Jezus redt de wereld — Hoe?
ONDANKS de sombere kijk die vele welingelichte wereldleiders (onder wie enigen in de Verenigde Naties) op de toekomst van de mensheid hebben, verzekert de geïnspireerde Schrift ons dat God zal ingrijpen om de wereld te redden. Maar ieder van ons wil natuurlijk graag weten hoe wij daarbij betrokken zijn en ervan kunnen profiteren. Daartoe is het nodig dat wij een onderzoek instellen naar de manier waarop de bijbel het woord „wereld” gebruikt.
In de christelijke Griekse Geschriften vinden wij het woord kosmos, dat gewoonlijk met „wereld” wordt vertaald, 187 keer. Het Griekse woord heeft verschillende betekenisnuances en kan dus op verschillende manieren worden gebezigd. Inzicht in enkele van deze betekenissen kan ons helpen beter te bevatten in welke zin Jezus „de redder van de wereld” is (Joh. 4:42). Ook zullen wij dan beter toegerust zijn om te begrijpen wat er bij iemands redding betrokken is.
Vrijwel aan het begin van het Evangelie van Johannes vinden wij de volgende interessante passage: „[Jezus] was in de wereld, en de wereld is door bemiddeling van hem ontstaan, maar de wereld kende hem niet” (Joh. 1:10). Het is duidelijk dat dit vers niet spreekt over de aarde, zon, maan, planeten en sterren, die sommige mensen er ook bij rekenen als zij over „de wereld” spreken. Johannes schreef daarentegen over mensen, de wereld der mensheid in het algemeen. In die wereld werd Jezus geboren, en de mensen in het algemeen aanvaardden hem niet of leerden hem niet kennen. Toch is het eveneens waar dat „de wereld is ontstaan door bemiddeling van” Jezus. Hoe dat zo? Omdat hij, lang voordat hij een mens werd, in de hemel een medewerker van zijn Vader, Jehovah God, was geweest. Als zijn Vaders eerstgeboren Zoon had hij een aandeel gehad in het grootse werk om het eerste mensenpaar te scheppen, die de ouders waren van de gehele mensheid, met inbegrip van ons in deze tijd. — Gen. 1:26; Spr. 8:22, 30, 31; Kol. 1:15-17.
Merk voor een andere, beperktere betekenis van „wereld” eens op wat Jezus tot zijn discipelen zei over wat er bij zijn dood zou gebeuren: „Gij zult wenen en weeklagen, maar de wereld zal zich verheugen.” — Joh. 16:20.
In dit vers wordt een tegenstelling geschetst tussen Jezus’ discipelen en de „wereld”. Het woord „wereld” heeft hier kennelijk alleen betrekking op diegenen van de mensheid die van God vervreemd zijn. Op deze zelfde basis kunnen wij begrijpen wat Jezus bedoelde toen hij zei dat zijn volgelingen „geen deel van de wereld” zijn (Joh. 17:14, 16). Hoewel christenen ontegenzeglijk een deel zijn van de „wereld” der mensheid in het algemeen, mogen zij volgens Jezus’ woorden ’geen deel zijn van de wereld’ die van God is vervreemd. Zonder uit het oog te verliezen dat het aanvaarden van Jezus de centrale voorwaarde voor redding is, dienen wij te onderzoeken wat het voor ons zou kunnen inhouden „geen deel van de wereld” te zijn.
„Wat moet ik doen om gered te worden?”
„Heren, wat moet ik doen om gered te worden?”, vroeg een angstige gevangenbewaarder in de eerste eeuw, toen hij zag dat al zijn gevangenen, onder wie de apostel Paulus en diens metgezel Silas, op wonderbaarlijke wijze van hun boeien waren bevrijd. Het antwoord luidde: „Geloof in de Heer Jezus en gij zult gered worden, gij en uw huisgezin” (Hand. 16:30, 31). Wat hield dat in, ’geloven in de Heer Jezus en gered worden’? Was het slechts een kwestie van uiting geven aan geloof in Jezus en vertrouwen stellen in hem als „de redder der wereld”? Wij kunnen onderscheiden wat erbij betrokken was, wanneer wij beschouwen wat het bijbelse verslag ons vertelt over de duizenden personen die gedurende de eerste eeuw G.T. werden gered.
In het geïnspireerde boek Handelingen worden enige stappen aangegeven die van levensbelang waren voor degenen die in die tijd werden gered. Wij lezen: „Zij namen het woord met de grootste bereidwilligheid des geestes aan en onderzochten dagelijks de Schriften of deze dingen zo waren.” „Zij dan die zijn woord van harte aanvaardden, werden gedoopt . . . En zij bleven zich toeleggen op het onderwijs van de apostelen.” — Hand. 17:11; 2:41, 42.
