De plaats die de evangelieprediking in de ware aanbidding inneemt
„Uw geloof dient niet te steunen op menselijke filosofie maar op de kracht van God.” — 1 KORINTHIËRS 2:5, THE JERUSALEM BIBLE.
1. (a) Wegens welke activiteit staan Jehovah’s Getuigen over de gehele wereld bekend? (b) Hoe belangrijk is deze activiteit?
JEHOVAH’S GETUIGEN staan internationaal bekend als evangeliepredikers, dat wil zeggen, als boodschappers van goed nieuws. De Engelse socioloog J. A. Beckford merkte dit op in Social Compass van januari 1977: „De Getuigen behoren tot de ijverigste en meest energieke evangeliepredikers en proselietenmakers in de hedendaagse wereld.” Hij voegde hieraan toe: „Dit is een duidelijke, ofschoon vaak over het hoofd geziene oorzaak van de groei van de Wachttorenbeweging.” Maar zijn de Koninkrijksprediking en het maken van discipelen werkzaamheden die Jehovah welgevallig zijn? De geschiedenis en de hedendaagse feiten antwoorden Ja! De evangelieprediking, de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk, vormt de ruggegraat van het christendom. Ze vormt zowel in het verleden als thans het kenmerk van Gods volk.
2. Wat wordt door de Koninkrijksprediking tot stand gebracht?
2 Wat wordt door de Koninkrijksprediking tot stand gebracht? Onder andere wordt iemand erdoor in staat gesteld op een zichtbare wijze liefde en waardering voor de Almachtige God en Zijn menselijke schepping ten toon te spreiden (Matth. 22:37-39). En bovenal worden door de evangelieprediking Jehovah’s ongeëvenaarde wijsheid en opmerkelijke kracht aan anderen bekendgemaakt. — Hand. 1:8; 4:33; Ef. 3:10.
Het goede nieuws is van Jehovah afkomstig en geniet zijn steun
3. (a) Waarom kan Jehovah een Evangelieprediker worden genoemd? (b) Wie staat centraal in het goede nieuws, en wat was zijn opdracht?
3 Jehovah was de eerste Evangelieprediker of Brenger van goed nieuws. In zijn eerste profetie werd het goede nieuws bekendgemaakt dat de onvolmaakte mensheid door middel van een beloofd „zaad” bevrijd zou worden (Gen. 3:15). Later voorzei God door bemiddeling van Jesaja als zijn profetische woordvoerder dat de Messías, Jezus Christus, die het belangrijkste lid van het „zaad” was, „de zachtmoedigen goed nieuws [zou] vertellen” (Jes. 61:1). Jehovah had dus het voornemen opgevat dat Christus een prediker van goed nieuws — een evangelieprediker — zou zijn.
4, 5. Hoe zijn engelen als evangeliepredikers opgetreden?
4 Jehovah heeft ook anderen de opdracht gegeven het goede nieuws bekend te maken. Machtige geestelijke schepselen, engelen, hebben aan dit door God goedgekeurde werk deelgenomen. Het is interessant dat het woord „engel” zowel in het Hebreeuws als het Grieks letterlijk „boodschapper” betekent, en het woord „evangelist” is van twee Griekse woorden afgeleid die „goed” en „engel” (of „boodschapper”) betekenen. Gods engel heeft bijvoorbeeld „het goede nieuws vooraf aan Abraham bekendgemaakt” (Gal. 3:8; Gen. 22:15-18). Dat goede nieuws hield in dat het beloofde „zaad” een nakomeling van Abraham zou zijn en dat alle natiën zich stellig door bemiddeling van dat „zaad” zouden zegenen (Gen. 12:2, 3). Twintig eeuwen later maakte de engel Gabriël, die als een evangelist dienst verrichtte, aan Zacharías de komende geboorte van Johannes de Doper bekend met de woorden: „Ik werd uitgezonden om met u te spreken en u het goede nieuws van deze dingen bekend te maken.” Johannes de Doper bereidde de weg voor het voornaamste lid van Abrahams „zaad”, Jezus Christus. — Luk. 1:19.
