des verderfs en de glorierijke vrijheid van de [aardse] kinderen Gods zal hebben” (Romeinen 8:19-22). Aan degenen die door God rechtvaardig worden verklaard, wordt aldus het recht op volmaakt menselijk leven toegekend. Als gevolg hiervan kan Jehovah God, via zijn geest, nu rechtstreeks ten aanzien van hen handelen. — Romeinen 8:33.
12. Met welk verschijnselen ging „wedergeboorte” in het geval van Jezus en de vroege discipelen gepaard, en waarom kwam hier een eind aan?
12 Degenen die door God rechtvaardig worden verklaard, worden nu als zijn geestelijke kinderen voortgebracht. Hoe? Door bemiddeling van zijn heilige geest of werkzame kracht, die hij ten behoeve van hen werkzaam laat worden, met als resultaat dat zij „wederom geboren” worden. In het geval van Jezus, alsook in het geval van zijn discipelen die op de dag van het pinksterfeest bijeen waren, gaf God door middel van bovennatuurlijke verschijnselen te kennen dat hij hen als geestelijke zonen had voortgebracht. Maar toen de geloofsbrieven van het ware christendom eenmaal onomstotelijk vaststonden, was er geen verdere behoefte aan zulke manifestaties, zodat deze ’werden weggedaan’. — Matthéüs 3:16; Handelingen 2:3; 10:44-48; 1 Korinthiërs 13:8-10.
13. Waar hebben het „water” en de „geest” betrekking op? (Johannes 3:5)
13 Op deze regeling voor geestelijke wedergeboorte doelde Jezus toen hij tot de joodse regeerder Nikodémus zei: „Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Indien iemand niet uit water en geest wordt geboren, kan hij het koninkrijk Gods niet binnengaan. Wat uit het vlees is geboren, is vlees, en wat uit de geest is geboren, is geest. Verwonder u niet omdat ik tot u zei: Gijlieden moet wederom geboren worden” (Johannes 3:1, 5-7). Het hier genoemde water heeft ongetwijfeld betrekking op het letterlijke water van de doop. En de geest? Op Jehovah’s heilige geest die ten aanzien van de persoon werkzaam is.
14. Waarin bestaan de „roeping” en de „verkiezing”, en met welk doel worden deze christenen gezalfd en aangesteld?
14 De Schrift spreekt over degenen die „wederom geboren” zijn, als personen die eerst zijn „geroepen”. De ’roeping’ die zij ontvangen, is een uitnodiging van God zelf om metgezellen van Jezus Christus te zijn. Degenen die gunstig op de uitnodiging reageren, worden ’uitverkoren’ (Openbaring 17:14). Zij worden een deel van de „uitverkoren” gemeente die de opdracht heeft ontvangen ’alom de voortreffelijkheden bekend te maken’ van Jehovah God (1 Petrus 2:9). Evenals Jezus worden deze „wederom geboren” christenen met Gods heilige geest gezalfd om te prediken. Wij lezen hierover: „Hij die waarborgt dat gij en wij Christus toebehoren en hij die ons heeft gezalfd, is God.” — Jesaja 61:1, 2; Lukas 4:16-21; 2 Korinthiërs 1:21.
15. Hoe legt de geest er getuigenis van af dat iemand „wederom geboren” is, en waardoor wordt die overtuiging gesterkt?
15 De apostel Paulus getuigde als volgt over deze „uitverkorenen”: „De geest zelf legt getuigenis af met onze geest dat wij Gods kinderen zijn” (Romeinen 8:16). Hoe doet Gods heilige geest dit? Door in deze christenen de hemelse hoop te planten. „Overeenkomstig [Gods] grote barmhartigheid heeft hij ons door de opstanding van Jezus Christus uit de doden een nieuwe geboorte gegeven tot een levende hoop, tot een onverderfelijke en onbesmette en onverwelkelijke erfenis. Ze is in de hemelen weggelegd voor u” (1 Petrus 1:3, 4). Wanneer deze christenen in een goede verhouding tot hun hemelse Vader blijven staan, versterkt hij, door middel van de manier waarop hij hen leidt, de overtuiging die in hen leeft dat zij inderdaad „wedergeboren” of „wederom geboren” christenen zijn.
