De motiverende kracht van Christus’ edelmoedigheid
WANNEER mensen zien hoe anderen positief op de behoeften van medemensen reageren, worden zij er vaak toe aangemoedigd een overeenkomstige edelmoedigheid ten toon te spreiden. Toen de eerste-eeuwse christenen in Macedonië vernamen welke ijverige krachtsinspanningen hun medegelovigen in Acháje in het werk stelden om arme christenen in Jeruzalem te helpen, werden zij ertoe bewogen eveneens aan de reliefactie deel te nemen. — 2 Kor. 9:1, 2.
Voor christenen heeft de edelmoedigheid van hun Meester, Jezus Christus echter een nog grotere motiverende kracht. De apostel Paulus wees hierop toen hij aan de Korinthiërs schreef: „Gij kent de onverdiende goedheid van onze Heer Jezus Christus, dat hij, hoewel hij rijk was, om uwentwil arm is geworden, opdat gij door zijn armoede rijk zoudt worden” (2 Kor. 8:9). Aangezien Jezus in zijn voormenselijke bestaan bij de schepping van het gehele universum met zijn Vader had samengewerkt, deelde hij in het eigendomsrecht op alle dingen, zowel de zichtbare als de onzichtbare. Bovendien bezat hij de heerlijkheid van een eniggeboren zoon. Onder al Gods engelenzonen, was hij de allerbelangrijkste. — Joh. 1:14; Kol. 1:15-18.
De Zoon heeft dit allemaal bereidwillig opgegeven om een mens te worden (Fil. 2:5-8). Zijn eerste bed was een voedertrog. Zijn moeder Maria en zijn pleegvader Jozef waren arm. Tijdens zijn gehele leven op aarde bezat hij weinig op materieel gebied. Hij zei eens tot een man die zijn discipel wilde zijn: „De vossen hebben holen en de vogels des hemels slaapplaatsen, maar de Zoon des mensen heeft geen plaats om het hoofd neer te leggen” (Luk. 9:57, 58). Niettemin toonde Jezus persoonlijk belangstelling voor degenen die in grote materiële nood verkeerden. Hij en zijn apostelen hadden een gemeenschappelijk fonds om arme Israëlieten te kunnen helpen. — Matth. 26:9-11; Mark. 14:5-7; Joh. 12:5-8; 13:29.
Wat Jezus Christus deed door naar de aarde te komen, maakte het voor zijn discipelen mogelijk grote rijkdommen te verwerven. Zij werden zonen van God, erfgenamen van een hemels koninkrijk en personen die zich niet alleen gedurende de tijd dat zij op aarde leefden, maar na hun opstanding tot in alle eeuwigheid in goddelijke zegeningen zouden verheugen (Rom. 8:17). Indien Jezus Christus niet zo edelmoedig was geweest, zouden wij in deze tijd nog steeds onder de veroordeling van zonde en dood zijn, zonder het vooruitzicht op leven. — Rom. 6:23.
Waardering voor Jezus Christus’ edelmoedigheid bevorderde een voortreffelijke geest van geven onder de vroege christenen. Er wordt ons verteld dat er kort nadat de christelijke gemeente was opgericht, „geen enkele behoeftige onder hen [was], want allen die landerijen of huizen bezaten, verkochten deze en brachten de opbrengst van de verkochte goederen mee en legden die aan de voeten van de apostelen neer. Vervolgens werd dan aan een ieder daarvan uitgedeeld naar zijn behoefte”. — Hand. 4:34, 35.
Deze regeling was vooral passend met het oog op de toen bestaande omstandigheden. Veel joden en proselieten waren in het jaar 33 G.T. naar het pinksterfeest gekomen. Zij waren destijds niet van plan langer in de stad te blijven. Nadat eerst Petrus, en later anderen, hun echter een krachtig getuigenis hadden gegeven, stelden duizenden geloof in Jezus Christus. Deze nieuwe discipelen moesten nog veel leren en hadden de aanmoediging en versterking die de apostelen hun konden geven, hard nodig. Aldus maakte de edelmoedigheid van hun medegelovigen het voor hen mogelijk langer in Jeruzalem te blijven om geestelijk opgebouwd te worden.