5 Gabriël trad verder als een evangelist op toen hij aan Maria verscheen om haar de blijde tijding over de komende geboorte van Jezus te vertellen (Luk. 1:26-38). Maanden later werden herders verrast door een engel-evangelist die verklaarde: „Vreest niet, want ziet! ik maak u goed nieuws bekend omtrent een grote vreugde, die heel het volk ten deel zal vallen.” Daarna verscheen er bij deze engel een menigte van geestelijke schepselen die deze boodschap van goed nieuws bevestigden (Luk. 2:8-14). Dat Gods kracht achter het via engelen bekendgemaakte goede nieuws stond, werd niet alleen op buitengewone wijze getoond door de geboorte van zijn Zoon, maar trad gedurende de gehele eerste-eeuwse geschiedenis van de christelijke gemeente duidelijk aan het licht. Een engel bevrijdde de gevangengezette apostelen en gebood hun: „Blijft . . . tot het volk spreken” (Hand. 5:20). Engelen gaven leiding om geïnteresseerde personen op te sporen en Gods dienstknechten te helpen (Hand. 8:26; 10:3; 12:7-11). En de apostel Johannes, die door inspiratie gebeurtenissen „in de dag des Heren” beschreef, zag ’een engel in het midden van de hemel vliegen die eeuwig goed nieuws had bekend te maken’ — en die in werkelijkheid toezicht uitoefent op de wereldomvattende verbreiding van de Koninkrijksboodschap door Jehovah’s aardse dienstknechten. — Openb. 1:10; 14:6.
Christus’ toewijzing: Predik het evangelie!
6. (a) Welke fundament heeft Jezus voor de bekendmaking van het goede nieuws gelegd? (b) Hoe zorgde Jezus ervoor dat het evangelisatiewerk na zijn dood voortgang zou vinden?
6 Hoe kwam het dat de vroege christelijke gemeente zo moedig en dynamisch was in het geven van getuigenis? Doordat Christus, de Stichter, Gods wijsheid en kracht gebruikte om op zichzelf als fundament een krachtige organisatie van evangeliepredikers te bouwen. Christus heeft dit op twee manieren gedaan. In de eerste plaats kweet hij zich van zijn eigen toewijzing om „de zachtmoedigen goed nieuws te vertellen” (Jes. 61:1). En in de tweede plaats heeft hij zijn twaalf intieme metgezellen en vervolgens zeventig anderen persoonlijk opgeleid om te prediken. Aldus stichtte Christus een solide kern van predikers die het evangelisatiewerk na zijn dood konden voortzetten. — Matth. 10:5-42; Luk. 10:1-16.
7. Hoe verschilt Gods wijsheid met betrekking tot de wijze waarop het goede nieuws tot de mensen moet worden gebracht, van menselijke wijsheid?
7 Jezus was een zeer actieve Koninkrijksprediker. Hij begon ijverig te evangeliseren omdat hij wist dat de mensen op de hoogte gebracht moesten worden van het goede nieuws van Gods koninkrijk — de nieuwe hemelse regering die blijvende vrede op aarde zal brengen en alle oorzaken van verdriet zal verwijderen. Nadat hij op een evangelisatiereis verschillende steden en dorpen had bezocht en had gezien in welke bedroevende geestelijke toestand de mensen zich bevonden, zei hij derhalve tot zijn discipelen: „Ja, de oogst is groot, maar er zijn weinig werkers. Smeekt daarom de Meester van de oogst dat hij werkers in zijn oogst uitzendt” (Matth. 9:37, 38). Jezus begon dit verzoek snel in te willigen. Een van de eerste opdrachten die hij zijn apostelen gaf, luidde: „Predikt op uw tocht en zegt: ’Het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.’” ’Predik tot mensen’ was zijn leuze. Menselijke wijsheid zou misschien hebben voorgeschreven dat de gekwelde mensheid het beste verlichting geschonken zou moeten worden door voor de uitvoering van een sociaal program een ambtenarenapparaat op te zetten of door een ondergrondse revolutionaire raad op te richten om de gewenste hervorming tot stand te brengen, maar Christus bracht Gods wijsheid tot uitdrukking door eenvoudig te zeggen: „Predikt op uw tocht.” — Matth. 10:7.
8. Hoe reageerde Christus toen zijn discipelen van hun prediking terugkeerden, en waarom?
8 Na deze instructies gegeven te hebben, sprak Jezus tot anderen en gaf hij hun de opdracht ook evangelisatiewerk te verrichten. Toen deze predikers terugkwamen met het bericht dat zij succes hadden gehad, was Jezus overgelukkig en zei hij: „Ik loof u in het openbaar, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat gij deze dingen voor wijzen en intellectuelen zorgvuldig hebt verborgen en ze aan kleine kinderen hebt geopenbaard” (Luk. 10:21). Die „kleine kinderen” waren Christus’ volwassen discipelen, en de evangelieprediking vormde hun werktuig om de van God afkomstige waarheid aan anderen bekend te maken. Het ware christendom werd derhalve niet door menselijke filosofie of macht stevig bevestigd, maar door goddelijke wijsheid en kracht zoals die door de Koninkrijksprediking tot uitdrukking werden gebracht.