HOE KAN IEMAND HIER ZEKER VAN ZIJN?
16. Sinds wanneer heeft de „getrouwe en beleidvolle slaaf” de nadruk gelegd op de aardse hoop, en tot welk conclusie leidt dit?
16 Degenen die in de hedendaagse tijd een aandeel hebben aan de prediking van dit goede nieuws van het Koninkrijk, hebben het vertrouwen dat Jehovah God zijn opgedragen dienstknechten leidt door middel van zijn zichtbare, door de geest verwekte organisatie, de „getrouwe en beleidvolle slaaf” (Matthéüs 24:45-47). Onder leiding van deze „slaaf”-klasse is tot omstreeks het jaar 1935 de hemelse hoop in het vooruitzicht gesteld, op de voorgrond geplaatst en beklemtoond. Toen er vervolgens ’licht opging’, waardoor duidelijk werd onthuld wat de identiteit van de „grote schare” van Openbaring 7:9 was, werd er een begin mee gemaakt de nadruk te leggen op de aardse hoop (Psalm 97:11). Het is derhalve redelijk de conclusie te trekken dat het aantal van de 144.000 tegen die tijd bijna voltallig was geworden. Natuurlijk zouden personen die ontrouw bleken te zijn, vervangen moeten worden. Maar begrijpelijkerwijs zou het hierbij slechts om betrekkelijk weinig personen gaan. En door wie zouden deze worden vervangen? Het schijnt ook redelijk te zijn de conclusie te trekken dat deze hemelse hoop naar alle waarschijnlijkheid geschonken zou worden aan sommigen die in rechtschapenheid hadden volhard en die in de loop der jaren aan hun opdracht hadden vastgehouden, in plaats dat deze hoop geschonken zou worden aan pasopgedragen personen die nog niet aan beproevingen het hoofd hadden geboden. (Vergelijk Lukas 22:28-30.) Uit voorhanden zijnde berichten blijkt evenwel dat zelfs enkele christenen die zich pas hebben opgedragen, menen „wederom geboren” te zijn.
17. Wat voor gevoelens brengen sommigen ertoe ten onrechte te menen dat God de hemelse hoop in hen heeft geplant?
17 Allen die zich in betrekkelijk recente tijd hebben opgedragen en zijn gedoopt en die menen „wederom geboren” te zijn, zouden er goed aan doen ernstig over de volgende vragen na te denken: Welke redenen hebt u om te denken dat Jehovah God deze hoop in u heeft geplant? Zou uw emotionele gevoel een overblijfsel kunnen zijn van het onjuiste geloof waaraan u vroeger vasthield toen u in Babylon de Grote was, namelijk dat de hemel de bestemming van alle goede mensen is? Of kan het zijn dat u deze gedachte bent toegedaan omdat u zich innerlijk hevig verward hebt gevoeld, dat u zich eerst tegen het idee hebt verzet maar dat het geleidelijk aan de overhand heeft gekregen? Maar heeft het de overhand gekregen omdat u dit zo wilde, misschien zelfs onbewust? Zo’n innerlijke strijd vormt op zichzelf geen bewijs dat u „wedergeboren” bent.
18. Waarom vormt waardering voor diepe geestelijke zaken op zichzelf nog geen bewijs dat iemand „wederom geboren” is?
18 Of bent u van mening dat u wegens uw grote waardering voor geestelijke dingen, wegens uw verzotheid op diepe geestelijke waarheden, door God bent uitverkoren om een van de 144.000 gezalfden te zijn? Merk dan op dat zeer velen van degenen die niet belijden „wederom geboren” te zijn, in de meest volledige zin van het woord ’geestelijke mensen’ zijn (1 Korinthiërs 2:14, 15). En er bestaat geen twijfel over de geestelijke kracht van de mannen en vrouwen des geloofs die in Hebreeën hoofdstuk 11 worden genoemd. Zij waren geen van allen „wederom geboren”. Allen zagen uit naar „een betere opstanding [tot leven onder Gods koninkrijk]” hier op aarde. — Hebreeën 11:35.