Deze voortreffelijke geest van edelmoedig geven werd ook door de christenen te Filippi weerspiegeld. Toen Lydia een discipelin van Jezus Christus werd, zei ze tot Paulus en zijn metgezellen: „Indien gijlieden van oordeel zijt dat ik getrouw ben aan Jehovah, komt dan in mijn huis en blijft er.” Paulus’ reisgenoot Lukas voegt hieraan toe: „Zij dwong ons er gewoon toe.” — Hand. 16:15.
Toen Paulus later elders werkte, zonden de christenen te Filippi hem bijdragen om hem te ondersteunen bij het bevorderen van het „goede nieuws”. Wij lezen in zijn brief aan de Filippenzen: „Toen ik uit Macedonië vertrok, [nam] geen enkele gemeente met mij [deel] aan de aangelegenheid van het geven en ontvangen, dan gij alleen, want zelfs in Thessaloníka hebt gij mij zowel een eerste als een tweede maal iets voor mijn behoefte gezonden” (Fil. 4:15, 16). Toen Paulus deze woorden schreef, bevond hij zich in Rome in verzekerde bewaring. De Filippenzen waren hem wederom te hulp gekomen. Zij hadden niet alleen een bijdrage gestuurd, maar hadden ook een getrouwe broeder, Epafrodítus, opgedragen dienst voor de apostel te verrichten. Dit betekende dat Epafrodítus zowel overzee als over land een reis van ruim zestienhonderd kilometer moest maken. Hij gaf zich op zo’n zelfopofferende wijze ten behoeve van zijn geliefde broeder Paulus dat hij ernstig ziek werd. Gelukkig herstelde hij evenwel. — Fil. 2:25-27; 4:18.
Zegeningen als gevolg van edelmoedigheid
Behalve de Filippenzen begonnen in de eerste eeuw ook andere christenen het hoogste geluk te smaken dat uit geven voortspruit (Hand. 20:35). Zij bezaten de innerlijke vreugde die uit het helpen van anderen voortvloeit. Ook heeft het in de ogen van Jehovah God veel waarde wanneer iemand van harte geestelijke en materiële hulp geeft. De Allerhoogste beschouwt dit als een aanvaardbaar slachtoffer. Merk de woorden in Hebreeën 13:15, 16 op: „Laten wij door bemiddeling van hem God altijd een slachtoffer van lof brengen, namelijk de vrucht der lippen die zijn naam in het openbaar bekendmaken. Vergeet bovendien niet goed te doen en anderen met u te laten delen, want zulke slachtoffers zijn God welgevallig.”
Jezus Christus gaf de verzekering dat zijn hemelse Vader edelmoedigheid niet over het hoofd zou zien. Hij zei: „Als gij . . . gaven van barmhartigheid schenkt, laat dan uw linkerhand niet weten wat uw rechter doet, opdat uw gaven van barmhartigheid in het verborgene mogen zijn; dan zal uw Vader, die in het verborgene toeziet, het u vergelden” (Matth. 6:3, 4). De Zoon van God werd er rijkelijk voor beloond dat hij zich ter wille van de mensheid van al zijn rijkdommen ontdeed en arm werd. De apostel Paulus schreef hierover: „God [heeft] hem ook tot een superieure positie verhoogd en hem goedgunstig de naam gegeven die boven elke andere naam is, zodat in de naam van Jezus iedere knie zich zou buigen . . . en elke tong openlijk zou erkennen dat Jezus Christus Heer is, tot de heerlijkheid van God, de Vader” (Fil. 2:9-11). Gods Zoon werd er als gevolg van zijn bijzonder grote mate van edelmoedigheid niet slechter op. Dit zal ook met geen van zijn discipelen gebeuren. Zelfs thans kunnen vele duizenden ervan getuigen dat hun edelmoedigheid heel erg is gezegend.