Alle discipelen predikten het evangelie
9. Vermeld enkele uitspraken van geschiedschrijvers waaruit blijkt dat de Koninkrijksprediking de grondslag van het vroege christendom vormde.
9 Indien de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk de grondslag van het christendom is, moeten alle vroege christenen evangeliepredikers zijn geweest. Waren zij dit ook? Ja! antwoordt de geschiedenis. Merk op wat de volgende verwijswerken over de eerste-eeuwse christenen vermelden:
„In die dagen waren alle christenen zonder uitzondering ’zendelingen’.” — History of Western Civilization.
„Deze eerste zendingsactiviteit toont aan dat de aanvankelijke groep zendelingen beslist niet tot de Apostelen was beperkt. In plaats daarvan was de gehele christelijke gemeenschap er collectief bij betrokken.” — New Catholic Encyclopedia.
„Van elke christen wordt verwacht dat hij ernaar verlangt getuigenis af te leggen van zijn geloof en dat hij overeenkomstig zijn geloof zal leven.” — Encyclopedia Americana.
10. (a) Wanneer werd de christelijke gemeente een organisatie van evangeliepredikers? (b) Welke wonderbare gave schonk God vroege christenen, en met welk doel?
10 Helemaal vanaf het ogenblik dat de christelijke gemeente in 33 G.T. ontstond, was ze een organisatie van evangeliepredikers. De ongeveer 120 discipelen die haar eerste lidmaten werden, lieten geen tijd verloren gaan en werden onmiddellijk Koninkrijkspredikers. Volgens de gewijde geschiedenis „werden [zij] allen met heilige geest vervuld en begonnen . . . te spreken”. U gelieve op te merken dat allen, en niet slechts sommigen, „over de grote daden van God” begonnen te spreken (Hand. 2:4, 11). Dit was een bewijs dat die ontvankelijke aanbidders door Gods kracht en wijsheid het verbazingwekkende vermogen ontvingen om getuigenis te geven in talen die zij nooit op school hadden geleerd. De christelijke gemeente werd door middel van een wonder op het fundament van de bekendmaking van het goede nieuws gegrondvest.
11. Hoe beklemtoonde Petrus dat alle christenen predikers moesten zijn?
11 Later op die dag bracht Petrus Joëls profetie van toepassing op de pasopgerichte christelijke gemeente: „’En in de laatste dagen’, zegt God, ’zal ik wat van mijn geest uitstorten op alle soorten van vlees, en uw zonen en uw dochters zullen profeteren en uw jongemannen zullen visioenen zien en uw oude mannen zullen dromen dromen; en zelfs op mijn slaven en op mijn slavinnen zal ik in die dagen wat van mijn geest uitstorten, en zij zullen profeteren’” (Hand. 2:17, 18; Joël 2:28, 29). Alle christenen, zonder uitzondering, moesten evangeliepredikers zijn. Mannen, vrouwen en zelfs jongeren zouden zich actief bezighouden met profeteren; zij zouden met andere woorden zo tot overvloeiens toe vervuld zijn van Gods boodschap van goed nieuws, dat zij erover zouden spreken en die zouden bekendmaken.
De evangelieprediking houdt een waarschuwing in
12. (a) Waarom vormt de boodschap van Gods koninkrijk niet voor iedereen goed nieuws?
12 De boodschap van Gods koninkrijk vormt niet voor iedereen goed nieuws, want ze houdt een waarschuwing van vernietiging in. Wil het goede nieuws blijvend nut afwerpen, dan moeten het huidige corrupte samenstel en alle ondersteuners ervan verdwijnen (Spr. 21:18). Oprechte aanbidders van Jehovah kunnen deze aarde niet in een paradijs veranderen wanneer achtergebleven restanten van goddeloosheid de schoonheid ervan bederven. Degene van wie het goede nieuws afkomstig is en die erachter staat, heeft het gebod gegeven niet alleen ’het jaar van goede wil uit te roepen’, maar ook ’de dag der wraak van de zijde van onze God’ bekend te maken (Jes. 61:2). In overeenstemming hiermee bevat de boodschap van een van de in Openbaring genoemde engelen de volgende woorden: „Vreest God en geeft hem heerlijkheid, want het uur van het oordeel door hem is gekomen.” — Openb. 14:7.