19. (a) Waarom toont een grote ijver niet noodzakelijkerwijs aan dat God iemand de hemelse hoop heeft geschonken? (b) Welke situatie schijnt te kennen te geven dat de overtuiging van sommigen die beweren de hemelse hoop te hebben, op gebrek aan bescheidenheid zou kunnen duiden?
19 Of zou het kunnen zijn dat het gevoel dat in u leeft, tot ontwikkeling is gekomen omdat u meer ijver ten toon spreidt dan sommigen van uw medechristenen? Maar dit feit zou op zichzelf niet de beslissende factor kunnen zijn, want de apostel Paulus achtte het herhaaldelijk noodzakelijk gezalfde christenen erover te onderhouden dat zij hun geestelijke verplichtingen ernstig moesten opvatten (1 Korinthiërs 11:20-22; Galáten 4:9-11). Of zou het mogelijk kunnen zijn dat u wegens gebrek aan bescheidenheid beweert tot de gezalfden te behoren? Er zijn personen die nog niet zo lang geleden hebben beweerd tot de gezalfden te behoren maar die, in plaats van de eenheid in de gemeente te bevorderen, meenden dat zij hun eigen bijbelstudiegroep moesten hebben. Rijpe „wederom geboren” christenen blijven daarentegen dicht bij de plaatselijke gemeente, ook al bestaat deze voornamelijk uit de „andere schapen” (Johannes 10:16). Of iemand „wederom geboren” is, is echter een persoonlijke kwestie tussen God en elke christen. Niemand dient een ander inzake deze kwestie te oordelen. — Romeinen 14:10.
20. Tot welke conclusies met betrekking tot „wedergeboorte” komen wij op grond van het voorgaande?
20 Tot welke conclusies komen wij op grond van al het voorgaande? Dat Jehovah God rechtvaardig, wijs en liefdevol is. Hij heeft het recht zijn met verstand begiftigde schepselen hun respectieve rol toe te wijzen — sommigen om zijn voornemen in de hemel te dienen, anderen om dit hier op aarde te doen. De hemelse prijs is niet iets wat door iemands persoonlijke keus en krachtsinspanningen verworven kan worden of op zelfzuchtige wijze kan worden begeerd. Dit voorrecht is zo uniek dat geen enkel menselijk schepsel zich in dit verband vrijheden kan veroorloven. Het is werkelijk een wonderbaarlijke onverdiende goedheid die Jehovah God ter bevordering van zijn verstandige, rechtvaardige en liefdevolle voornemens aan enkelen van zijn schepselen schenkt, maar niet als gevolg van een speciale verdienste van hun zijde. Het voorrecht „wederom geboren” te worden, is tot hen beperkt (Romeinen 3:23, 24; 11:33-36). Eeuwig leven op de paradijsaarde is ook een heel bijzonder voorrecht dat rechtvaardig gezinde personen als doel mogen nastreven (Openbaring 21:1, 3, 4). Alles is onverdiende goedheid. Niemand dient zo aanmatigend te zijn dat hij tot Jehovah zegt: „Wat hebt gij gedaan?” — Daniël 4:35.
[Voetnoten]
a Aangezien Jezus reeds een lid van een opgedragen natie was, vormde zijn komst tot Jehovah en zijn doop geen symbool van zijn opdracht, maar veeleer van het feit dat hij zich aan Jehovah aanbood om het speciale werk ter hand te nemen dat God voor hem in petto had.
[Illustratie op blz. 12]
Evenals in het geval van een fysieke geboorte, is het voor de „wedergeboorte” nodig dat de Vader en zijn hemelse „vrouw” een actieve rol spelen
[Illustratie op blz. 14]
Babylon de Grote heeft velen doen geloven dat alle goede mensen naar de hemel gaan
-