Uit dit goddelijke verslag blijkt duidelijk dat bij hun redding het leren kennen van de waarheid uit Gods Woord, het regelmatig bestuderen van de Schrift en het toepassen daarvan in hun leven betrokken was. Zij die destijds werden gered, waren niet van mening dat een dagelijkse studie van de bijbel erop wees dat zij fanatiek of onevenwichtig waren. Hun bestudering van de bijbel bracht daarentegen een volledige verandering teweeg in hun kijk op het leven, in hun gewoonten en gebruiken. Het betekende een geheel nieuwe, bijzonder gelukkige levenswijze.
De apostel Paulus bracht dit later als volgt onder woorden: ’Gij dient de oude persoonlijkheid, die met uw vroegere levenswandel overeenkomt, weg te doen, maar nieuw gemaakt te worden in de kracht die uw denken aandrijft, en de nieuwe persoonlijkheid aan te doen, die naar Gods wil werd geschapen in ware rechtvaardigheid en loyaliteit’ (Ef. 4:22-24). Anderen zullen een verandering in het levenspatroon van de christen opmerken, zoals de apostel Petrus schreef: „Want het is voldoende dat gij in de voorbijgegane tijd de wil van de natiën hebt volbracht, toen gij u overgaaft aan daden van losbandig gedrag, wellusten, overdaad van wijn, brasserijen, drinkpartijen en onwettige afgoderijen. Omdat gij niet langer met hen deze weg bewandelt . . . staan zij vreemd te kijken en gaan zij voort schimpend over u te spreken” (1 Petr. 4:3, 4). Op deze wijze werden de vroege christenen verlost uit het slechte samenstel van dingen waarin zij leefden.
Die geredde personen moesten nog verder gaan. Zij beseften dat ’de gehele wereld in de macht ligt van de goddeloze’, Satan de Duivel, „de god van dit samenstel van dingen” (1 Joh. 5:19; 2 Kor. 4:4). Zij koesterden de wens anderen te helpen zich aan zijn heerschappij te onttrekken. Wat deden zij dus? „Zij bleven zonder ophouden elke dag in de tempel en van huis tot huis onderwijzen en het goede nieuws over de Christus, Jezus, bekendmaken.” Zij „gingen het land door en maakten het goede nieuws van het woord bekend”. „Terzelfder tijd bleef Jehovah dagelijks degenen die gered werden, aan hen toevoegen.” — Hand. 5:42; 8:4; 2:47.
’Geen deel van de wereld zijn’ betekende heel wat voor die vroege christenen. In verschillende geschiedenisboeken staat het volgende te lezen over het gedrag van vroege christenen: „Zij leidden een rustig, moreel, ja werkelijk voorbeeldig leven . . . In ieder opzicht behalve in die ene kwestie van [de patriottische afgoderij van] het wierook branden waren zij modelburgers.” „De christenen weigerden een aandeel te hebben aan bepaalde plichten van Romeinse burgers . . . Zij wilden geen politieke ambten bekleden.” „IJverige christenen verrichtten geen dienst in de krijgsmacht en aanvaardden geen politieke ambten.”
Om de reden te verklaren voor deze drastische verandering in het leven van hen die christenen werden, schreef de apostel Paulus: „Hij heeft ons bevrijd van de autoriteit der duisternis en ons overgezet in het koninkrijk van de Zoon van zijn liefde” (Kol. 1:13). Zo maken dus zowel de Schrift alsook het voorbeeld dat door de vroege christenen werd gegeven, duidelijk dat uit dit huidige samenstel van dingen gered worden betekent dat christenen zich volledig neutraal opstelden ten aanzien van politieke en militaire aangelegenheden. Jezus verklaarde: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld” (Joh. 18:36). Is dat wat u waarneemt onder de miljoenen mensen die thans beweren gered te zijn? Ziet u er wellicht de noodzaak van in de een of andere verandering in uw eigen leven aan te brengen?
De rol van Jezus in uw redding
De persoon die gered wordt, heeft een nieuwe hoop en nieuwe aspiraties. In plaats van zijn hoop te vestigen op de prestaties van dit huidige samenstel van dingen, ziet hij vol vertrouwen uit naar de verwezenlijking van wat zijn Redder, Jezus Christus, hem in het vooruitzicht heeft gesteld. Aan de hand van de bijbel ziet hij in dat de hele wereld der mensheid, als afstammelingen van de moedwillige zondaar Adam, onder de veroordeling van zonde en dood staat. Toen Adam zondigde, „verkocht” hij al zijn afstammelingen in de slavernij aan zonde en dood. — Rom. 3:23, 24; 5:12.
