-
De redding van onze God waarderenDe Wachttoren 1973 | 15 november
-
-
dan is het nu wel, opdat wij werkelijk in vriendschap met de God van redding mogen wandelen — dwars door de „grote verdrukking” heen en tot in de eeuwige zegeningen die in het verschiet liggen. — Luk. 13:24.
-
-
Komt u ervoor in aanmerking in de gemeente verantwoordelijkheid te dragen?De Wachttoren 1973 | 15 november
-
-
Komt u ervoor in aanmerking in de gemeente verantwoordelijkheid te dragen?
HOE denkt u over het dragen van verantwoordelijkheid? In de wereld trachten veel mensen zich eraan te onttrekken of eraan te ontkomen omdat verantwoordelijkheid met taken en verplichtingen gepaard gaat. Anderen trachten eerzuchtig verantwoordelijkheid naar zich toe te trekken, in de hoop daardoor aanzien, macht en autoriteit over anderen te verkrijgen en zich met bepaalde voorrechten te begunstigen.
In de christelijke gemeente is voor geen van deze houdingen plaats (Matth. 20:25-27; 1 Petr. 5:2, 3). Toch is er behoefte aan mannen die bereid zijn verantwoordelijkheid op zich te nemen. Zij moeten echter een geheel andere houding ten opzichte van verantwoordelijkheid bezitten dan vele wereldse personen. Zij moeten verantwoordelijkheid ’trachten te verkrijgen’, ja, maar met het verlangen anderen te dienen — in de eerste plaats God en vervolgens hun naaste, vooral degenen die deel uitmaken van de gemeente. Zij doen er terecht moeite voor God te eren en zijn naam — niet hun eigen naam — op de voorgrond te plaatsen en gerespecteerd te doen worden. — 1 Tim. 3:1; Gal. 6:10; Spr. 8:13.
In de vroege christelijke gemeenten van de eerste eeuw werden mannen in verantwoordelijke posities aangesteld, hetzij als „ouderlingen” (Grieks, presbuteroi) of als „dienaren in de bediening” (diakonoi) (Tit. 1:5; Fil. 1:1, NW, Engelse uitgave van 1971). Ouderlingen moesten in geestelijk opzicht toezicht uitoefenen over de gemeente en als ’herders’ van Gods kudde dienst verrichten (Hand. 20:28). Zij werden hierin bijgestaan door dienaren in de bediening, die voor „noodzakelijke aangelegenheden” zorg droegen welke niet rechtstreeks met geestelijk opzicht verband hielden. — Hand. 6:1-6.
Of deze mannen nu dienst verrichten als een ouderling of als een dienaar in de bediening, zij dienen als Gods Zoon te zijn die de zwaarste verantwoordelijkheid op zich nam welke een mens ooit heeft gedragen en die desondanks „niet gekomen [was] om gediend te worden, maar om te dienen” (Mark. 10:45). Hun juiste houding zou vergeleken kunnen worden met die van een man die, als hij iemand ontmoet die een bepaalde plaats probeert te vinden, zegt: ’Gaat u maar met mij mee. Ik zal u laten zien hoe u daar kunt komen.’ Of zij zullen als degene zijn die, wanneer hij een ander zware lasten ziet dragen, zegt: ’Laat mij u helpen met uw last.’ Hebt u die geest?
SCHRIFTUURLIJKE VEREISTEN WAARAAN VOLDAAN MOET WORDEN
Het verlangen om te dienen, is echter
-