13. (a) Welke houding legden de vroege christenen ten opzichte van de evangelieprediking aan de dag? (b) Toon aan de hand van een schriftplaats aan dat de vroege christenen een gevoel van dringendheid bezaten.
13 Met een gevoel van dringendheid verbreidden de eerste-eeuwse christenen het goede nieuws zo snel mogelijk. De vroege christenen waren ook herkenbaar aan dit kenmerk van het goede nieuws. In de Encyclopaedia Britannica wordt opgemerkt: „De christelijke verwachting van de eindtijd bestond nooit eenvoudig in een passieve hunkering naar het komende Koninkrijk Gods” maar „werd in plaats daarvan tot uitdrukking gebracht in een ongelooflijke activering en verhoging van krachtsinspanningen om de wereld op de terugkeer van Christus en het komende Koninkrijk voor te bereiden.” De gemeenten werden geregeld over de nabijheid van het einde en de noodzaak dat zij gereed moesten zijn, vermaand. De apostelen beseften dat een evangelieprediking waar haast achter zat, een noodzakelijk onderdeel van het christendom vormde, wilden alle mensen bereikt kunnen worden voordat Gods dag van wraak zou komen. Dit had tot resultaat dat het christendom zich snel verbreidde. — Rom. 10:13, 14; 1 Thess. 5:2, 6; 2 Petr. 3:11-14.
14, 15. Hoe heeft de evangelisatieijver invloed uitgeoefend op de geschiedenis?
14 Ook al werd de duidelijke klank van de Koninkrijksboodschap na de eerste eeuw gesmoord en verdraaid, toch bleef de verwachting van het einde een sterke kracht. Zo werd de vijftiende-eeuwse expeditie van Columbus naar het westelijk halfrond volgens sommige geschiedschrijvers gedeeltelijk beïnvloed door het geloof dat India snel met het goede nieuws bereikt moest worden voordat Christus kon terugkeren. Latere verhuizingen van bevolkingsgroepen, zoals de zeventiende-eeuwse emigratie van de puriteinen, de achttiende-eeuwse emigratie van de baptisten, de quakers en de methodisten naar Amerika en de achttiende- en negentiende-eeuwse Duitse emigratie naar Rusland en Palestina, werden door overeenkomstige zienswijzen ingegeven.
15 Kan er derhalve worden gezegd dat het evangelisatiewerk waarmee Jezus Christus een begin heeft gemaakt, verstrekkende gevolgen op lange termijn heeft gehad? De geschiedenis antwoordt Ja. Hoewel de evangelisatieijver niet altijd in de banen werd geleid die Christus had voorgeschreven, heeft het evangelie toch een zeer belangrijk stempel op de wereld gedrukt. De Encyclopaedia Britannica besluit haar samenvatting over „christendom” met de volgende verklaring: „Het christendom is de geestelijke kracht die de menselijke geschiedenis sterker heeft beïnvloed en misschien grondiger heeft veranderd dan welke andere factor maar ook.”
De hedendaagse evangelieprediking
16. (a) Welke conclusie kan er worden getrokken ten aanzien van de eerste-eeuwse christenen? (b) Welke vraag over het hedendaagse getuigeniswerk zou er gesteld kunnen worden?
16 Een onderzoek van deze gewijde en wereldlijke geschiedkundige berichten leidt tot één belangrijke conclusie: Alle eerste-eeuwse christenen waren evangeliepredikers. Om een christen te zijn en te blijven, moest men geregeld prediken. Is dit in deze tijd echter een primitieve, onsympathieke manier van aanbidding geworden die niet aanslaat bij de moderne mens? Misschien volgens de denkwijze van de mens, maar niet volgens Gods denkwijze. — Spr. 16:25; Jer. 8:9.