Jezus Christus deed echter aan de martelpaal afstand van zijn volmaakte menselijke leven en verschafte daarmee de prijs om terug te winnen wat Adam had verloren, en aldus kocht hij de mensheid los. Jezus betaalde exact de prijs die werd vereist — een volmaakt menselijk leven voor een volmaakt menselijk leven — niet meer en niet minder. Paulus verklaarde: „Want er is één God en één middelaar tussen God en de mensen, een mens, Christus Jezus, die zichzelf gegeven heeft als een overeenkomstige losprijs voor allen” (1 Tim. 2:5, 6). Dit geeft u een reden tot hoop. Indien u Jezus’ losprijs aanvaardt, kunt u worden ’vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods’ (Rom. 8:2). Aldus heeft de geredde mensheid een nieuwe hoop op leven. Het is een vooruitzicht van eeuwigdurend leven, precies zoals Adam oorspronkelijk het vooruitzicht had eeuwig in een paradijs op aarde te leven.
De schitterende voordelen van de redding door Jezus Christus vallen niemand automatisch ten deel. In Hebreeën 7:25 toont Paulus aan dat Jezus in staat is ’degenen die door bemiddeling van hem tot God naderen, te redden’. In overeenstemming hiermee moet iemand om gered te worden het verschil inzien tussen God en Christus. Zij zijn geen gelijkwaardige delen van een drieënige god, maar zij zijn afzonderlijke personen. Jehovah God is de Allerhoogste. Hij heeft de regeling getroffen dat zijn Zoon de losprijs zou verschaffen. Het is dus duidelijk dat iemand die werkelijk gered wil worden, zich dient af te scheiden van die religies van de christenheid die de valse leer verkondigen dat Jezus en God één en dezelfde zijn. Jezus zelf heeft gezegd: „Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus.” — Joh. 17:3.
Er is echter meer nodig indien u gered wilt worden. De apostel Paulus schreef: „Nadat hij [Jezus] tot volmaaktheid was gebracht, is hij voor allen die hem gehoorzamen, oorzaak geworden van eeuwige redding” (Hebr. 5:9). Die gehoorzaamheid is niet gemakkelijk in deze van God vervreemde wereld. Jezus gaf te kennen: „Ik geef u een nieuw gebod, dat gij elkaar liefhebt; net zoals ik u heb liefgehad, dat ook gij elkaar liefhebt” (Joh. 13:34). Dit betekent vanzelfsprekend dat zij die gered worden, een ander niet bestelen, geen immoreel leven leiden, elkaar niet beliegen of bedriegen. Onze eeuwige redding hangt af van gehoorzaamheid aan God in zulke dingen.
Gered voor een nieuwe ordening
Gered worden omvat nog een ander aspect, dat speciaal betrekking heeft op de huidige generatie. De Schrift wijst vooruit naar een voortijdig einde van het huidige samenstel van dingen in wat Jezus beschreef als zo’n „grote verdrukking . . . als er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, en ook niet meer zal voorkomen” (Matth. 24:21). Dit zal zijn in „de oorlog van de grote dag van God de Almachtige” (Openb. 16:14-16). Te dien tijde zal Jezus handelend optreden, niet als een groot prediker en onderwijzer, maar als Jehovah’s Koning en Rechtvaardiger. Hij zal Gods vijanden uitroeien maar zijn geredden, die volgens Openbaring 7:9 een „grote schare” zullen zijn, zal hij levend behouden. Degenen die hebben volhard en die waardig gekeurd zijn om door die „grote verdrukking” heen te worden geleid, zullen met een luide stem uitroepen: „Redding hebben wij te danken aan onze God . . . en aan het Lam” (Openb. 7:10). Zij zullen gered zijn van de vernietiging en zullen het vooruitzicht hebben op eeuwig leven in een aards paradijs. — Vergelijk Openbaring 7:16, 17; 21:1-5.
Zou u niet graag deelhebben aan die wonderbaarlijke redding? Dat kunt u, door nauwkeurige kennis te verwerven omtrent de feitelijke vereisten om gered te worden. Wanneer u dat doet, volg dan het voorbeeld van de vroege christenen na, die werden aangemoedigd om ’met vrees en beven hun eigen redding te blijven bewerken’ (Fil. 2:12). Leer meer over de wijze waarop Jezus thans redding bewerkt. Dat is niet slechts een korte, emotionele ervaring, maar een ervaring waarbij het feit betrokken is dat wij hem aanvaarden en vervolgens een nieuwe levenswijze volgen door Gods wil te doen. Zelfs als u moeilijkheden en tegenstand ontmoet wanneer u op de smalle weg naar het leven wandelt, denk dan aan de woorden van Jezus: „Wie echter heeft volhard tot het einde, die zal gered worden.” — Matth. 10:22; 7:13, 14.
[Illustratie op blz. 6]
De gevangenbewaarder uit Filippi vroeg aan Paulus: „Wat moet ik doen om gered te worden?”
[Illustratie op blz. 7]
Jezus bood „een overeenkomstige losprijs” aan