Christelijke edelmoedigheid in deze tijd
Er valt onder Jehovah’s dienstknechten in deze tijd een oprecht verlangen waar te nemen de edelmoedigheid van Jezus Christus na te volgen. Velen geven onzelfzuchtig van hun tijd, energie en geldmiddelen om mensen thuis op te zoeken ten einde hun het vertroostende „goede nieuws” uit de Schrift te brengen. De kosten in verband met het onderhoud en de instandhouding van hun vergaderplaatsen worden door hun vrijwillige bijdragen gedragen. Zowel op persoonlijk als op gemeentelijk niveau reageren zij edelmoedig door hulp te verschaffen aan personen die in materieel opzicht behoeftig zijn (Jak. 1:27). In tijden van algemene rampspoed hebben waarnemers verbaasd opgemerkt hoe snel Jehovah’s Getuigen hulpmaatregelen treffen.
Het komt vaak voor dat mensen vragen hoe zij tot de bevordering van het werk dat over de gehele aarde door Jehovah’s Getuigen wordt verricht, kunnen bijdragen. Behalve dat zij de plaatselijke gemeente kunnen steunen in haar krachtsinspanningen het „goede nieuws” bekend te maken, kunnen zij hun bijdragen ook rechtstreeks aan de Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania overmaken. In Nederland maken Getuigen hun bijdragen aan het bijkantoor in Amsterdam, Voorburgstraat 250, over, in België aan het bijkantoor in Brussel (Kraainem), Potaardestraat 60 en in Suriname aan het bijkantoor in Paramaribo, Wicherstraat 8-10, Box 49.
In een aantal landen bestaat er nog een andere mogelijkheid om ’Jehovah met onze waardevolle dingen te eren’, hetgeen de gever geestelijk tot voordeel strekt (Spr. 3:9, 10). Over de gehele wereld tracht het Wachttorengenootschap zijn bedrijfsruimten en uitrusting voor het drukken en uitgeven van het „goede nieuws” door middel van bijbels en bijbelverklarende lectuur, met inbegrip van tijdschriften, te moderniseren. Er zijn in dit opzicht reeds enkele vorderingen gemaakt, zoals onze lezers ongetwijfeld hebben opgemerkt. Moderne drukpersen, zoals bijvoorbeeld voor offsetdruk, zijn echter erg duur, en de mate waarin wij onze bedrijfsruimten zullen kunnen verbeteren, zal afhangen van de geldmiddelen die ons gedurende de volgende paar jaar ter beschikking staan.
Met het oog hierop is er in de landen waar een nieuwe drukkerij wordt gebouwd, een speciale regeling ingesteld voor het verstrekken van leningen. Door middel hiervan kunnen degenen die hier belangstelling voor hebben, geld bij het Wachttorengenootschap deponeren, zodat het Genootschap deze geldmiddelen kan benutten om het expansieprogramma te financieren. Na een aantal jaren zal het Genootschap de lening in haar geheel terugbetalen. In Nederland, waar ook zo’n drukkerijproject aan de gang is, kunt u van het plaatselijke bijkantoor van het Wachttorengenootschap alle details verkrijgen. Het geven van algehele steun aan zulke bouwprojecten heeft Gods volk altijd veel vreugde geschonken, zowel in bijbelse tijden als in deze tijd. — Ex. 36:4, 5, 7; 1 Kron. 29:9.
Het voorbeeld van Christus’ edelmoedigheid heeft thans, evenals in het verleden, beslist een sterke motiverende kracht. Omdat honderdduizenden een diepe waardering hebben voor datgene wat de Almachtige door bemiddeling van zijn Zoon voor hen heeft gedaan, blijven zij ermee voortgaan het „goede nieuws” wijd en zijd bekend te maken. Ervaart u persoonlijk de vreugde die eruit voortspruit wanneer u aan deze uiterst belangrijke activiteit deelneemt? Moge u in uw geval de vervulling ervaren van de woorden die de apostel Paulus tot de Filippenzen richtte: „God zal op zijn beurt volledig in al uw behoeften voorzien naar de mate van zijn rijkdom in heerlijkheid, door bemiddeling van Christus Jezus.” — Fil. 4:19.