17. Hoe hebben Jehovah’s Getuigen de evangelieprediking als waar kenmerk van het christendom, hersteld?
17 De hedendaagse geschiedenis van Jehovah’s Getuigen toont aan dat zij de zuivere, heldere klank van de boodschap van het goede nieuws van het Koninkrijk volledig hebben hersteld. Gehoorzaam aan Christus’ gebod houden zij zich druk bezig met het uitgebreidste evangelisatiewerk dat ooit is verricht. Voordat het einde van dit samenstel komt, moet er een wereldomvattend getuigenis worden gegeven (Matth. 24:14). Gedurende de afgelopen honderd jaar is dit het belangrijkste doel van Jehovah’s Getuigen geweest. In de eerste uitgave van The Watchtower, destijds Zion’s Watch Tower and Herald of Christ’s Presence genoemd, werd het doel van het tijdschrift als volgt onder woorden gebracht:
„Dit is het eerste nummer van de eerste jaargang van ’Zion’s Watch Tower’, en het zal op zijn plaats zijn het doel van de publikatie ervan te vermelden. Dat wij ’in de laatste dagen’ leven . . . en wij willen dat het ’huisgezin des geloofs’ volledig wakker is voor dat feit.” — Juli 1879.
Later, in 1884, organiseerden Jehovah’s Getuigen als genootschap van evangeliepredikers zich tot een corporatie. Het doel ervan werd in artikel twee van het charter als volgt uiteengezet:
„Het doel waarvoor de corporatie is gevormd, is de verbreiding van bijbelse waarheden in verschillende talen door middel van de publikatie van traktaten, pamfletten, bladen en andere religieuze documenten en via alle andere wettelijke middelen.”
Hebben deze instrumenten hun aangekondigde doel gediend? De geschiedenis antwoordt Ja.
18. Hoe heeft het evangelisatiewerk van Jehovah’s Getuigen de aandacht van de wereld getrokken?
18 Het evangelisatiewerk van Jehovah’s Getuigen heeft de aandacht van de wereld getrokken. In de nieuwsmedia, de hoogste rechtbanken en geschiedenisboeken is er aandacht aan geschonken en melding van gemaakt. De oplage van De Wachttoren is vanaf de eerste uitgave ervan, toen er maandelijks 6000 exemplaren in één taal werden gedrukt, opgelopen tot de huidige druk van 10.050.000 exemplaren in 102 talen. Hierdoor is De Wachttoren het religieuze tijdschrift met de grootste oplage ter wereld geworden. Sinds de negentiende eeuw is er ook een opmerkelijke groei geweest in het aantal uren dat aan het evangelisatiewerk werd besteed, aangezien er toen slechts enkele duizenden uren per jaar aan het predikingswerk werden besteed en dit uitgegroeid is tot meer dan 384 miljoen uren in 1982; in datzelfde jaar werden ook 286 miljoen stuks lectuur verspreid, terwijl meer dan anderhalf miljoen huisgezinnen in 205 landen en gebieden gratis bijbelonderricht ontvingen. Dit alles is tot stand gebracht door een betrekkelijk klein aantal mensen: 2.477.608 in 1982.
19. (a) Aan wie schrijven Jehovah’s Getuigen het succes van hun wereldomvattende evangelisatiewerk toe? (b) Indien u een evangelieprediker bent, wat dient u volgens Matthéüs 10:7 dan te doen?
19 Schrijven Jehovah’s Getuigen dit verbazingwekkende bericht aan hun eigen intellectuele bekwaamheden en kracht toe? Neen. Alle eer komt toe aan onze wijze en machtige God, Jehovah, de eerste Evangelieprediker. Wat zult u dus doen? Als u ziet welke plaats de evangelieprediking in de ware aanbidding inneemt en u Jehovah oprecht wilt behagen, trek er dan geregeld, elke week, op uit om te evangeliseren. Daardoor gehoorzaamt u het gebod dat Jezus heeft gegeven: „PREDIKT OP UW TOCHT”! — Matth. 10:7.
Kunt u de volgende vragen beantwoorden?
□ Hoe is de bekendmaking van het goede nieuws niet alleen van Jehovah afkomstig maar geeft hij er ook zijn steun aan?
□ Welk aandeel hebben engelen aan de bekendmaking van goed nieuws gehad?
□ In het verrichten van welk werk ging Jezus Christus geheel op?
□ Waarom kan er worden gezegd dat men, om een ware christen te zijn, een evangelieprediker moet zijn?
□ Welke verwachting bleef sterk leven onder degenen die volgelingen van Christus beleden te zijn?
□ Hoe geven Jehovah’s Getuigen in deze tijd er blijk van ware evangelisten te zijn?
[Illustratie op blz. 17]
Hemelse en aardse evangeliepredikers werken samen bij de prediking van het goede nieuws